MAANDAG 30 DECEMBER 1946. 123 Interpellatie van den lieer A. van Dijk inzake beleid (Jongeleen e.a.) Gem. Huisvestingsbureau. de laatsten het huis Zeemanlaan 6 te laten deelen met Mej. Verhoogh zijn mislukt. Er zal dus eventueel tot vordering moeten worden overgegaan. Mej. Verhoogh zal er zich dan vermoedelijk op beroepen, dat de vordering ten behoeve van de fam. de Keuning geschiedt en onrechtmatig is. Het Vorderingsbesluit Woonruimte laat m.i. echter voldoende ruimte voor de stelling, dat de vordering niet ten onrechte geschiedt. Voor Mej. Verhoogh (geb. 18-3-1911) zal zeker woonruimte beschikbaar gesteld kunnen worden. Vermits zoowel de fam. Zwartjes als de fam. Kallenberg zeer slecht behuisd zijn en deze gevallen dringend om een oplossing vragen, geef ik mitsdien in overweging het perceel Zeemanlaan 6 te vorderen. De Chef v/h Gem. Bureau voor Huisvesting, (w.g.) R. Ensingh". De gedachte, dat hiermede een gelukkige oplossing was gevonden, bleek niet in overeenstemming met de wer kelijkheid te zijn. Het Gemeentelijk Huisvestingsbureau rapporteerde voorts: „In aansluiting aan het rapport d.d. 4 December 1946, wordt medegedeeld, dat Mej. Verhoogh medegedeeld is, dat zij het huis Zeemanlaan 6 dient te verlaten, terwijl zij voor onderdak is verwezen naar de fam. Leyes, Lorentz- kade 15, die haar eenige kamers diende af te staan. Mej. Verhoogh deelde heden desgevraagd telephonisch mede, dat zij deze kamers niet kon aanvaarden, omdat er geen stookgelegenheid was. Het huis Lorentzkade 15 wordt centraal verwarmd, maar de fam. Leyes heeft niet genoeg brandstof voor verwarming van het geheele perceel. Voorts deelde Mej. Verhoogh mede, dat er niets van de ontruiming kon komen in verband met haar gezondheids toestand. Zij heeft een ernstige vorm van struma, zoo zegt zij, en deze kwaal verergert zich door de emoties van het oogenblik. Dr van Es, haar huisarts, was bereid inlich tingen te vertrekken, aldus Mej. Verhoogh. Dezerzijds is nog heden met spoed om advies gevraagd bij den Directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen en Gezondheidsdienst. Het is echter te verwachten, dat deze inlichtingen nog even op zich zullen laten wachten. Om op alle mogelijkheden voorbereid te zijn is voorts dezerzijds een ander huis, n.l. de Sitterlaan 48 gereserveerd ter oplossing van de kwestie Zwartjes-Kallenberg. Voor laatstgenoemd huis, waarvan gemeld wordt, dat het spoedig beschikbaar zal komen, alhoewel de juiste datum nog niet bekend is, zijn evenwel ook enkele aanvragen van urgente gevallen. Het lijkt mij gewenscht, het perceel de Sitterlaan 48 te blijven reserveeren. Zoodra het leeg komt, zal nader worden gerapporteerd". Het advies van den Directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst inzake mej. Verhoogh nu luidde: „Verzoeke niet tot ontruiming over te gaan. Zoo noodig kan wel inkwartiering plaats vinden". Men ziet hieruit de moeilijkheden, waarvoor het Gemeen telijk Huisvestingsbureau, niet alleen in de quaestie-Zwartjes, maar telkens staat. Nu staat het Gemeentelijk Huisvestings bureau op het standpunt, dat het de rapporten van den Gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst heeft te aanvaarden. Spreker deelt dit standpunt volkomen: het zou naar zijn oordeel, en ook naar dat van den heer Ensingh, niet juist zijn de rapporten van den Gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst naast zich neer te leggen, al wordt dit wel eens wat moeilijk in verband met de verschillende beslissingen, die het Gemeentelijk Huis vestingsbureau moet nemen. Het geval van der Meel, door den heer A. van Dijk genoemd dateert van December 1944, dus uit den bezettingstijd, Wanneer men echter thans, na de bevrijding, vergelijkingen gaat maken met den toestand van December 1944, dan moet men toch wel zeer ernstig rekening houden met het feit, dat sindsdien de omstandigheden en de toestanden zeer sterk gewijzigd zijn. De heer A. van Dijk zegt, dat dit juist de reden is, waarom hij deze vraag gesteld heeft. De heer Jongeleen acht het buitengewoon prettig, wanneer de heer A. van Dijk daarmede rekening houdt, maar dan zal hij toch moeten toegeven dat het Nederlandsche volk in Interpellatie van den heer A. van Dijk inzake beleid (Jongeleen) Gem. Huisvestingsbureau. 1944 in een geheel anderen toestand verkeerde dan thans. In de eerste plaats heerschte toen groote voedselschaarschte ook het Gemeentelijk Huisvestingsbureau had te kampen met het feit, dat het slechts zeer weinig ambtenaren ter beschikking had, terwijl de ambtenaren, die aanwezig waren, niet een volledige dagtaak konden verrichten juist ook in verband met die voedselschaarschte. Nu het geval-van der Meel zelf. Na het bombardement van December 1944 kwamen op het Gemeentelijk Huisvestingsbureau honderden aan vragen om huisvesting tegelijk binnen zoowel van gebom- bardeerden als van menschen, die in die buurt woonden en bevreesd waren voor een bombardement op het station. Het Gemeentelijk Huisvestingsbureau werd toen voor ont zettende moeilijkheden geplaatst. Er is toen ook een aan vrage ingekomen van den heer van der Meel; die had zich inmiddels bij familie in Oegstgeest onderdak kunnen brengen, zij het op onbeholpen wijze; spreker geeft dat direct toe en neemt dit onmiddellijk aan. Toen van der Meel vernam, dat een kennis van hem wel was geholpen door het Gemeentelijk Huisvestingsbureau, is hij daar gaan oppijpen. Spreker heeft dat geval persoonlijk onderzocht en heeft met den heer van der Meel gesproken; Leo van der Meel beeft spreker toen persoonlijk in het bijzijn van zijn vader medegedeeld, dat zij weliswaar geruimen tijd gewacht hadden, maar dat hij, en dat was de conclusie, niet de minste critiek had op den heer Ensingh; deze had hem uitstekend en zeer snel geholpen. Waarom werd nu het gezin-Jansen wèl geholpen, vóór den heer van der Meel! Het gezin-Jansen bestaande uit man, vrouw en twee kinderen woonde in een beroeps pension op twee kamers voor 70.per maand, zonder pension. Het echtpaar en de twee kinderen sliepen op één kamer. Over den huurprijs-ontstonden regelmatig quaesties, hetgeen den verhuurder aanleiding gaf hem op te zeggen. De heer Jansen slaagde in September 1946 erin van den heer van Iterson een huis in de Hartmanstraat te huren, waartoe het Gemeentelijk Huisvestingsbureau toestemming verleende. Nu kan men critiek hebben op het feit, dat de heer Jansen is geholpen en de heer van der Meel niet, maar het Gemeen telijk Huisvestingsbureau staat telkens voor deze beslissingen telkens moet het Gemeentelijk Huisvestingsbureau zich afvragen, welk geval het nu zal laten vóórgaan. Het Gemeen telijk Huisvestingsbureau heeft gemeend in dit geval den heer Jansen te moeten laten vóórgaan en hem dit huis aan de Hartmanstraat toe te wijzen. Het geval van het perceel aan de Lokhorststraat dateert van begin 1945. De heer Ensingh heeft toegegeven, dat hier inderdaad door het Gemeentelijk Huisvestingsbureau een fout is gemaakt. Deze woning was gevorderd; er schijnt een fout gemaakt te zijnhoe weet spreker niet, maar er wer den vele woningen gevorderd in verband met het onder brengen van bombardementsslachtoffers uit Leiden en 's-Gravenhage. Er zijn honderden woningen gevorderd en daarbij is één fout gemaakt, n.l. dat men het pand Lokhorststraat 21 vorderde en drie maanden heeft laten leegstaan. Indien de gemeente in dit geval den eigenaar niet had schadeloos gesteld, zou er reden voor de vraag van den heer A. van Dijk zijn geweest; zij heeft nu blijk gegeven haar fout te willen erkennen. Wie nooit een fout maakt, heeft het recht in dezen critiek te oefenen. Spreker komt thans tot hetgeen aan het Levendaal is geschied. Op een gegeven oogenblik kwamen twee dames op het Gemeentelijk Huisvestingsbureau, die verzochten in aan merking te mogen komen voor de kamers van het bewuste pandomdat de dames niet bij het bureau stonden ingeschre ven heeft een der ambtenaren haar een formulier ter invulling gegeven; dit formulier is nooit bij het Gemeentelijk Huis vestingsbureau ingeleverd. Daarna is nog een verzoek om toewijzing van de kamers ingekomen. Het Gemeentelijk Huisvestingsbureau wist echter niet, op welk tijdstip de deurwaarder zou overgaan tot de uitzetting van het gezin. Had hij het Gemeentelijk Huisvestingsbureau telefonisch gewaarschuwd, dan had de heer Ensingh hem zeer zeker een advies gegeven. Het is spreker niet bekend, waarom de deurwaarder het heeft nagelaten. Natuur lijk kan men, de zaak omdraaiende, ook zeggen: de heer Ensingh, vermoedende, dat de uitzetting zou volgen, had zich tot den rechtskundige kunnen wenden. Men gaat dan echter van de gedachte uit, dat het Gemeen telijk Huisvestingsbureau over voldoende woonruimte be schikt, hetgeen niet het geval is. Bovendien zou het Gemeen telijk Huisvestingsbureau, had het op dat moment een woning beschikbaar gehad, voor andere moeilijkheden hebben gestaan doordat het met den Ver huur dersbond de afspraak heeft gemaakt, dat het er niet toe zal medewerken, dat gezinnen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 5