MAANDAG 23 DECEMBER 1946. Ill Aanschaffing draaibank voor H.B.S. met 5-j. c.e.a. (van der Kwaak e.a.) Afdeeling Financiën een staat van alle schade aanwezig is; spreker weet dit echter niet zeker. Het College zal zich moeten beraden over de vraag, op welke wijze de gegevens ter kennis van de Raadsleden kunnen worden gebracht. Naar spreker meent, bestaat er geen bezwaar tegen, den leden t. z. t. een globaal overzicht van de schade te verstrekken. De heer Kortmann vraagt, of de H.B.S. geen gebruik kan maken van de draaibank van het Gymnasium, welke niet permanent in gebruik zal zijn; de scholen liggen in eikaars onmiddellijke nabijheid. Het argument van den Wethouder, dat de H. B.S. vroeger altijd zelf een draaibank heeft gehad, heeft dan uiteraard geen beteekenis meer. Voor het argument, dat het bedrijfsleven in dezen voorgaat, is ook naar sprekers oordeel wel iets te zeggen. De heer van Schaik heeft, toen hij het verzoek van den directeur der H.B.S. onder de oogen kreeg, ook de vraag gesteld, of men zich niet kon behelpen met een andere draai bank, die niet den geheelen dag in gebruik is, b.v. die van het Gymnasium. De directeur heeft evenwel geantwoord, dit reeds te hebben geprobeerd, maar daarbij op allerlei moeilijk heden te zijn gestuit, doordat de uren, gedurende welke de amanuensis der H.B.S. ter beschikking is, niet overeenkomen met den tijd van den amanuensis van het Gymnasium, zoodat er van de reparaties met behulp van deze draaibank weinig of niets terecht is gekomen. Spreker heeft daarom gemeend, dat aan het verzoek van den directeur behoort te worden voldaan. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aan genomen met 26 tegen 8 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Vos, Riedel, van Schaik, van der Kwaak, Jongeleen, Hendriks, Menken, mevrouw Vijlbrief, de heeren Goslings, Key, Knetsch, Stolp, Woudstra, Knuttel, mevrouw Braggaar, de heeren Schüller, Robbers, mevrouw de Cler, de heeren Knol, Piena, van Iterson, Ligtvoet, Balke- stein, Ouwerkerk, van Weizen en Cats. Tegen stemmen: de heeren Wilmer, Kortmann, Perquin, Frohwein, van Oijen, A. van Dijk, Aalders en Lombert. (De heer Riemens was tijdens deze stemming tijdelijk afwezig.) IX. Voorstel inzake het aanbrengen van straatverlichting in de Morsclistraat. (191) De heer Riedel zegt, dat men in de Morschstraat, die 200 m lang is, met vier lampen kan volstaan, indien men om de 50 m een lamp aanbrengt. Spreker verzoekt het College te doen nagaan, of de lamp, welke op den hoek van de Morsch straat en de Steenstraat is aangebracht, de vierde lamp kan vervangen. Men moet de verlichting niet overdrijven. De heer van der Kwaak dankt den heer Riedel voor diens wenk en zal naar de mogeüjkheid van deze besparing infor- meeren. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. X. Voorstel inzake het beschikbaar stellen van gelden ten behoeve van de herstelling van de Huigbrug. (205) XI. Voorstel inzake het aankoopen van 1°. het perceel grond aan de Waardgraeht, kad. bekend Gemeente Leiden, sectie C, No. 376; 2°. het perceel Weverstraat No. 40, kad. bekend Gemeente Leiden, Sectie C, No. 1018. (192) XII. Voorstel inzake het aankoopen van het perceel Lange- gracht No. 204, kad. bekend Gemeente Leiden, Sectie B, No. 659. (193) XIII. Voorstel inzake het opnieuw verhuren van eenige perceelen grond en water langs den Haarlemmertrckvaartweg en het Poelmeer aan G. WTillems, te Oegstgeest. (194) XIV. Voorstel inzake het opnieuw machtigen van Burge meester en Wethouders tot het verhuren van gemeente eigendommen voor reclamedoeleinden. (195) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen X tot en met XIV besloten. Wijziging gemeentebegrooting 1944; e.a. (Knol e.a.) XV. Voorstel tot het wijzigen van enkele posten van de gemeentebegrooting, dienst 1944. (196) De heer Knol zou gaarne willen vernemen, waarom de (hoogere) ontvangst van 54.603.50 wordt overgebracht naar den post voor „Onvoorziene Uitgaven". De heer van der Kwaak zegt, dat het hierbij gaat om een zuiver administratieven maatregel. De post voor „Onvoor ziene Uitgaven" van de begrooting 1944 nadert (op papier) zijn einde en moet (op papier) worden aangevuld, waarom is voorgesteld den meevaller van 54.603.50 op dezen post te brengen om twee nieuwe, tusschentijdsche uitgaven te kunnen financieren. Spreker wenscht hierbij het volgende op te merken. Bij de samenstelling van de begrooting blijkt herhaaldelijk, dat deze en dergelijke posten voor sommigen een onduide lijkheid bevat. Enkele leden, die de vorige week in de Lees kamer op zulk een onduidelijkheid stuitten, hebben den Wethouder of de afdeeling Financiën per telefoon opheldering gevraagd. Spreker geeft den leden in overweging dit ook te doen, wanneer zij in de komende maanden dergelijke posten veelvuldig in de ter inzage gelegde stukken aantreffen en daarbij op onduidelijkheden stuiten. Er is op de afdeeling Financiën altijd wel een ambtenaar aanwezig, die de noodige opheldering kan geven. De heer Knuttel meent, dat het duidelijker zou zijn geweest, indien in de zinsnede „met welk bedrag de post voor „Onvoor ziene Uitgaven" moet worden verhoogd" in plaats van „moet" het woord „kan" was gebruikt. De heer van der Kwaak erkent dit. Het heeft ook spreker verbaasd, dat het woord „moet" is gebruikt; het was in het geheel niet noodig. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVI. Voorstel inzake het beleggen van kasgelden in 1947. (197) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. XVII. Voorstel inzake het aangaan van kasgcldleeningen gedurende het eerste kwartaal van 1947. (198) De heer Stolp vraagt naar aanleiding van de zinsnede „met inachtneming van de voorgeschreven maximum rente normen", voorkomende in Ing. Stuk No. 198, of er ver schillende rentenormen zijn en waarom de gemeente Leiden de maximum rentenormen moet betalen. De heer van der Kwaak antwoordt, dat de gemeente Leiden in dezen geen uitzondering maakt. Het is op het oogenblik zeer moeilijk kasgeld te krijgen. De gemeente betaalt de wettelijke rentenormen voor kort geld, t.w. voor driemaandsgeld IJ voor halfjaarsgeld l5/8 en voor éénjaarsgeld l7/8 Het is zeer de vraag, of deze rentenormen gehandhaafd zullen kunnen worden. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVIII. Voorstel inzake het vernieuwen van den onder en bovenbouw van twee ovens van de koolgasstokerij der Gasfabriek. (199) XIX. Voorstel inzake het opdragen aan Burgemeester en Wethouders van de uitoefening van de rechten der gemeente Leiden als aandeelhoudster der N.V. Maatschappij tot levering van electrische energie „Lugdunum". (200) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XVIII en XIX van Burgemeester en Wethouders besloten. XX. Voorstel tot het verleenen van een bijdrage aan de N.V. tot Keuring van Electrotechnische Materialen te Arnhem (K.E.M.A.). (201) De heer Aalders vraagt, of de gebouwen van de K.E.M.A. tegen molest waren verzekerd, waardoor de mogelijkheid zou bestaan, dat de gemeente Leiden van het voorgestelde bedrag t.z.t. iets terugkrijgt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 3