64
huurder is opgezegd, terwijl de huur in elk geval zal eindigen
op 1 Mei 1956, zonder dat eenige opzegging daartoe wordt
vereischt en verder onder de overgelegde voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 183. Leiden, 18 November 1946.
Ingevolge besluit van ons College dd. 17 Mei 1945 (Ingek.
Stukken No. 39), uitoefenende de bevoegdheden van den
Gemeenteraad, werd de exploitatie van de buffetten van de
Stadsgehoorzaal bij verlenging verpacht aan W. F. van
Ingen Schenau Jr., alhier; de verpachting liep van 1 Mei 1945
af tot wederopzeggens, doch uiterlijk tot 1 Mei 1946, tegen
een pachtsom van 2.400.per jaar. Van 1 Mei 1934 af is de
pacht steeds verlengd tegen een pachtsom van 2.400.
per jaar; daarvoor bedroeg deze ƒ3.500.per jaar.
De heer van Ingen Schenau Jr. verzocht de exploitatie
te mogen voortzetten. Met hem zijn besprekingen gevoerd
over een verhooging van de pachtsom, die, in verband met
het intensieve gebruik van de Stadsgehoorzaal na de bevrijding,
naar onze meening gemotiveerd en gewenscht voorkwam.
Overeenstemming is met hem bereikt over een verhooging
van de pachtsom van 1 Mei 1946 af tot 3.000.per jaar,
waarmede naar onze meening genoegen kan worden genomen.
Het Directoraat-Generaal van de Prijzen gaat eveneens
accoord met een verhooging van de pachtsom met 600.
per jaar, derhalve tot 3.000.per jaar.
De indiening van het voorstel tot verlenging van de
pacht met van Ingen Schenau is tot onzen spijt vertraagd
door het voeren van onderhandelingen inzake de verhooging
van de pachtsom en door het aanvragen daarop van de goed
keuring aan het Directoraat-Generaal van de Prijzen, welke
goedkeuring eerst op 3 October 1946 werd ontvangen. Op den
gang van zaken heeft een en ander echter geen invloed gehad,
aangezien de maximum pachtsom toch wordt bepaald ingevolge
de prijsvoorschriften en het houden van een openbare in
schrijving mede met het oog daarop thans praktisch geen
zin heeft.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering, in overeenstemming
met het advies van de Commissie van Fabricage en onder
verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken
in overweging de exploitatie van de buffetten van de Stads
gehoorzaal wederom te verpachten aan W. F. van Ingen
Schenau Jr. te Leiden, van 1 Mei 1946 af tot 1 Mei 1947,
tegen eei«pachtsom van ƒ3.000.per jaar en verder onder
de bestaande voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 184. Leiden, 18 November 1946.
Op verzoek van het Directoraat-Generaal van de Prijzen
werd, ten behoeve van den Opsporingsdienst, bij besluit van
ons College van 15 Januari 1946 af, van maand tot maand,
„ingebruik gegeven" de verdieping van het perceel Pieters
kerkhof No. 4a, tegen een vergoeding van 25.per week,
of 1.300.per jaar.
Met het oog op de belangen van de gemeente is deze
„ingebruikgeving" door ons College als van tijdelijken aard
beschouwd; een permanente verhuring bij een huurover
eenkomst heeft dan ook dezerzijds niet in de bedoeling gelegen.
Ons College heeft van een en ander mededeeling gedaan
aan den heer Directeur-Generaal van den Rijksgebouwendienst
bij schrijven van 31 Mei 1946.
Bij brief van 23 September j.l. deelde het Ministerie van
Openbare Werken en Wederopbouw ons College echter mede,
dat het Rijk, op grond van de Comptabiliteitswet 1927,
een schriftelijke huurovereenkomst noodzakelijk acht.
Hiertegen bestaat bij ons College geen overwegend bezwaar,
aangezien het" tijdelijk karakter van de verhuring in de te
sluiten huurovereenkomst is vastgelegd.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering, in overeenstemming
met het advies van de Commissie van Fabricage en onder
verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken,
in overweging de verdieping van het perceel Pieterskerkhof
No. 4a te verhuren aan den Directeur-Generaal van den
Rijksgebouwendienst, handelende voor het Rijk, van 16
Januari 1946 tot en met 31 December 1946, tegen een huur
prijs van 1.300.per jaar, met bepaling, dat de huur
daarna zal worden geacht telkens tegen denzelfden huurprijs
en onder dezelfde voorwaarden te zijn verlengd voor den
tijd van één maand, indien zij niet tenminste een maand
te voren door ons College of den huurder schriftelijk is op
gezegd en verder onder de overgelegde voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden,
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.
f