72 WOENSDAG 11 SEPTEMBER 1946. Herstel van de Paterbrug; e.a. (Knol e.a.) De heer Knol zegt, dat het ook hij dit voorstel gaat om het principe, hetwelk hij de verdeeling van de kosten over tien jaar wordt toegepast. In de cameralistiek is het tot nu toe niet de gewoonte geweest de posten te verdeelen; men krijgt daardoor een verschuiving van de lasten naar de toekomst. Het principe kan, mits algemeen doorgevoerd, misschien als juist worden aanvaard. Nu het voor den eersten keer is toegepast, is het niet juist; het volgend jaar zal hetzelfde gebeuren, indien men weer twee motorrijwielen noodig heeft en dan worden de lasten, vergeleken hij vroeger ongelijkmatig verdeeld. En zoo gaat het bij alle soortgelijke posten. Men kent nu eenmaal, ofschoon sommige deskundigen op dit gebied zich daarmede hebben bezig gehouden in het algemeen niet een balans van een publiekrechtelijk lichaam, zooals de ge meente. Het verdeelen van posten als hier genoemd houdt echter in de samenstelling van een zoodanige balans. Spreker zag gaarne de vraag beantwoord, of het hier een nieuw principe geldt. Dat het voorstel reeds in Mei 1946 is gedaan gelijk de Voorzitter bij agendapunt 26 zei doet weinig ter zake; ten hoogste is het principe dan in Mei ver anderd De heer van Iterson drukt er eveneens zijn spijt over uit, dat dit voorstel den Baad heeft bereikt op het oogenblik, dat de Paterbrug reeds is hersteld. De Voorzitter antwoordt den heer Knol, dat het hier geen nieuw principe geldt. Men plaatst den post op den kapitaal- dienst en schrijft in vijf jaar af. De heer Knol constateert, dat een nieuw principe wordt toegepast. De Voorzitter zegt, dat de gevolgen hetzelfde zijn. De heer Knol meent, dat er dus sprake is van een nieuw principe, of dit een juiste is, is weer een geheel andere kwestie. De Voorzitter betoogt, dat het bij uitgaven als deze altijd gebruikelijk is geweest, zoodat het absoluut geen nieuw principe is. Het is een kapitaalpost, dien men verdeelt. Men kan het opnemen in een geldleening, maar ook in den kapitaal- dienst en er dan elk jaar een gedeelte van terugbrengen. De heer Jongeleen zegt, dat men, zoodra de bezettende macht was verdwenen, een zeer sterken aandrang op het ge meentebestuur heeft geoefend om de oorlogsschade zoo snel mogelijk te herstellen. Drie van de vier vernielde bruggen (Morschpoortsbrug, van Disselbrug en Valkbrug) zijn hersteld, maar de vierde (Paterbrug) kon niet aanstonds worden her steld in verband met de omstandigheid, dat de Doelenkazerne voor de interneering van politieke delinquenten werd gebruikt. Het besluit tot herstel van deze brug werd genomen, toen er nog geen gemeenteraad was; toen van militaire zijde verlof tot herstel van de brug werd gegeven, ontstond een misver stand bij den dienst van Gemeentewerken, die meende, dat een beslissing van den Baad niet noodig was. Men leefde in de veronderstelling rustig te kunnen doorgaan, toen de goed keuring van Gedeputeerde Staten kwam. Het is spreker opge vallen, dat het voorstel ook nu nog de goedkeuring van den Baad behoeft. Spreker, die er met den betrokken directeur over heeft gesproken, verklaart, dat een feit als dit zich niet zoo snel zal herhalen, omdat ook spreker van oordeel is, dat, indien een voorstel de beslissing van den Baad behoeft, de Baad zijn sanctie behoort te hebben verleend, voordat het werk wordt aangevangen. Het spijt spreker, dat de zaak dezen loop heeft genomen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXVIII. Voorstel tot het beschikbaar stellen van gelden ten behoeve van straataanleg op een terrein bezuiden de Tomaten- straat. (136) De heer Schüller verzoekt het College de mogelijkheid van doortrekking van de Tomatenstraat tot den Lammenschans- weg en van den Lammenschansweg zelf tijdig onder de oogen te zien. De materiaalpositie zal uiteraard niet toelaten direct tot deze doortrekking over te gaan. Er is verbetering gekomen, maar het blijft een wijk, die van den grooten verkeersweg is afgesloten. Het zou zeer aan te bevelen zijn, indien het College t.z.t. met de spoorwegen overleg pleegde omtrent het maken van een overweg daar ter plaatse. Straataanleg bezuiden de Tomatenstraat; e.a. (Hendriks e.a.) De heer Hendriks ondersteunt ten sterkste de suggestie van den heer Schüller om met de spoorwegen overleg te plegen. Spreker meent, dat ook de bewoners van de Professorenwijk hebben verzocht daar ter plaatse een spoorwegovergang te maken, maar nul op het request hebben gekregen. Waar het als een zaak van belang wordt beschouwd, zou het College misschien eenigen aandrang op de spoorwegen kunnen uitoefenen. De heer Jongeleen zou, kreeg de gemeente op het oogenblik toestemming tot het maken van een spoorwegovergang, het denkbeeld om den Lammenschansweg te verlengen moeten afwijzen, omdat het gemeentebestuur naar alle waarschijn lijkheid geen verlof van den Dienst van den Wederopbouw zou krijgen om het verlengde van den Lammenschansweg te be straten. Beeds in 1944 heeft het gemeentebestuur met de spoorwegen besprekingen gevoerd over het maken van een spoorweg overgang daar ter plaatse. Het is mogelijk daartoe over te gaan, maar dit zal de gemeente een zeer groote som gelds kosten. De spoorwegen zijn bereid het werk uit te voeren, maar de gemeente zal het geheel moeten betalen, evenals de kosten van de bewaking 6.000.per jaar). Waarschijnlijk zal de Dienst van den Wederopbouw, gelet op de materiaal- positie, geen toestemming geven tot uitvoering van dit werk, waarvan spreker thans de kosten op 50.000.schat. Men kan dezen overgang noodig achten en men zou het ook prettig vinden, indien hij nu reeds bestond, maar thans is er geen groote aandrang om tot het maken er van over te gaan. Het is dan ook verstandig, mede gelet op de gemeentefinanciën, nog eenig geduld te hebben. Spreker vertrouwt, dat de prijzen langzamerhand zullen dalen en men over een of twee jaar met een kleiner bedrag zal kunnen volstaan. Spreker wenscht geen verwachtingen te wekken ten aan zien van de Professorenwijk, maar indien er een spoorweg overgang wordt gemaakt, zal deze alleen komen in het ver lengde van den Lammenschansweg aan den kant van de Kas tanjekade. Wel is waar is een weg geprojecteerd aan den andere kant van de trambaan, maar men moet wachten op den aanleg van den Provincialen weg bij de Lammenschans- brug. Aan den wensch van de bewoners der Professorenwijk kan dus niet worden voldaan, omdat de overgang nu maar aan één zijde van de trambaan zou komen en in de toekomst aan beide zijden daarvan moet worden gemaakt. Indien men echter binnen een paar jaar tot het maken van een overgang komt, zal het alleen zijn in het verlengde van den Lammen schansweg aan de zijde van de Kastanjekade. Het is de be doeling, dat de tram haar geheel vrije baan behoudt. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXIX. Voorstel inzake het vaststellen van een partieel uitbreidingsplan „Industrieterrein Trekvliet". (137) De Voorzitter deelt mede, dat in artikel 5, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de ontwerp-verordening sub II b, in plaats van „artikel 3" dient te worden gelezen „artikel 4". De heer Schüller stelt op grond van de stukken vast, dat vóór de tervisielegging van het uitbreidingsplan op 15 Februari 1946 de toenmalige raadsleden daaromtrent waren voorgelicht. Blijkbaar was de Baad toen van meening, dat het vraagstuk op de voorgestelde wijze moest worden opgelost. Ware spreker toen lid van den Baad geweest, hij zou niet hebben nagelaten zijn bezwaren daartegen te uiten. Spreker is n.l. van oordeel, dat het zoowel op hygiënische als op stede- bouwkundige gronden geen aanbeveling verdient, dit plan te aanvaarden. Na te hebben herinnerd aan hetgeen het College in het Ingekomen Stuk No. 50 van 25 Mei 1946 aan den Baad heeft medegedeeld, constateert spreker, dat, terwijl het College zeven maanden noodig had voor de voorbereiding van de behandeling in den Baad van een ontwerp, dat 15 Februari 1946 gereed was, Burgemeester en Wethouders den Baad slechts drie dagen vóór den fatalen termijn van 15 September in de gelegenheid stellen een beslissing te nemen. Deze gang van zaken kan, gezien de belangrijkheid van het onderwerp, allerminst bevredigend worden genoemd. Spreker geeft daarom het College zeer ernstig in overweging in den vervolge bij belangrijke aangelegenheden als deze den raadsleden meer tijd voor de bestudeering van de stukken te geven en den Baad niet, gelijk nu, voor een voldongen feit te plaatsen. In de Ingekomen Stukken Nos. 50 en 137 (resp. van 25 Mei en 3 September 1946) voert het College geen enkel argument

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 6