WOENSDAG 11 SEPTEMBER 1946.
71
Benoeming plaatsvervangende leden der Commissiëne.a.
(Mevrouw de Cler e.a.)
Mevrouw de Cler verklaart de benoeming in beraad te
houden.
XX. Benoeming van vijf plaatsvervangende leden dier
Commissiën.
De heer D. J. van Dijk vestigt de aandacht op de heeren
Goslings en Ligt voet.
De heer Woudstra noemt den heer Robbers.
De heer Wilmer beveelt den heer A. van Dijk aan.
De heer van Weizen stelt den heer Smit candidaat.
Worden benoemd: de heeren L. Robbers en A. van Dijk,
ieder met algemeene (35) stemmen; de heeren clr J. Goslings
en C. D. Ligtvoet, ieder met 29 stemmende heer li7. F. Smit
met 25 stemmen.
De heeren Robbers, A. van Dijk, Goslings, Ligtvoet en
Smit verklaren de benoeming aan te nemen.
XXI. Benoeming van drie leden van den Raad van Beheer
van de Sportstichting, uit de leden van den Raad.
De heer D. J. van Dijk beveelt den heer Goslings aan.
De heer Woudstra beveelt den heer Robbers aan.
De heer Wilmer stelt den heer Kortmann candidaat.
Worden benoemd: de heer H. M. J. W. J. Kortmann met
algemeene (35) stemmen; de heeren dr J. Goslings en L.
Robbers, ieder met 32 stemmen; de heer J. Cats verkreeg 1
stem.
De heeren Goslings en Robbers verklaren de benoeming
aan te nemen.-
De Voorzitter dankt de leden van de beide stembureaux
voor de genomen moeite.
XXII. Verdeeling van den Raad in Sectiën.
Bij loting vindt de volgende verdeeling plaats
Sectie I: Mevrouw de Cler, de heeren D. J. van Dijk,
Goslings, Hendriks, Knol, Lombert, Ouwerkerk, Robbers,
Schüller, Mevrouw Vijlbrief en de heer Woudstra.
Sectie II: de heeren Aalders, Balkestein, Mevrouw Brag-
gaar, de heeren van Iterson, Keij, Knetsch, Kortmann,
Perquin, Smit, Vos en Wilmer.
Sectie IIIde heeren Cats, A. van Dijk, Frohwein, Knuttel,
Ligtvoet, van Oijen, Riedel, Riemens, Stolp, van Weizen
en het nog te benoemen lid.
XXIII. Voorstel tot het beschikbaarstellen van gelden ten
behoeve van de verbetering van het wegdek van den Zoeter-
woudsche Singel tussehen de Jan van Houtbrug en het Sport
terrein. (132)
De heer Aalders acht het beter, dat, alvorens nieuwe werken
worden aangevangen, de werken, welke men eigenlijk reeds
onderhanden heeft, worden afgemaakt. De Voorzitter, die
in zijn vriendelijk openingswoord zei, dat Leiden een goeden
naam bezit, heeft misschien nog niet gehoord van de schand
vlek van Leiden, den vreeselijken toestand, waarin het wegdek
van de Rijn- en Schiekade sinds vele jaren verkeert. Het was,
gezien den toestand van dat oogenblik, zeer prijzenswaardig,
dat men drie, vier jaar geleden aan de verbetering van dien
weg begon, maar toen het werk bijna gereed was, bleek er
geen materiaal meer te zijn om het te voltooien. Sindsdien
is het werk niet meer hervat. Spreker is volkomen overtuigd
van het belang van dit voorstel, maar vraagt zich af, of het
niet veel beter zou zijn, eerst deze oude zaak af te maken.
De heer Jongeleen verklaart, dat de voorgestelde verbete
ring van het wegdek van den Zoeterwoudsche singel zeer
dringend noodig is.
Spreker antwoordt den heer Aalders, dat sinds geruimen
tijd met de eigenaren van perceelen aan de Rijn- en Schiekade
wordt onderhandeld over het afstaan van stukjes grond aan
de gemeente. Een deel van de eigenaren is niet hiertoe bereid.
Verbetering wegdek Zoeterwoudselie Singel; e.a.
(Jongeleen e.a.)
De gemeente is daardoor niet bij machte, het geheele object
onderhanden te nemen. Was zij dit wel, dan had zij zeker
daartoe een voorstel gedaan, omdat ook de verbetering van
dat wegdek inderdaad zeer noodig is.
De heer Aalders betoogt, dat het niet gaat over de eigenaren,
met wie oneenigheid bestaat, doch wel over het aanbrengen
van de bovenste deklaag, waarvoor alle voorbereidende werk
zaamheden zijn verricht en waarmede men begonnen was,
maar waarmede men heeft moeten ophouden wegens gebrek
aan materiaal.
De heer Jongeleen antwoordt, dat verschillende bewoners
van de Rijn- en Schiekade aan het College hebben verzocht
niet alleen het wegdek van deze kade te verbeteren, maar het
geheele object opnieuw onderhanden te nemen. Het heeft geen
zin thans een teerlaag aan te brengen, daar de ingewalste
onderlaag dermate slecht is, dat de zaak opnieuw moet worden
bekeken. De gemeente zou bereid zijn het laatste te doen,
ware het niet dat dit afstuitte op den onwil van eenige eige
naren van perceelen aan de Rijn- en Schiekade.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXIV. Voorstel tot het beschikbaar stellen van gelden ten
behoeve van de verbetering van het wegdek van den Zijlsingeh
XXV. Voorstel tot liet beseliikbaarstellen van gelden ten
behoeve van het maken van twee bergplaatsen op liet terrein
van de brandweerkazerne aan de Langebrug. (133)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achter
eenvolgens overeenkomstig de voorstellen XXIV en XXV
besloten.
XXVI. Voorstel tot het verlioogen van de voor de aanschaf
fing van twee motorrijwielen ten behoeve van de politie be
schikbaar gestelde gelden. (134)
De heer Knol meent, dat het voorstel om het bedrag,
noodig voor den aankoop van twee motorrijwielen met zij-
spanwagen, over vijf jaar te verdeelen afwijkt van de tot nu
toe ook in Leiden gevolgde methode en in strijd is met de
cameralistiek in het algemeen. Bovendien vraagt spreker
zich af, of op deze wijze de lasten niet te ver naar de toekomst
worden verschoven. Spreker zou tegen het voorstel misschien
geen bezwaar hebben, indien dit systeem altijd was toegepast.
Men krijgt een verdeeling, die wel in de commercieele boek
houding plaats heeft, doch nooit bij de cameralistiek. Het
komt spreker voor, dat hiermede een geheel nieuw principe
in practijk wordt gebracht.
De Voorzitter verklaart, dat in Leiden de verdeeling van
de kosten over vijf jaar bij dergelijke objecten normaal is.
Ook in het oorspronkelijke voorstel (Ing. St. No. 56) van 25
Mei 1946 werd voorgesteld de kosten over vijf jaar te ver
deelen, welk voorstel door den Raad in zijn vergadering van
3 Juni 1946 is aangenomen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXVII. Voorstel tot liet beseliikbaarstellen van gelden ten
behoeve van liet herstellen van de Paterbrug. (135)
De heer D. J. van Dijk vraagt, wat zou geschieden, indien
dit voorstel werd verworpen. Het komt spreker voor, dat het
niet geheel correct is, den Raad te verzoeken gelden beschik
baar te stellen voor een werk, dat, gelijk het herstel van de
Paterbrug, ongeveer, zoo niet geheel, gereed is.
Had het niet eleganter en anders gekund, vraagt spreker?
De heer Knuttel had dezelfde opmerking willen maken,
die de heer van Dijk heeft gemaakt. In dit geval was er
misschien een speciale reden om dit voorstel eerst aan den
Raad voor te leggen en dit dus niet alleen te doen omdat
er een uitgave van eenige beteekenis aan verbonden is,
waarover nu, terwijl men steeds hoort hoe zuinig men moet
zijn, zonder voorkennis van den Raad is beslist. Spreker acht
het namelijk mogelijk, dat in den Raad bezwaren zouden
zijn gerezen tegen het denkbeeld om de brug opnieuw tot
een rustieke brug te maken, die op deze plaats niet zoo ge
schikt is en in verband met den langen tijd, dat er aan moet
worden gewerkt, vrij kostbaar zal zijn.