68
WOENSDAG 11 SEPTEMBER 1946.
Benoeming van vier Wethouders.
(Voorzitter c.a.)
V. Benoeming van vier Wethouders.
De Voorzitter verzoekt den heeren D. J. van Dijk, Wilmer,
Woudstra en van Weizen het stembureau te vormen.
De heer van Weizen legt namens de communistische fractie
de volgende verklaring af.
Tijdens de voorbesprekingen, gehouden tusschen de ver
tegenwoordigers van alle politieke partijen over de benoeming
van de Wethouders, is geen overeenstemming bereikt. Naar
de meening van de communistische fractie moet de samen
stelling van het College een waarborg zijn voor het voeren
van een vooruitstrevende politiek. Gelet op den uitslag van
de verkiezingen te Leiden, die onmiskenbaar een verschui
ving naar links tot resultaat hadden, is vertegenwoordiging
van de communisten in het College van Burgemeester en
Wethouders alleszins gerechtvaardigd te achten. Daar er
echter geen duidelijk uitgesproken meerderheid is, die de
vertegenwoordiging van de communisten in het College van
Burgemeester en Wethouders kan verzekeren, zullen door de
communistische fractie ondersteund worden de candidaten
van de Partij van den Arbeid en de candidaat van de Roomsch-
Katholieke Volkspartij, hoewel in dit laatste niet moet worden
gezien een votum van vertrouwen, maar een erkenning van
het feit dat vorming van het dagelijksch bestuur der gemeente
zonder de Roomsch-Katholieken reëel een onmogelijkheid is.
De Protestantsch-christelijke partijen zijn te Leiden welis
waar met een gemeenschappelijke lijst uitgekomen, maar dit
impliceert niet, dat de gekozenen nu als de vertegenwoordi
gers van één politieke partij moeten worden beschouwd.
Het is duidelijk dat deze fractie bestaat uit vertegenwoor
digers van twee totnutoe nog steeds afzonderlijke politieke
partijen, n.l. 5 vertegenwoordigers van de Christelijk-Histo-
rische Unie en 4 vertegenwoordigers van de Anti-Revolu-
tionnaire Partij. Waar de communisten onder de huidige
verhoudingen de vertegenwoordigers van de Anti-Revolu-
tionnaire Partij als de drijfkracht in deze fractie zien, kunnen
zij geen vertrouwen stellen in den candidaat van deze groe
peeringen voor het College van Burgemeester en Wethouders
en zullen zij dus vasthouden aan het stellen van een eigen
candidaat, als hoedanig spreker zichzelf aanbeveelt.
De heer Woudstra en de zijnen achten als Protestantsch-
christelijke fractie deze verklaring van de communistische
fractie wel belangrijk; daaruit blijkt dat de communistische
fractie eigenlijk de Protestantsch-christelijke fractie beschouwt
als quantité négligeable. Dit is een zeer ondemocratisch
standpuntspreker begrijpt niet goed wat men, als men een
maal op dat standpunt staat, dan eigenlijk doet in een in
Nederland gelukkig altijd nog op democratische wijze
samengestelden Gemeenteraad. Bovendien acht spreker deze
opvatting zoozeer antiek, dat hij niet begrijpt hoe men van
communistische zijde nog kan spreken over een vooruit
strevend beleid. De opvatting, dat de Protestantsch-christe
lijke fractie eigenlijk is een samenstel van 5 christelijk-histo-
rischen en 4 anti-revolutionnairen moet spreker ten eenen-
male verwerpen. Men heeft hier niet te doen met anti-revo
lutionnairen en christelijk-historischen, maar het zij eens
en voor al gezegd met een protestantsch-christelijke fractie
die als een eenheid in dezen Raad optreedt.
Spreker zal nog nader overleg plegen met zijn fractie over
de vraag, wat haar in verband hiermede te doen staat bij de
verkiezing van de Raadscommissies.
De heer D. J. van Dijk verklaart namens de fractie van de
Partij van den Arbeid, dat er een principieel verschil bestaat
tusschen de formatie van een Kabinet en het samenstellen
van een College van Burgemeester en Wethouders. Bij de
formatie van het Kabinet stelt men een beginsel-program op,
waarop de gezamenlijke Ministers kunnen samenwerken;
bij het samenstellen van een College van Burgemeester en
Wethouders let men meer op de samenstelling van den Raad
uit welks midden het College gekozen wordt. Op grond hiervan
acht spreker het voor de hand te liggen, dat in het te benoe
men College van Burgemeester en Wethouders zullen plaats
vinden twee vertegenwoordigers van de Partij van den Arbeid,
één van de Roomsch-Katholieke Volkspartij en één van de
protestantsch-christelijke groep. Spreker verheugt zich in
hooge mate over de mededeeling van den heer van Weizen,
dat de communistische fractie de candidaten van de Partij
van den Arbeid zal steunende fractie van de Partij van den
Arbeid zou natuurlijk gaarne bereid zijn, ook hier mede te
werken aan de benoeming van een communist als wethouder,
indien het aantal leden van de communistische fractie daartoe
aanleiding gaf, maar waar drie andere fracties een uitge-
Benoeming van vier Wethouders.
(D. J. van Dijk e.a.)
sproken grooter aantal leden hebben dan de communistische
fractie komt dit op het oogenblik niet in aanmerking.
Als candidaten voor het College van zijn fractie noemt
spreker de heeren Jongeleen en vaij Schaik.
De heer Wilmer zegt, dat ook de roomsch-katholieke raads
fractie van meening is, dat het College het meest representatief
is, wanneer daarin worden benoemd als wethouders twee van
de fractie van de Partij van den Arbeid, een van de Protes
tantsch-christelijke groep en een van de roomsch-katholieke
fractie. Een op deze wijze samengesteld College representeert
op de best mogelijke wijze de samenstelling van den Raad.
De Roomsch-Katholieke fractie stelt als candidaat voor het
College den heer Menken en zij zal verder haar stem uit
brengen op de door de Partij van den Arbeid en de Protes
tantsch-christelijke fractie gestelde candidaten, overeen
komstig goede, oude en redelijke gewoonte; zij laat de candi-
daatstelling aan die fracties over.
De heer Woudstra zegt, dat de protestantsch-christelijke
fractie het ook het meest in overeenstemming met den uitslag
van de verkiezingen acht, indien het College van Burge
meester en Wethouders samengesteld wordt uit twee verte
genwoordigers van de Partij van den Arbeid, één van de
Roomsch-Katholieke Volkspartij en één van de protestantsch-
christelijke groep. Als zoodanig brengt spreker naar voren
den heer van der Kwaak.
Worden benoemd:
1. de heer J. C. van Schaik met algemeene (35) stemmen;
2. de heer A. J. Jongeleen met 33 stemmen; de heer J. A.
Riedel verkreeg 1 stem, terwijl 1 stem van onwaarde was;
3. de heer D. van der Kwaak met 29 stemmen; de heer H.
van Weizen verkreeg 6 stemmen;
4. de heer S. Menken met algemeene (35) stemmen.
De heeren van Schaik, Jongeleen, van der Kwaak en Menken
verklaren de benoeming aan te nemen.
De Voorzitter richt thans een woord van afscheid tot den
heer Riedel, die niet als wethouder zal terugkeeren. Spreker
betuigt den heer Riedel zijn warmen dank voor al hetgeen
deze als Wethouder en als loco-Burgemeester in het belang
van Leiden gedaan heeft. Men kan geen beter Leidenaar zijn
dan wanneer men geboren Leidenaar is en spreker is over
tuigd dat de heer Riedel daarin de groote kracht heeft ge
vonden om in het afgeloopen jaar zijn beste krachten voor het
welzijn van Leiden te geven. De heer Riedel heeft dit op bij
zonder voortreffelijke wijze gedaan, eerst als Wethouder van
Fabricage, welke taak hem zoo bijzonder lag, daarna had hij
als loco-Burgemeester Bedrijven en Financiën onder zich.
Beide taken kwamen hem als Wethouder bijzonder gelegen.
Spreker heeft in de afgeloopen maanden zelf kunnen zien
op welk een voortreffelijke wijze de heer Riedel deze diensten
heeft beheerd, maar ook in het College zal men missen zijn
fijnen geest en zijn hartelijke vriendschap en zijn opmerkingen,
die getuigden van een helder verstand. Spreker is overtuigd
dat de heer Riedel als Wethouder bij velen lang in herinnering
zal blijven; namens de gemeente brengt spreker den heer
Riedel daarvoor hartelijken dank.
Teekenen van instemming.)
In de tweede plaats een woord van hartelijken gelukwensch
tot de nieuw benoemde Wethouders. Spreker weet welke
belangrijke taak op de schouders van het College wordt gelegd
en spreker weet, dat ook de nieuw benoemde Wethouders deze
verantwoordelijkheid inzien en beseffen. Het dagelijksch
bestuur van de gemeente rust in hun handen; de drie Wet
houders, die reeds daaraan hun beste krachten gegeven
hebben, weten welke belangen er mee gemoeid zijn en hoezeer
op hun persoon en op hun werkkracht en ijver in het belang
van de gemeente prijs gesteld wordt. Ook de heer van der
Kwaak weet, krachtens zijn vroeger ambt, welke verant
woordelijke functie op hem wordt gelegd. Spreker hoopt en
vertrouwt, dat de goede verhouding en de samenwerking,
tusschen de Wethouders in het College, ook in de toekomst
zullen blijven.
Spreker dankt de leden van het stembureau voor de ge
nomen moeite.
Hierna wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
op voorstel van den Voorzitter besloten, de agendapunten
6 tot en met 21 tegelijkertijd te behandelen.
Op voorstel van den Voorzitter wordt vervolgens besloten
twee stembureaux te vormen, stembureau I voor de be
noemingen, vermeld onder de punten 6 tot en met 14 en