76
WOENSDAG 11 SEPTEMBER 1946.
Gebouw der H.B.S. voor Meisjes.
(van Dijk e.a.)
XXVII. Voorstel tot het besehikbaarstellen van gelden ten
behoeve van het verbouwen van het gebouw der H. B. S.
voor Meisjes. (138)
De heer A. van Dijk zegt, dat niet juist is de opmerking in
dit voorstel, dat dit ook de goedkeuring heeft van de Commis
sie van Fabricage. Immers, dit voorstel is niet behandeld
in de Commissie van Fabricage. Wel heeft het gecirculeerd
onder de leden, maar toen deze beschrijvingsbrief klaar ge
maakt was, was een lid van de Commissie niet aanwezig,
terwijl een ander lid het niet geheel met dit voorstel eens was.
Spreker heeft wel eenig bezwaar daartegen, allereerst van
aesthetischen aard. Indien men deze verbouwing aldus opzet,
wordt de kap van het gebouw gebroken, waardoor de sym
metrie verloren gaat.
In de tweede plaats heeft spreker zich geen beeld kunnen
vormen van de stijging van het aantal leerlingen. Wel staat
in de stukken, dat het nu 400 bedraagt, maar dit zegt voor
een raadslid, dat een onderzoek wil instellen, heel weinig.
Men zou eenigen maatstaf hebben, indien er stond, dat het
aantal van b.v. 350 in het jaar 1940 thans is gestegen tot
400. In verband hiermede stelt spreker de volgende vragen:
welke stijging van het aantal leerlingen kan men nu ver
wachten; hoe groot zal vermoedelijk het aantal over drie
jaar zijn; is het niet mogelijk thans door een noodoplossing
in de moeilijkheden te voorzien om daardoor in de gelegenheid
te zijn zich nader over plannen voor den bouw van een geheel
nieuwe school te beraden?
De heer Ligtvoet vestigt er als lid van de Commissie van
Fabricage de aandacht op, dat de vaak gehoorde klacht, als
zouden ambtelijke instanties langzaam werken, in dit geval
niet juist zou zijn. Den 13en Juli 1946 deelde de directrice
der H. B. 8. voor Meisjes in een briefje van één kantje mee,
dat eenige malen leerlingen wegens gebrek aan schoolruimte
waren teruggestuurd, waarom zij uitbreiding van het aantal
lokalen in overweging gaf. Den 13den Augustus was een
prachtige teekening gereed, vergezeld van een rapport van
den directeur van Gemeentewerken, waarin stond, dat alle
vergunningen waren aangevraagd en toegezegd, maar het
helaas in verband met de materiaalpositie niet mogelijk was
die reeds in Augustus te verstrekken.
Dit betreft het middelbaar onderwijs. Spreker heeft er
geen bezwaar tegen, dat daarbij snel wordt gehandeld; het
spijt hem echter te moeten constateeren, dat de gang van za
ken met betrekking tot de school voor u.l.o. niet zoo snel is. Het
vorige hoofd dier school heeft reeds 4| jaar geleden rapporten
geschreven, waarin wel 20 dingen werdén gevraagd, welke
beslist noodig waren. Nooit is er iets van uitgevoerd. Spreker
heeft 30 Augustus j.l. in gezelschap van den Wethouder het
schoolgebouw bezocht. Het zag er schandalig uit: een muur
bij de trap geleek meer op een muur van een onbewoonbaar
verklaarde woning dan op dien van een school; de vloeren
en wanden waren goor en kaal. In de maanden Februari
en Maart van dit jaar werden de leerlingen soms drie- of vier
maal in de week teruggestuurd, omdat de kachels niet wilden
branden of omdat er niemand was om ze aan te maken.
Onder deze leerlingen waren ook kinderen, die per fiets in de
kou van Eijnsburg kwamen.
Spreker verzoekt het College er voor te waken, dat, indien
ten behoeve van deze school iets wordt aangevraagd, met
denzelfden spoed wordt gewerkt als wanneer het de H. B. S.
voor Meisjes betreft.
De heer van Schaik geeft den heer van Dijk toe, dat de
quaestie van de stijging van het aantal leerlingen in het
Ingekomen Stuk niet zeer duidelijk is opgenomen. De
Hoogere Burgerschool voor Meisjes is echter een zeer voor
spoedig kind, dat zeer sterk en zeer snel groeit, zoozeer zelfs,
dat er verleden jaar twee wandelklassen aan de school waren
en er dit jaar zelfs drie zullen zijn. Het ontspanningslokaal is
ook reeds als leslokaal in gebruik. Deze wandelklassen moeten
onderdak zoeken overal waar maar eens een lokaal beschik
baar is. Verleden jaar was de toestand in dit opzicht al hope
loos, maar volgens de Directrice is dit jaar het onderwijs
zoo niet vol te houden. Spreker heeft toen getracht voor
deze klassen een plaats te vinden in het Museum aan de
Garenmarkt, zooals dit vóór 1945 gebeurde, ook elders
heeft hij naar ruimte gezocht, maar hij is hierin helaas niet
geslaagd. Ook in verband met het steeds maar stijgende
aantal leerlingen leek het spreker niet verantwoord de situatie,
die de laatste jaren reeds onhoudbaar was, maar steeds zoo
te laten voortduren, en de leerlingen terug te sturen omdat er
geen plaats was. Deze oplossing door verbouwing is trouwens
reeds enkele jaren geleden overwogen; men kan dus niet
zeggen dat het een nieuwe quaestie is, die de Directrice in
Gebouw der H.B.S. voor Meisjes; e.a.
(van Schaik e.a.)
Juli aan de orde heeft gesteld. Men kan deze school verge
lijken met een snel groeiend kind, dat uit de kleeren is ge
groeid.
Men kan dit gezegde ook toepassen op de school voor
U. L. O. waarop de heer Ligtvoet doelde. Dit is echter niet
een school, die uit haar kleeren gegroeid is, maar een school
welker costuum eenvoudig niet meer te gebruiken is. Hier
moet een totale vervanging plaats vinden. Er is geen opknap
pen meer aaner is geen behoorlijk gebouw meer van te maken.
Het gebouw is inderdaad ook zeer slecht onderhouden, maar
de gemeente zit vast aan een contract met de Cemsto, welk
contract het gemeentebestuur in den afgeloopen winter veel
hoofdbrekens heeft bezorgd. Speciaal aan deze jongensschool
zijn de gekste dingen gebeurd. De kolen kregen beenen;
herhaaldelijk moesten stokers vervangen worden, omdat
zij er met drie en meer zakjes kolen van door gingen. Her
haaldelijk drosten ook de schoonmakers en stokers zonder
iets aan het hoofd mede te deelen. De Cemsto beschikte ook
niet over voldoende personeel. Er was een hopelooze situatie
ontstaan.
Er kan, zoodra het contract met de Cemsto daartoe gelegen
heid geeft, aanleiding zijn speciaal voor die groote scholen
een oplossing te zoeken in de richting van het concierge-
systeem; vermoedelijk zal dit vrij wat meer kosten, maar
spreker erkent volkomen: op het oogenblik is de situatie
volkomen onhoudbaar.
Er moet dus een nieuw schoolgebouw komen; al wat men
nu nog aan het opknappen van het oude gebouw besteedt,
is weggeworpen geld.
Het schoonhouden van het gebouw zal vóór het eindigen
van het contract met de Cemsto, dus zeker vóór het einde
van het jaar, de aandacht van het College hebben.
De heer Jongeleen erkent, dat de voorgestelde wijze van
verbouwing van de H. B. S. voor Meisjes niet fraai is. De
uitbreiding van de school is echter dringend noodzakelijk
en dit was de aangewezen weg om tot een behoorlijke oplos
sing te komen.
Spreker heeft getracht het denkbeeld, dat de heer A. van
Dijk in de Commissie van Fabricage na de behandeling van
het voorstel heeft gelanceerd, te verwezenlijken, maar het
is gebleken, dat de oplossing dan nog minder fraai zou zijn.
Wel is waar zou men aan de zijde van de Baamsteeg een
vierkant gedeelte krijgen, maar wil men de cementen lijst
niet doorbreken, dan worden de ramen aan de binnenzijde
te hoog en valt er te weinig licht binnen, waarom het plan
niet zou worden goedgekeurd. Spreker verklaart, na nog
enkele andere technische bezwaren tegen het denkbeeld
van den heer A. van Dijk te hebben ontwikkeld, dat de
thans voorgestelde oplossing zoowel om technische als om
financieele redenen de eenig mogelijke is.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in
het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer J. van Dijk herinnert er aan, dat de leden van
den noodgemeenteraad een week na hun benoeming de mede-
deeling ontvingen, dat het nog niet mogelijk was diengenen
onder hen, die nog niet op het telefoonnet waren aangesloten,
een telefoonaansluiting te geven. Spreker vraagt, of de leden
van den nieuw benoemden Eaad wel kunnen worden aange
sloten.
De Voorzitter antwoordt, dat het College deze vraag in
overweging zal nemen.
De heer Riedel zou thans willen reageeren op de woorden,
die de Voorzitter aan het begin van deze vergadering tot hem
heeft gericht.
Gedurende den tijd, dat spreker als Wethouder en als
waarnemend-burgemeester is opgetreden, heeft hij erva
ringen opgedaan, waarvan hij nu enkele wil noemen, omdat
zijn geweten dit van hem eischt. Dit zijn ervaringen, die
spreker opgedaan heeft in den moeilijken tijd na de bevrijding,
toen hij deel uitmaakte van het College, dat na 5 Mei 1945
de buitengewoon zware taak heeft gehad in Leiden de ge-
wenschte orde te scheppen, maar ook in den tijd, toen hij
zitting had in het College, dat daarop gevolgd is, dat tezamen
met den Tijdelijken Gemeenteraad getracht heeft in posi
tieven zin het leven van de burgerij eenigszins meer op te
heffen. Spreker is dankbaar dat hij deze periode nog heeft
mogen meemaken, maar hij is in de eerste plaats erkentelijk
voor de bijzonder prettige medewerking die hij heeft mogen