50
wordt overschreden, met dien verstande, dat de afstand
tusschen de voorgevels en de voorgevelrooilijn ten minste
5 m bedraagt.
5. Burgemeester en Wethouders kunnen voorschrijven,
dat in de voorgevelrooilijn, voor zoover daaraan geen
gebouwen worden geplaatst, een muur van ten minste
2.25 m en ten hoogste 3.50 m hoogte wordt opgericht.
Art. 7.
1. Op de gronden, welke ingevolge de kaart bestemd
zijn voor kantoren, laboratoria e. d., mogen uitsluitend
kantoorgebouwen, laboratoria en dergelijke zakelijke ge
bouwen van meer representatieven aard, zoomede woningen,
bedoeld in artikel 6, lid 2, worden gebouwd.
2. Het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste 50
3. Het niet bebouwde gedeelte van deze gronden is bestemd
tot tuin.
4. Ten aanzien van de afdekking van de bebouwing,
bedoeld in het eerste lid, is het bepaalde bij het zevende,
achtste en negende lid van artikel 3 van overeenkomstige
toepassing.
Art. 8.
Op de gronden, welke ingevolge de kaart bestemd zijn
voor openbare of bijzondere gebouwen, mogen uitsluitend
gebouwen, bestemd tot doeleinden van openbaar nut, of
andere gebouwen met een monumentaal karakter, niet in
hoofdzaak tot woning dienende, zooals kerken, scholen,
kantoorgebouwen, hotels, inrichtingen van vermaak e. d.,
worden gebouwd.
Art. 9.
1. Op de gronden, welke ingevolge de kaart bestemd zijn
voor openbaar groen, voor spoorweg- en opslagdoeleinden,
voor loswal en voor openbaren weg, mogen gebouwen, ten
behoeve van het gebruik dier gronden overeenkomstig hun
bestemming, worden gebouwd, zoomede transformatorge
bouwtjes e. d. en gebouwtjes ten dienste van het pubhek,
zooals telefooncehen en toiletgebouwtjes.
2. Ten aanzien van gebouwen, bedoeld in het eerste lid,
kunnen Burgemeester en Wethouders toestaan, dat zij
worden opgericht met overschrijding van de voorgevelrooilijn
en van de achtergevelrooilijn, zoowel naar de zijde van den
weg als naar de van den weg afgekeerde zijde. Burgemeester
en Wethouders kunnen aan die toestemming voorwaarden
verbinden, welke verband houden met de bestemming, den
aard en de ligging dier gebouwen.
Art. 10.
De in het gezicht komende zijgevels en achtergevels
moeten in overeenstemming met de voorgevels op, naar
het oordeel van Burgemeester en Wethouders, behoorlijke
wijze worden afgewerkt.
Art. 11.
In een bouwblok moeten de achtererven van de perceelen
aan elkaar sluiten, met dien verstande, dat de achtererven
door een gemeenschappelijk, niet openbaar, achterpad van
ten minste 1.50 m breedte gescheiden mogen zijn, al dan
niet gecombineerd met gemeenschappelijke achtertuinen of
groenaanleg.
Art. 12.
1. Het terrein, gelegen tusschen de voorgevelrooilijn en
den voorgevel, is:
a) indien de afstand tusschen weggrens en voorgevel 2 m
of meer bedraagt, bestemd tot voortuin;
b) indien deze afstand minder dan 2 m bedraagt, bestemd
tot eigen stoep.
2. Op die terreinen mogen geen tuinhuisjes, opstallen e. d.
worden opgericht.
3. Burgemeester en Wethouders kunnen aan open grond,
bedoeld in het eerste lid van dit artikel, bij een winkel of
ander niet tot woning bestemd gebouw behoorende, de
bestemming geven van stoep of een dergelijke verharde open
ruimte.
Art. 13.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om eenig
onderdeel van de grens, de richting of het profiel van een
straat of van den vorm of de indeeling van een plein nader
vast te stellen en dienovereenkomstig den vorm der bouw
blokken te wijzigen, wanneer bij definitieve uitmeting blijkt,
dat eenige afwijking van ondergeschikte beteekenis tot
aanpassing van het plan aan het terrein noodzakelijk is.
Art. 14.,
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om met vooraf
gaande schriftelijke toestemming van Gedeputeerde Staten,
welke, indien daartoe naar het oordeel van daf college
termen bestaan, niet wordt verleend dan nadat belang
hebbenden in de gelegenheid zijn gesteld om bezwaren ken
baar te maken tegen de voorgenomen afwijking:
a) in bijzondere gevallen daarvoor geschikte gedeelten
van enkele voor woningbouw bestemde terreinen aan te
wijzen voor de oprichting van garages, van openbare of
bijzondere gebouwen;
b) indien hun blijkt, dat zulks in overeenstemming is
met de behoefte, op voor woningbouw bestemde gronden
het bouwen van winkels toe te staan, zoo noodig met wijziging
van de bestemming van gronden, op welke winkels mogen
worden gebouwd.
Art. 15.
Gebouwen, welke op het tijdstip van het van kracht worden
van het plan reeds bestaan of gebouwd kunnen worden
krachtens een vóór dat tijdstip verleende bouwvergunning
en afwijken van het plan, mogen geheel of gedeeltelijk worden
vernieuwd en/of veranderd, met dien verstande, dat deze
gebouwen, indien en voorzoover zij de voorgevelrooilijn aan
de wegzijde overschrijden, slechts gedeeltelijk mogen worden
vernieuwd of veranderd.
Door de vernieuwing of verandering mogen overigens de
bestaande afwijkingen van het plan en de voorschriften
niet worden vergroot, behoudens wanneer het zeer onder
geschikte uitbreidingen betreft, ter beoordeeling van Burge
meester en Wethouders.
Art. 16.
Deze verordening kan worden aangehaald onder den titel:
„Bebouwingsvoorschriften Leiden Trekvliet".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Ts"°. 138. Leiden, 6 September 1946.
Reeds eenigen tijd bestaat aan de Hoogere Burgerschool
voor Meisjes met 5- en 6-jarigen cursus aan de Garenmarkt
alhier een nijpend gebrek aan plaatsruimte. In den cursus
1945/1946 was de situatie aldus, dat 41 wekelijksche lesuren
in lichamelijke oefeningen werden gegeven in de meisjesschool
voor u.l.o. aan de Breestraat, dat de lessen in lijnteekenen
werden gegeven in de H.B.S. aan de Burggravenlaan en
dat de meisjes voor het practicum-scheikunde naar het
Gymnasium aan de Fruinlaan moesten gaan. Voor 85 weke
lijksche lesuren in natuurkunde, scheikunde, plant- en dier
kunde en kunstgeschiedenis waren slechts 2 vaklokalen
beschikbaar; 21 lesuren moesten worden gegeven in de
gewone klasse-lokalen zonder eenig hulpmiddel.
Aangezien deze voor het onderwijs aan die school thans
reeds zoo bezwaarlijke situatie door de voortdurende toe
neming van het aantal leerlingen, in den aanstaanden cursus
nog slechter zal worden, heeft de Directeur der Gemeente
werken op ons verzoek een plan tot verbouwing van het
gebouw der H.B.S. voor Meisjes ontworpen. Blijkens de
ter inzage gelegde stukken voorziet het verbouwingsplan in
het bijbouwen op de zolderverdieping van een tweetal les
lokalen, elk bestemd voor 24 leerlingen. Het werk omvat
in hoofdzaak het plaatselijk wijzigen van den kapvorm, het
optrekken der lokaalwanden, waarin ramen en deuren zullen
worden aangebracht, het verlengen van de gang, het over
eenkomstig de bestemming afwerken van wanden en plafonds
en het aanbrengen van licht- en verwarmingsleidingen. De
kosten van deze verbouwing worden geraamd op 21.000.
Omtrent de materiaal-toewijzing werd na gepleegd overleg
met het Hoofd van het provinciaal bureau voor den weder
opbouw in Zuid-Holland, de toezegging verkregen, dat,
waarschijnlijk in September a.s., de benoodigde materialen
zullen worden toegewezen.
Onder mededeeling, dat de Raadscommissies van Fabricage
en voor het Onderwijs, alsmede ons College zich met het
verbouwingsplan kunnen vereenigen, geven wij U in over
weging, voor de evenbedoelde verbouwing van het gebouw
der H.B.S. voor Meisjes, een bedrag van 21.000.beschik
baar te stellen, te verdeelen over 10 jaren, aanvangende
met het dienstjaar 1946.
Aan Burg. en Weth. van Leiden,
den tijdelijken Gemeenteraad.
•f j*