MAANDAG 2 SEPTEMBEE 1946. 65 Interpellatie-Hendrikse.a. (D. J. Van Dijk e.a.) bepaling te maken en na te gaan, inhoever er in Leiden nog een groote meerderheid zou bestaan tegen het houden van kermissen, zoodat men indien dit in den Eaad komt weet dat het besluit, dat dan in Leiden van kracht zal zijn, ook inderdaad reëel is en ook inderdaad berust op een algemeen heerschend gevoelen. Dat men naar voren komt met een raadsbesluit van 35 jaar terug, waarvan op ettelijke manieren wordt afgeweken, zij het gecamoufleerd, is niet zoo'n erg fraaie figuur. De heer Stokman zegt, dat hem niet duidelijk is het verschil tusschen een kermis en het exploiteeren van een lunapark. Valt het exploiteeren van een lunapark ook niet onder artikel 168 der Gemeentewet en zoo ja, waar haalt het College dan de bevoegdheid vandaan dit te doen zonder den Eaad? De Voorzitter zegt, dat men een onderscheiding moet maken tusschen de kermis en een lunapark. De kermis, in. 1910 afgeschaft, is een jaarlijks wederkeerende jaarmarkt, die elk jaar gedurende een bepaalde periode gehouden wordt. Daarnaast heeft men echter vermakelijkheden, die tusschen- tijds worden gehouden, niet op een vasten tijd elk jaar. Over de laatstgenoemde vermakelijkheden nu heeft zoowel het College als ook de Burgemeester zeggenschapde quaestie van het verhuren van de terreinen berust bij het College, het toestaan van de vermakelijkheden is aan den Burge meester overgelaten. Met dergelijke vermakelijkheden kan de Eaad zich niet bemoeien, omdat dat quaesties zijn van het College en van den Burgemeester; maar de jaarmarkt is wel een quaestie des Eaadsdaaraan houdt het College zich ook strikt. Het betreft hier ook niet elk jaar terug- keerende jaarmarkten of feestelijkhedendit zijn feestelijk heden, die men bij bijzondere gelegenheden kan inlasschen, en die ook ingelascht zijn in verband met bijzondere ge beurtenissen, die voor de stad van belang waren. Dat is het onderscheid. De Voorzitter verklaart hiermede de interpellatie voor gesloten en vraagt, of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Riedel de vraag beantwoordende, welke de heer van Weizen met betrekking tot de Lichtfabrieken in de vorige Eaadsvergadering heeft gesteld, zegt, dat de finan- cieele jaaroverzichten van de jaren na 1943 geen cijfers kunnen geven, die een afgerond beeld van de situatie in de gemeente vormen. Daarbuiten staat de exploitatie van de Lichtfabrieken in zooverre, dat de rekening van 1944 is afge sloten en een verliespost vermeldt. De gemeente zal over het jaar 1945 hebben te vergoeden aan de Electriciteitsfabriek 539.000.en aan de Gasfabriek 794.000.zoodat het defecit over 1945 bedraagt ruim 1.300.000.Als oorzaken vermeldt spreker het afgesloten zijn van 2 October 1944 tot den zomer van 1945 en de rant soeneering. Thans werken de Lichtfabrieken in haar geheel niet meer met een tekort. Het resultaat van de eerste vier maanden van 1946 mag, wat de Electriciteitsfabriek betreft, gunstig worden genoemd, maar is, wat de Gasfabriek betreft, nog zeer gering, ook al doordat bij deze fabriek de rantsoeneering uitermate beperkt is en de gemeente bovendien de hoogere lasten van de invasie-uitkeeringen, de overbruggingstoelagen en dergelijke heeft te dragen. Men mag dus niet dit jaar zeggen: er zullen in de gemeente lijke schatkist wel zooveel ton uit de Lichtfabrieken komen. Wel mag men er op rekenen, dat zij dit jaar in geen geval met een defecit zullen werken, dat de Electriciteitsfabriek een behoorlijk rendement van eenige honderdduizenden guldens zal geven, maar de Gasfabriek waarschijnlijk een minder gunstig redement zal opleveren, zoodat men zijn verwachtin gen met betrekking tot de bijdragen aan de verschillende fondsen niet te hoog moet spannen. De Voorzitter houdt de Volgende toespraak: Met het einde van deze vergadering is tevens een einde gekomen aan de werkzaamheden van den Tijdelijken Gemeen teraad. Ge hebt, dames en heeren, in Uw korte zittingsperiode van 12 November 1945 af geen zaken van groot gewicht te behandelen gekregen en ook waren tal van onderwerpen, die tot de taak van een normalen Gemeenteraad behooren, aan Uw oordeel onttrokken. Toch aarzel ik niet te zeggen, dat Uw werk van bijzonder groote beteekenis is geweest voor de gemeente. Toen op 5 Mei 1945 het vooze bouwsel van het nationaal-socialistische bewind werd weggevaagd, werd het Gemeentebestuur in handen gelegd van de Colleges van Rondvraag. (Voorzitter e.a.) Burgemeester en Wethouders of wat daarvan, zelfs na aan vulling nog over was. Wij kunnen ons gelukkig prijzen, dat verstandige mannen onder leiding van den voortreffelijken Ver we y met groot verantwoordelijkheidsgevoel onze ge meente door de eerste moeilijkheden heen hebben gestuwd. Zij zullen echter de eersten zijn geweest om te erkennen, dat deze „dictatuur" hoe zachtmoedig ook ons Nederlanders, democraten in hart en nieren, niet kon bevredigen. Door Uw verkiezing nu, hoewel deze op zich zelf niet democratisch ge schiedde, werd wederom het fundament gelegd, waarop een normaal, democratisch gemeentebestuur kon worden opge bouwd. In Uw eerste vergadering werden de verschillende raadscommissies gekozen en deze hebben het College waarde- vollen bijstand verleend bij de uitoefening van zijn taak en bij de voorbereiding van talrijke raadsvoorstellen. Tal van belangrijke benoemingen werden door U gedaan en naar beste krachten heeft U medegewerkt aan den wederopbouw van ons openbare leven. Een schaduw werd op Uw werken geworpen door het overlijden op 17 Februari 1946 van den waarnemend-burgemeester, wethouder M. G. Verwey. In plechtige zitting herdacht Uw Vergadering twee dagen later zijn groote verdiensten voor onze stad. Ik weet mij den tolk van de geheele burgerij, wanneer ik U dank zeg voor het vele, dat U in goede harmonie en onder linge waardeering voor de gemeente hebt verricht. Voor velen van U beteekent dit oogenblik, dat zij althans voor- 1 loopig afscheid nemen van dit werk. De heeren Carton, Huurman, Koole en Piena waren ook reeds tevoren lid van den Gemeenteraad, Mevrouw van Traa en de heeren Burgers - dijk, Gobée, Koesomo Oetoyo, Leicher, Stokman, van Stralen, Tesselaar, Tielenburg en Witternaar maakten op 12 November 1945 voor het eerst deel uit van deze Vergadering j Ik hoop, dat zij allen een goede herinnering medenemen aan deze zaal. Den overigen leden roep ik een tot weerziens toe in de eerste vergadering van den nieuwen Gemeenteraad op 11 September a.s. De heer Piena wenscht in deze laatste vergadering van den Tijdelijken Gemeenteraad, de laatste vergadering van een publiekrechtelijk lichaam waarin vertegenwoordigers van de illegaliteit als gebonden groep naar buiten optreden, enkele opmerkingen te maken. Door verscheidene raadsleden, vertegenwoordigers van ver schillende politieke partijen is. aan sprekers fractie wel eens de vraag gesteld, wat zij eigenlijk in den Gemeenteraad moet doen. Tijdens de bezetting zocht het Nederlandsche volk, ver- |,suft door den slag aan zijn volksbestaan toegebracht, naar wegén om den oorlog die oogenschijnlijk voor wat Nederland betrof was uitgestreden met de wapenen, op andere wijze voort te zetten. Spreker wijst op het prachtige voorbeeld van de aloude Leidsche Universiteit, waar spoedig klanken klonken van verzet en een onbuigzame wil tot uitdrukking kwam om het hoogste goed, onze geestelijke vrijheid, niet zonder meer prijs te geven. Begonnen met enkele personen, die individueel deden wat zij konden, groeiden langzaam de georganiseerde verzetsgroepen, die in Leiden op vrijwel alle terreinen werkzaam waren. De groote verdienste van de plaatselijke illegaliteit was wel dat de leidende personen der verschillende groepen elkaar vrij spoedig gevonden hadden en in regelmatig, illegaal contact besprekingen voer- j den, waardoor men van elkaar's werkterrein op de hoogte was en bovendien belangrijke besluiten kon nemen en doorvoeren. Een van de typische voorbeelden daarvan was wel, dat men bij de beruchte textielvordering er dank zij deze voortreffe lijke samenwerking in slaagde duizenden valsche vorderings- bewijzen uit te deelen, hetgeen velen er voor heeft behoed dezen zwaren gang te maken. Spreker stelt uitdrukkelijk vast, dat deze uitgifte geschiedde ondanks het advies van vooraanstaande stadgenooten en ook van het Stadhuis uit gegeven om wel in te leveren. In hetzelfde Illegale Contact is de grondslag van het latere Nederlandsch Volksherstel gelegd. Vertegenwoordigers uit den Leidschen Eaad zijn door de illegale werkers gevraagd, hun visie op het plan te geven en zijn later vaste medewerkers geworden. Toen dan ook de Begeering kwam met een voorstel, was het plan der illegaliteit de basis, waarop verder werd ge werkt. Spreker behoeft niet te wijzen op het moeilijke werk der Binnenlandsche Strijdkrachten (B. S.), toen op advies van den Commissaris der B. S. de drie verzetsorganisaties (L. O., O. D. en Eaad van Verzet) samensmolten in de delto's, van waar uit de B. S. georganiseerd en getraind moesten worden. Groot waren de moeilijkheden en niet minder de gevaren. Bij de bevrijding heeft de stad Leiden kunnen zien, wat door de leiding moeizaam in donkere uren was opgebouwd. Toen de illegaliteit bij de bevrijding openlijk kon optreden,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 7