MAANDAG 17 JUNI 1946. 49 Installatie van Jhr. Mr. F. H. van Kinschot als Burgemeester. (I). J. van Dijk e.a.) richt zich tegen de instantie, die voor deze benoeming ver antwoordelijk is, niet tegen den benoemde zelf. Ik vertrouw, dat U, Mijnheer dé Voorzitter, deze verklaring dan ook in dien geest zult opvatten. Wij hebben gemeend deze verklaring dan ook nu, op dit moment, te moeten doen hooren, nu er van eenige wrijving tusschen U en onze fractie geen sprake kan zijn; het is juist om te doen uitkomen, dat geen enkel persoonlijk motief in het spel is. Het is echter noodig, dat de Begeering er op deze onomwonden wijze op wordt geattendeerd, hoezeer onze fractie zich getroffen gevoelt door het achteloos voorbij gaan van onze geestverwanten bij het benoemen van een Burgemeester van onze goede stad. De Voorzitter: Dames en Heeren. Mijn echtgenoote en ik zijn zeer getroffen door de vriende lijke woorden, die mevrouw Braggaar tot ons gericht heeft. Mevrouw Braggaar heeft speciaal gesproken over den op bouw van Leiden. Ik ben overtuigd dat deze oproep tot den opbouw, dien wij de laatste jaren in zoovele toonaarden hebben gehoord, ook speciaal in Leiden gehoor zal vinden; het is een oproep, waaraan wij in allen deele gehoor zullen kunnen geven; naar mijn meening is elk rechtgeaard Neder lander verplicht daaraan te voldoen. Hare Majesteit de Installatie van Jhr. Mr. F. H. van Kinschot als Burgemeester. (Voorzitter.) Koningin heeft laatst in een rede gesproken de woorden: ,,Ick dien". Ook deze woorden zullen voor mij een voorbeeld zijn. Ik zal mij met alle kracht geven aan en ik zal de dienaar zijn van de belangen van de geheele gemeente Leiden en ik ben overtuigd, dat ik daarbij van het College van Burge meester en Wethouders en van den Baad in alle opzichten steun zal kunnen vinden. Tot den heer D. J. van Dijk zou ik het volgende willen zeggen. Hoewel ik niet aangesloten ben bij eenige politieke partij, ben ik overtuigd, mij grondend op mijn ervaringen in de gemeenten Zuid-Laren en Alkmaar, dat ik, naar ik hoop, met alle deelen der bevolking in goede overeenstemming zal kunnen leven en dat alle belangen van de geheele be volking in mij een warm verdediger zullen vinden. Dames en Heeren. Ik kom thans terug tot de stad, aan welker Universiteit ik jaren geleden gestudeerd heb, de beroemde Sleutelstad, die ook dezelfde kleuren heeft als Alkmaar. Mijn echtgenoote en ik hebben ons die 12 jaren in Alkmaar zeer gelukkig gevoeldwij hebben kunnen mede- deelen in alle lief en leed, wij hebben kunnen medeleven met alle lagen der bevolking. Ik ben overtuigd dat ook hier voor mijn echtgenoote en mij een ruim arbeidsveld ligt, waaraan ik onder Gods zegen mijn beste krachten zal geven. Indien nu niemand meer iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen, sluit ik de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GEOEN ZOON. 0

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 5