46 MAANDAG 17 JUNI 1946. Installatie van Jhr. Mr. F. H. van Kinschot als Burgemeester. (Voorzitter.) de weg tot Christus zou gaan over een der candidaten voor de Tweede Kamer. Men moet niet vrij van hoogmoed zijn om dit uit te spreken of moet het aangeduid worden als blindheid voor wat in anderen leeft om aldus dezen anderen den heilsweg te onthouden, al ben ik van oordeel, dat aan den toegang tot dezen heilsweg ook mildere discipelen kunnen staan? Hoe hebben wij tegen Pinksteren liier niet aandachtig geboeid en innerlijk gegrepen in de Hooglandsche Kerk mogen gadeslaan en beleven het godsdienstig spel van den dichter M. Nijhoff „des Ileiland's Tuin"? Dit werd uit gevoerd op initiatief van den Christen-Studentenraad; spelers waren Katholieke, Gereformeerde, Nederlandsch- Hervormde en Vrijzinnig-Christelijke studenten tezamen. En zoo kennen wij ook in Leiden het bij de bevrijding uit Volksherstel opgerichte „Kunst en Ontspanning". En wij zijn daarvoor dankbaar. In haar schouwburgvoorstellingen en concerten, in haar samenzangavonden verbindt „Kunst en Ontspanning" menschen van alle richting en uit alle groepen onzer bevolking en vooral uit onze fabrieksbevolking, zij die van cultuur wel het meest gespeend is geweest. Ik wil niet alleen U, Mijnheer van Kinschot, doch allen hier in deze zaal toeroepen: Houdt dit vast, helpt mede menschen tot elkaar brengen, hetzij onder het licht der Muzen, hetzij onder de auspiciën van een gemeenschappelijk godsdienstig getuigenis, opdat zij elkaar op een hooger geestelijk niveau dan dat van den platgetreden en vaak zoo onbarmhartigen weg van eiken dag meer zullen leeren kennen en waardeeren. Hier ligt het kleine begin van grootere mogelijkheid om spijkerharde schotten te doorbreken. Laat ons, waar nog zooveel politieke onmacht bleek, in het cultureele te-zamen verbinden, waar mogelijk. Of dit belangrijk is, vraagt ge. Ik antwoord: binnen een waar schijnlijk klein aantal jaren zal de techniek deze wereld zeer vele mogelijkheden meer hebben gebracht dan voorheen. De arbeidstijd zal worden teruggebracht, meer vrije tijd zal ter beschikking komen en de menschen met hun gretige handen zullen grijpen en grijpen en weinig kieskeurig zijn. Dan ligt de mogelijkheid, dat deze landen van Europa en Amerika met hun versleten vernis van beschaving, ondanks het machteloos geroep van een kerk, die wel riep, maar te weinig deed, moreel en cultureel ten onder gaan, vlak voor de hand. En dus is vandaag hierop mijn antwoord: het vraagstuk van de vulling van den vrijen tijd is er een van de eerste orde en legt ons groote verplichting op. Werkgever zijn wij ten behoeve van het levensonderhoud van hen, die arbeiden kunnen. Ook het gemeentebestuur van deze stad heeft voor de ontwikkeling daarvan een open oog, bewijze het onlangs genomen besluit tot oprichting van een textiel school en van een landbouwschool. Doch thans hebben wij, dat wil zeggen: de Overheid, ook den plicht alle cultureel werk dat allen ten goede komt, met meer kracht te steunen. Daarbij dient terdege op de qualiteit gelet te worden, want niet alle cultureel werk, dat op dien naam aanspraak maakt, verdient dien naam. Integendeel, wie de moeite wil nemen thans eens een week eiken avond de Leidsche Stads gehoorzaal te bezoeken, zal misschien wat afgedraaid zijn na zulk een week, doch hij zal bovendien min of meer ontdaan zijn over de qualiteit van het amusement, dat den gewilligen toehoorder wordt geboden. Het „Waakt consuls" Caveant consules is hier op zijn plaats. Na dit algemeene, Mijnheer van Kinschot, volge een meer persoonlijk woord van Uw verbintenis met Leiden. Alkmaar en Leiden, beide vestingsteden met eerbied waardige gebouwen, straten, vooral smalle, en grachten, waarin gestold denken en leven van eeuwen ligt verankerd. In de periode van 1930 tot 1940 is er in Alkmaar onder Uw burgemeesterschap zoo het een en ander gebeurd. Met het asfalteeren Uwer wegen zijt Gij verder dan wij en Uw nieuw politiebureau zoowel als Uw nieuw Gymnasium strekt Uw bewind tot eer. Gij hebt in Alkmaar de restauratie van Uw schoone oude Groote Kerk aangevat. Leiden heeft daarvoor begrip. Het weet ook, dat dit een werk van langen adem is. De Pieterskerk hier verrees na een restauratie van ongeveer 25 jaren schooner dan tevoren. Leiden is trotsch op zijn kerken. Velen zijn het ook op dit Stadhuis met zijn gerestaureerden ouden gevel, doch modernen inhoud. Dat deze inhoud op zich zelf aan liooge eischen van schoonheid voldoet, zal voor de bezoekers van deze Raadszaal aan geen twijfel onderhevig zijn. Ook U, Mijnheer de Burgemeester, moge Uw nieuwe Stadhuis welgevallig zijn. Mijnheer van Kinschot. Alkmaar hebt Gij op één maand na, 12-| jaar mogen regeeren, met een hiaat van ruim drie „duitsche" jaren, welke ik liever noem „goed-Nederland- sche". Verleden jaar had ik terloops vernomen, dat de Burgemeester van Alkmaar na de bevrijding bijzonder Installatie van Jhr. Mr. F. H. van Kinseliot als Burgemeester. (Voorzitter.) hartelijk was ingehaald en dat schiet je dan te binnen, als je hoort, dat de heer van Kinschot tot Burgemeester van Leiden benoemd is. Van zeer bevoegde zijde ontving ik een dezer dagen de bevestiging van de berichten over Uw joyeuse rentrée. Vox populi vox Dei? Hoe het zij, het testimonium van de burgerij Uwer vorige stad wordt met voldoening in Uw huidige vernomen. Van stedelijke gastvrijheid onder Uw bezielende leiding in de Meidagen van 1940, toen ruim 20.000 inwonders van Amersfoort moesten worden ondergebracht en verzorgd, gaaft Gij met de Uwen een schoon voorbeeld. In het lijden en de worsteling der laatste dertig jaren ligt meer dan één toekomstbelofte verborgen. Een daarvan is een groeiend verlangen naar conserveering van wat overbleef uit de eeuw van rationalisme, waarin de drang naar nuttig heid en nijverheid zooveel van de oude schoonheid der late middeleeuwen sloopte in onze voorheen zoo schoone Holland- sche steden. Nog staan ook in deze stad oude torens en kerken. Leiden heeft zijn vroeg-middeleeuwsche Burcht en zijn histo risch academiegebouw als middelpunten van het stadsbeeld. In het typische stadsschoon met zijn verborgen hofjes en straatjes, die het speurend oog altijd weer nieuwe ver rassingen bieden van in- en uitzicht, liggen de wateren als edele snoeren in het licht onzer Hollandsche luchten, snoeren, waar nog oude boomen toeven en weer nieuwe geplant werden, na brandstoffennood en hongerwinter. Door alle verwildering en menschenmisère heen, erfenis van vijf harde oorlogsjaren, rijst het toekomstbeeld om van Holland, den lagen tuin van Europa, een nieuw oord te maken, als het mag een lustoord, waar een nieuwe geest, een mengeling van voortvarendheid en wijs-bewaren van wat waarde heeft, het opgroeiend geslacht, moge inspireeren en tot gelukkiger tijden voeren dan wij mochten leeren kennen. Moge het zoo zijn, dat ook het volk van deze schoone stad in de komende jaren van Uw bestuur, Burgemeester van Leiden, die geschoold zijt in het ambt door Uw arbeid in Zuid-Laren en Alkmaar, dezen opbloei van innerlijk leven tegemoet treedt, niet langer gebannen in de fatalistische angstvisioenen van een zieltogend West-Europa, doch met de toekomstvisie van een meer vertrouwen bezielde en daardoor krachtiger en gelukkiger menschheid, met, o zeker, economische welvaart bij zoovele technische mogelijkheden, maar vóór alles met een innerlijke overtuiging, welke vastheid en rust geeft onder alle levensomstandigheden, die daaraan paart de verbondenheid van alle schepselen onder den eenen hemel en den hoogen moed bezit dit dagelijks uit te spreken niet alleen, doch ook het voorbeeld te geven. Indien deze nieuwe geest, naar het woord van den Rus- sischen filosoof, Berdjajew, gedragen wordt door het weten, dat ieder volk, elke staat allereerst staat voor een religieus probleem en dit probleem zal hebben doorgrond vanuit de zekerheid, die de opperste Leidsman van ons Geloof uitsprak Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven, dan zal de zin van het leven, welke in het huidig tijdsbestek voor millioenen verloren ging, opnieuw gestalte kunnen krijgen. Dan zal de knechting door eenig kerkelijk systeem over wonnen worden, vrije meeningsuiting en het vrije woord zich baan breken in een wereld, geleid door zedelijke normen van Waarheid en Gerechtigheid, deze zeer hooge norin, welke beknopt en treffend tot uiting komt in het laatste couplet van ons Wilhelmus: „Voor Godt wil ick belijden, End zijner grooter Macht, Dat ick tot gheenen tijden Den Coninck heb veracht; Dan dat ick Godt den Heere, Der Hoochster Majesteyt, Heb moeten obediëren, Inder gherechticheyt." Burgemeester van Leiden, wanneer U deze gerechtigheid tot grondslag maakt van Uw beleid en bestuur, dan twijfel ik niet of dit beleid zal een zegen voor deze stad zijn. Zoo moge het dan zijn, dat Gij, met Uw familie, U hier vestigen zult in deze stad en dat Gij hier uren zult mogen beleven, die voor Uw werk inspireerend zijn, en die U zelf de gelukkige voldoening zullen mogen schenken, met het aannemen van het burgemeesterschap van Leiden, een daad te hebben verricht, die juist en goed bleek te zijn, niet allereerst in het belang van U en de Uwen, maar allereerst in het belang van deze gemeente. Hierbij moge ik U dan installeeren als Burgemeester van deze gemeente. (Teekenen van instemming.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 2