21 N°. 56. Leiden, 25 Mei 1946. De politie heeft dringend behoefte aan een tweetal motor rijwielen. Blijkens een schrijven van het Hoofd van den Politie- Technischen Dienst bestaat de mogeüjkheid tot het ver krijgen van een aankoopvergunning voor H.D. motor rijwielen. De motorrijwielen zijn gebruikt, doch verkeeren in goeden staat. De prijs werd van regeeringswege vast gesteld op 1.100.per stuk. De op den aankoop vallende kosten kunnen over 5 jaren worden verdeeld. In verband met een en ander geven wij Uwe Vergadering in overweging een bedrag van 2.200.beschikbaar te stellen voor den aankoop van twee motorrijwielen ten be hoeve van de politie en te bepalen, dat dit bedrag over 5 jaren, aanvangende met het dienstjaar 1946, zal worden verdeeld. Aan Burg. en Weth. van Leiden, den tijdelijken Gemeenteraad. N°. 57. Leiden, 25 Mei 1946. Blijkens de in de Leeskamer ter inzage liggende stukken is het noodzakelijk, dat ten behoeve van de gestichten „Endegeest", „Voorgeest" en „Bhijngeest" een röntgen- apparaat wordt aangeschaft. De kosten van zoodanig apparaat worden geraamd op 19.950.—. Dit bedrag kan worden gevonden uit de middelen van het afschrijvings- en vernieuwingsfonds der gestichten; het apparaat kan worden afgeschreven in 15 jaren ten laste van de exploitatierekening. In overeenstemming met het advies van de Commissie van Beheer over de gestichten geven wij U mitsdien in over weging een bedrag van 19.950.uit de middelen van het afschrijvings- en vernieuwingsfonds der gestichten „Ende geest", „Voorgeest" en „Bhijngeest" ter beschikking te stellen voor de aanschaffing van een röntgenapparaat ten behoeve dier gestichten en te bepalen, dat het apparaat in 15 jaren, aanvangende met het dienstjaar 1946, ten laste van de exploitatierekening der gestichten zal worden af geschreven. Aan Burg. en Weth. van Leiden, den tijdelijken Gemeenteraad. N°. 58. Leiden, 25 Mei 1946. In de vóór de in werking treding van het „Tijdelijk Besluit schoolgeld lager onderwijs 1945" geldende gemeentelijke schoolgeldverordening voor het openbaar- en bijzonder gewoon lager- en uitgebreid lager onderwijs was o. m. een bepaling opgenomen, krachtens welke de Inspecteur der Gemeente belastingen voor de behandeling van bezwaar- en verzoek schriften in de plaats trad van den Gemeenteraad of van den Burgemeester. Evenbedoelde bepaling, welke in de practijk bewezen heeft een vlotte afdoening dezer aangelegenheden ten zeerste te bevorderen, heeft, evenals de verordening, waarin zij was opgenomen, haar kracht verloren. Evenwel biedt ook het „Tijdelijk Besluit schoolgeld lager onderwijs 1945" aan den Gemeenteraad de mogelijkheid die bevoegdheid te dele- geeren aan een of meer gemeente-ambtenaren, (zie art. 18, 2e lid, van het genoemde besluit). Aangezien het ons gewenscht voorkomt, dat van deze bevoegdheid tot delegatie wordt gebruik gemaakt, geven wij Uwe Vergadering in overweging, den Inspecteur der Gemeente belastingen (voor de schoolgelden) aan te wijzen als de gemeente-ambtenaar, belast met de toepassing van art. 18, le lid, van het „Tijdelijk Besluit schoolgeld lager onder wijs 1945". Aan Burg. en Weth. van Leiden, den tijdelijken Gemeenteraad. N°. 59. Leiden, 25 Mei 1946. Zooals bekend, zijn er in de gemeente twee openbare scholen voor uitgebreid lager onderwijs, t. w. een jongens school en een meisjesschool; beide scholen leiden op voor het mulo-diploma A, zoowel als voor het mulo-diploma B. Het onderscheid tussehen deze beide diploma's bestaat voor namelijk hierin, dat het B-diploma zwaardere eischen aan het vak wiskunde stelt. Aan de Meisjesschool Amor U.L.O. baart de opleiding voor het B-diploma, dat o.a. vereischt is voor die meisjes die later willen gaan studeeren voor analiste of voor leerares aan een nijverheidsschool, voortdurend zorgen. Het aantal B-candidaten bedraagt daar gewoonlijk zoo weinig, dat er geen afzonderlijke klasse voor gevormd kan worden. Om deze meisjes toch \roor haar examen te bekwamen wordt aan de leerlingen door het personeel der school buiten de gewone schooltijden hulp verleend. Aan dezen niet normalen toestand zal een einde kunnen worden gemaakt door de meisjes, die bestemd zijn voor opleiding voor het mulo-B- diploma, te plaatsen op de jongensschool, waar wel volledige B-klassen zijn. Het is om onderwijskundige redenen ge wenscht, dat toelating reeds vanaf het eerste leerjaar mogelijk is, terwijl deze mogelijkheid nog met ingang van het school jaar 1946/47 ware te openen. De Commissie van bijstand voor bet onderwijs kan zich blijkens haar in de Leeskamer ter inzage gelegd advies met een reorganisatie van het U.L.O. in dezen zin vereenigen. Waar als gevolg van die reorgani satie het uitgebreid lager onderwijs zal worden gegeven in een gemengde school en in een meisjesschool, zal de aan duiding van de U.L.O.-scholen eenigszins behooren te worden gewijzigd. Mitsdien stellen wij Uwen Baad voor, ingevolge artikel 2 der verordening regelende het gewoon lager- en uitgebreid lager onderwijs a. te bepalen, dat met ingang van het schooljaar 1946/47 de Jongensschool voor U.L.O. tevens toegankelijk zal zijn voor meisjes, die bestemd zijn om opgeleid te worden voor het mulo-B-diploma; b. in verband met het bepaalde onder a, de U.L.O.-scholen met ingang van het schooljaar 1946/1947 aan te duiden als volgt: „openbare school voor U.L.O. aan de Pieterskerk straat" en „openbare Meisjesschool voor U.L.O. aan de Breestraat". Aan Burg. en Weth. van Leiden, den tijdelijken Gemeenteraad. N°. 60. Leiden,.,25. Mei.,1946 Gebruik makende van de bevoegdheid bij artikel 30 der Leerplichtwet gegeven, heeft de Gemeenteraad op 19 Mei 1924 een verordening vastgesteld, waarbij bepaald werd, dat de door den Commissaris van Politie aangewezen ambtenaren en beambten van Politie der gemeente Leiden gemachtigd zijn de door een hoofd eener lagere school aan dien Commissaris opgegeven leerplichtige kinderen, die zich gedurende den schooltijd op den openbaren weg bevinden, te brengen naar het hoofd der school, tot welker leerlingen die kinderen behooren. In de practijk nu is gebleken, dat de goede werking dezer bepaling in ernstige mate belemmerd wordt eenerzijds door de omstandigheid, dat niet ieder politie-ambtenaar even- bedoelde bevoegdheid bezit en anderzijds door de beperking, dat slechts die kinderen naar school mogen worden geleid, die door het hoofd der School aan de Politie zijn opgegeven. Aangezien de ontstellende omvang, welke het school verzuim heeft aangenomen, het noodig maakt tegen dit euvel met kracht op te treden, geven wij U, met ver wijzing naar de hierbij overgelegde adviezen van den Commissaris van Politie en den Inspecteur van het Lager Onderwijs in de Inspectie Leiden, in overweging boven bedoelde beperkingen uit de verordening weg te nemen en te dien einde over te gaan tot vaststelling van de volgende verordening: VERORDENING, tot wijziging van de verordening van 19 Mei 1924 (Gemeente blad No. 12), als bedoeld in artikel 30 der Leerplichtwet. Eenig Artikel. Het eenig artikel van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: De ambtenaren der gemeentepolitie zijn gemachtigd een leerplichtig kind, dat zij gedurende de schooltijden op den openbaren weg aantreffen, te brengen naar het hoofd der school, tot welker leerlingen dat kind behoort. Van dezen maatregel zijn uitgezonderd de kinderen, die in het bezit zijn van een bewijs van het hoofd der school, tot welker leerlingen zij behooren, waaruit blijkt, dat zij verlof hebben de school te verzuimen. Aan Burg. en Weth. van Leiden, den tijdelijken Gemeenteraad.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 3