MAANDAG 25 MAART 1946. 25 (Hendriks e.a.) Benoeming Wethouder; e.a. De heer Hendriks stelt namens de christelijk-historische fractie den heer Huurman candidaat. De heer Goslings zegt in antwoord op de vraag, of de fractie der Nederlandsche Volksbeweging niet beter doet met zich van stemming te onthouden, indien zij toch geen politieke groep is, dat de vertegenwoordigers dezer beweging, deden zij dit inderdaad, beter hadden gedaan met in het geheel niet in den Raad zitting te nemen. De heer Hendriks: Dus is het wel een politieke groep? De heer Goslings meent, dat ieder zijn meening mag te kennen geven, indien zulks in het belang van de gemeente is, dus ook door middel van een stemming. Wordt benoemd met 17 stemmen de heer A. J. Jongeleen-, de heer B. J. Huurman verkreeg 11 stemmen, terwijl 3 stem men van onwaarde waren. De heer Jongeleen verklaart de benoeming aan te nemen. II. Voorstel: a. tot het wijzigen van den naam van den dienst voor Gemecn- schapszorg b. tot het vaststellen van een verordening betreffende den dienst voor Sociale Zaken te Leiden. (32) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel sub a besloten. De verordening sub II komt in behandeling. Over deze verordening worden geen algemeene beschouwin gen gehouden. De artikelen 1 tot en met 3 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 4, waarbij tevens aan de orde komt het amendement van mevrouw Braggaar, hetwelk luidt als volgt: Ondergeteekende stelt voor, de verordening betreffende den Dienst voor Sociale Zaken te Leiden, als volgt te wijzigen; Art. 4, alinea 2, Inplaats van ten hoogste drie, te lezen vier leden te benoemen uit den Gemeenteraad. De Voorzitter deelt mede, dat Burgemeester en Wethouders hun voorstel in dier voege wijzigen, dat in lid 2 van artikel 4, laatste zinsnede het woord: drie wordt vervangen door vier. Mevrouw Braggaar trekt naar aanleiding van deze wijziging van lid 2 haar amendement in. De Voorzitter constateert dat het amendement van mevrouw Braggaar is ingetrokken. Het gewijzigde artikel 4 wordt vervolgens zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De artikelen 5 tot en met 8 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen; waarna de gewijzigde Verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. III. Voorstel: a. tot het vaststellen van een verordening op het Stedelijk Museum „De Lakenhal" te Leiden; b. tot het wijzigen van de verordening, regelende de voor waarden voor het bezoek aan het Stedelijk Museum „de Lakenhal" te Leiden. (33) IV. Voorstel tot het verleenen van ontslag aan de heeren W. J. J. C. Bijleveld, A. Krantz en A. J. M. van Dijk, als lid van de Commissie voor het Stedelijk Museum „de Lakenhal". (34) V. Voorstel tot het verleenen van ontslag aan de heeren W. J. J. C. Bijleveld, Prof. Mr. W. van Iterson en Prof. Dr. J. de Vries, als lid van de Commissie voor het Oud-Archief. (35) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen III tot en met V besloten. (Voorzitter e.a.) Ontslag onderwijzeres; e.a. De Voorzitter stelt thans aan de orde: VIII. Praeadvies op het verzoek van mej. H. de Wilde om ontslag als onderwijzeres aan de Meisjesschool voor U.L.O. aan de Brecstraat. (36) IX. Voorstel inzake het vaststellen en uitkeeren van de voorschotten op de vergoeding, bedoeld bij de artt. 101 en lOlbis der Lager Onderwijswet 1920, ten behoeve van bijzon dere scholen voor gewoon-, voortgezet gewoon- en uitgebreid lager onderwijs, over het jaar 1946. (37) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen VIII en IX besloten. VI. Benoeming van negen leden van de Commissie voor het Stedelijk Museum „de Lakenhal". (34 en 39) De heer Kortmann zou gaarne vernemen, waarom het College binnen een week na de indiening van het eerste voor stel (dat het toch zeker wel ernstig zal hebben overdacht, alvorens het daartoe overging) tot de conclusie is gekomen, dat niet acht maar negen leden moeten worden benoemd. In het algemeen zal een commissie beter kunnen werken, naar mate zij kleiner is. De heer van Schaik zegt, dat in de gewijzigde verordening het aantal leden van de Commissie tot 10 is verhoogd. Aan vankelijk wilde spreker met het indienen van de aanbeveling van een dubbeltal voor de negende plaats wachten. De num mers 1, aanbevolen voor de eerste drie plaatsen, hadden reeds vroeger zitting in de commissie en waren gekozen, omdat zij veel interesse voor het werk in de Lakenhal hadden en bovendien een bijzondere kennis van kunst in het algemeen bezaten. Als nummer 1 voor de drie daarop volgende plaatsen zijn personen uit het onderwijs aanbevolen, terwijl voor de 7e en 8e plaats worden aanbevolen leden van den Raad. In de negende vacature zag spreker gaarne iemand benoemd, die bijzondere interesse heeft in het werk van de Lakenhal als een museum, zooals spreker het gaarne zag worden. Het zou spreker aangenaam zijn, indien de Commissie er naar streefde niet alleen de Lakenhal als museum te vervolmaken, maar ook het museum aantrekkelijk te maken voor de velen, die tot nu toe de Lakenhal zijn voorbijgegaan en daardoor niet in aanraking zijn gekomen met de cultuur, die zij daar kunnen verkrijgen. Na de rondzending van stuk no. 35 is het spreker gebleken, dat de heer D. J. van Dijk zich er in het bijzonder voor interesseert om bij de groepen der bevolking, die de Lakenhal slechts van den buitenkant kennen, groote belangstelling voor dit museum te wekken. Om deze reden acht spreker het gewenscht, ook de negende plaats zoo spoedig mogelijk te doen vervullen. Worden benoemd: de heeren Prof. Dr. J. A. J. Barge, Mr. J. Slagter, Prof. Dr. H. van de Waal, Mej. Dra. J. van Hoorn, en de heeren J. J. H. van der Ree, Mr. M. B. Vos en D. J. van Dijk, ieder met algemeene (31) stemmen; de heer Ir. H. A. van Oerle, met 30 stemmen; de heer N. J. Swierstra verkreeg 1 stem; de heer B. J. Huurman met 29 stemmen; de heer J. Engels verkreeg 2 stemmen. De heeren Huurman, Vos en D. J. van Dijk verklaren de benoeming aan te nemen. VII. Benoeming van vier leden van de Commissie voor het Oud-Archief. (35) Worden benoemd: de heeren Prof. Dr. J. N. Bakhuizen van den Brink, D. J. van Dijk en Mr. H. Burgersdijk, ieder met algemeene (31) stemmen; de heer M. P. F. Meijer, met 29 stemmen; de heer Ir. H. A. van Oerle verkreeg 2 stemmen. De heer D. J. van Dijk verklaart de benoeming aan te nemen. X. Benoeming van tien leden van de Commissie voor Sociale Zaken. (38) De heer van Weizen zegt, dat zoo juist is bepaald, dat vier leden van den Raad zitting zullen hebben in de Commissie voor Sociale Zaken, en niet drie, terwijl wanneer deze aanbe veling gevolgd wordt, slechts drie raadsleden in deze Commis sie zitting zullen hebben. De Voorzitter zegt, dat volgens de Verordening ten hoogste

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 5