14
K°. 34. Leiden, 14 Maart 1946.
Ten einde Uwe Vergadering in de gelegenheid te stellen
de Commissie voor het Stedelijk Museum „de Lakenhal"
in haar geheel opnieuw samen te stellen, hebben de leden
van die Commissie, met uitzondering van de heeren W. J. J. C.
Bijleveld, A. Krantz en A. J. M. van Dijk, ontslag als zoo
danig genomen.
De heeren Krantz en van Dijk zijn lid geweest van de
U.S.B., terwijl het uit anderen hoofde gewenscht is den
heer Bijleveld door een ander te vervangen.
Aan genoemde heeren dient derhalve ontslag als lid van
de Oommissie te worden gegeven.
Ten behoeve van de samenstelling van de nieuwe Com
missie, dienen wij hieronder aanbevelingen in.
Wij geven U alsnu in overweging:
1°. ontslag te verleenen aan de heeren W. J. J. C. Bijleveld,
A. J. M. van Dijk en A. Krantz als lid van de Commissie
voor het Stedelijk Museum „de Lakenhal";
2°. over te gaan tot benoeming van acht leden van de
Commissie voor het Stedelijk Museum „de Lakenhal", tot
welk einde wij U aanbevelen:
a. Prof. Dr. J. A. J. BAEGE;
J. H. A. MAKDERS.
b. Mr. J. SLAGTER;
Mr. W. C. FELTKAMP.
c. Ir. H. A. YAK OERLE
K. J. SWIERSTRA.
d. Prof. Dr. H. VAK DE WAAL;
C. A. VAK DORP.
e. Mej. Dra. J. YAK HOORK;
J. WESTERMAK.
J. J. H. VAK DER REE;
A. J. KIESSEK.
g. B. J. HUURMAK;
J. EKGELS.
h. Mr. M. B. VOS;
Mr. H. BURGERSDIJK.
Aan Burg. en Weth. van Leiden,
den tijdelijken Gemeenteraad.
K°. 35. Leiden, 14 Maart 1946.
De leden van de Commissie voor het Oud-Archief Prof. Mr.
W. van Iterson en Prof. Dr. J. de Vries zijn tijdens de
bezetting te kort geschoten in het betrachten van een juiste
houding. Dezen heeren dient derhalve als lid van de Com
missie ontslag te worden verleend, terwijl het ook gewenscht
is den heer Bijleveld door een ander te vervangen.
Prof. Dr. J. K. Bakhuyzen van den Brink heeft gemeend
zijn lidmaatschap van de Commissie te moeten neerleggen,
doch heeft zich op ons verzoek bereid verklaard een her
benoeming aan te nemen.
In verband met een en ander geven wij U in overweging:
1°. aan de heeren W. J. J. C. Bijleveld, Prof. Mr. W. van
Iterson en Prof. Dr. J. de Vries ontslag te verleenen als lid
van de Commissie voor het Oud-Archief.
2°. over te gaan tot benoeming van vier leden van de
Commissie voor het Oud-Archief, tot welk einde wij U de
volgende aanbeveling doen:
a. Prof. Dr. J. K. BAKHUYZEK VAK DEK BRIKK;
Dr. T. P. SEVEKSMA.
b. D. J. VAK DIJK;
E. GOBÉE.
c. Mr. H. BURGERSDIJK;
J. VAK STRALEK.
d. M. P. F. MEIJER;
Ir. H. A. VAK OERLE.
Aan Burg. en Weth. van Leiden,
den tijdelijken Gemeenteraad.
K°. 36. Leiden. 14 Maart 1946.
Bij haar in de Leeskamer ter inzage gelegd schrijven
verzoektMej.II.de Wilde om ontslag als onderwijzeres aan
de Meisjesschool voor U.L.O. aan de Breestraat.
Aangezien tegen inwilliging van dat verzoek bij ons College
geen bezwaar bestaat, geven wij Uwe Vergadering in over
weging Mej. H. de Wilde, met ingang van een nader door
ons College te bepalen datum, eervol ontslag te verleenen
uit haar betrekking van onderwijzeres aan de Meisjesschool
voor U.L.O. aan de Breestraat.
Aan Burg en Weth. van Leiden,
den tijdelijken Gemeenteraad.
K°. 37. Leiden, 14 Maart 1946.
Door de besturen van de in deze gemeente gevestigde
bijzondere lagere scholen werden aanvragen ingediend ter
bekoming van een voorschot op de vergoeding in de kosten
van instandhouding van hunne scholen, alsmede van een
voorschot op de vergoeding in de kosten van vakonderwijzers,
bedoeld in de artikelen 101 en lOlMs van de Lager Onder
wijswet 1920. Het eerstbedoelde voorschot moet worden
berekend met inachtneming van het gemiddeld getal leer
lingen dier scholen over het afgeloopen jaar en naar een
bedrag dat vóór 1 Maart van het loopende jaar voor de
openbare scholen beschikbaar moet worden gesteld ter
bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 55 onder e
tot en met h en o van de Lager Onderwijswet 1920, alsmede
van die van instandhouding.
Aangezien echter de gemeentebegrooting voor het jaar
1946 als gevolg van de bijzondere omstandigheden nog
niet kon worden vastgesteld en een besluit omtrent het per
leerling der o.l. scholen voor 1946 beschikbaar te stellen
bedrag derhalve niet vóór 1 Maart kon worden genomen,
wordt dat bedrag, op grond van het bepaalde bij artikel
55bis, sub 2, der wet, geacht te zijn vastgesteld op dat,
hetwelk voor 1945 heeft gegolden, derhalve per leerling van
het openbaar gewoon lager-, van het voortgezet gewoon
lager- en van het uitgebreid lager onderwijs, onderscheiden
lijk 11.34, 10.17 en 15.03.
Het voorschot op de vergoeding wegens belooning van
vakonderwijzers wordt berekend naar het jaarlijks vast te
stellen gemiddeld bedrag, dat in het voorafgaand kalender
jaar per leerling van de openbare lagere scholen aan be
looning voor vakonderwijzers werd uitgegeven. Dit bedrag
beliep over het jaar 1945 per leerling van het gewoon lager
onderwijs 3.26, per leerling van het voortgezet gewoon lager
onderwijs 8.70, en per leerling van het uitgebreid lager
onderwijs 18.64.
Op grond van een en ander geven wij U, met verwijzing
naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken, in
overweging:
I. het gemiddelde bedrag, dat in 1945 per leerling van de
openbare scholen onderscheidenlijk voor gewoon lager-,
voortgezet gewoon lager- en uitgebreid lager onderwijs werd
uitgegeven aan belooning van vakonderwijzers, vast te
stellen op respectievelijk 3.26, ƒ8.70 en ƒ18.64;
II. als voorschot op de exploitatievergoeding en de ver
goeding voor vakonderwijzers over het jaar 1946 te ver
strekken aan:
a. het bestuur van het Gesticht de Voorzienigheid te
Leiden, voor de school voor:
gewoon lager onderwijs aan:
de Krauwelsteeg 82838,78 816,09
het Levendaal 543144,96 904,11
5983,74 1720,20
voortgezet gewoon lager onderwijs aan:
de Krauwelsteeg 8593,25 507,50
uitgebreid lager onderwijs aan:
het Levendaal 561798,59 2230,59
b. het bestuur van de Inrichting
van Liefdadigheid voor R.K. te
Leiden, voor de school voor: