18
MAANDAG 4
MAART 1946.
Voorstel mevrouw Braggaar inzake verhooging steunnormen.
(Menken e.a.)
geen overbruggingssteun hebben, maar zeer vaak terwille
van hun gezin verwezen moeten worden naar den Dienst
voor Gemeenschapszorg. Men komt er echter niet, door over
de geheele lijn de normen te verhoogen; men zal daarbij
werkelijk onderscheid moeten maken, niet alleen ten aanzien
van kleine handelaartjes en meer of minder „zwarte" men-
schen, die bij den Dienst voor Gemeenschapszorg in steun
zijn, maar men moet ook rekening houden met die personen,
die nog gedeeltelijk werken kunnen en die nu eenmaal,
wanneer de steunnormen aantrekkelijk zijn en zeer dicht bij
de overbruggingsuitkeering voor de bona fide-arbeiders
komen te liggen, daardoor feitelijk niet gedreven worden
in de richting, waarin het College hen toch gaarne wil hebben,
n.l. dat zij arbeid verrichten, voorzoover dat mogelijk is,
en medewerken aan den opbouw van het vaderland, hetgeen
toch hard noodig is.
Wanneer de Raad het College zou dwingen de door mevrouw
Braggaar voorgestelde normen te gaan toepassen, dan zou
men door het plafond van de steunverleening heen komen en
komen te zitten op de verdieping van de overbruggings
uitkeering voor de bona fide arbeiders. Mevrouw Braggaar
stelt voor als norm voor een echtpaar 18.en voor een
kind ƒ2.50, terwijl bij een gemiddeld loon van ƒ27.60 de
overbruggingsuitkeering 80 bedraagt dus 22.10. Voor
een echtpaar met twee kinderen zou de steunnorm volgens
het voorstel van mevrouw Braggaar dan worden 23.
terwijl de overbruggingsuitkeering 22.10 bedraagt. Boven
dien: de bona fide arbeiders, die overbruggingsuitkeering
genieten, krijgen niets anders, terwijl de door den Dienst
voor Gemeenschapszorg gesteunden nog zeer vaak steun in
natura krijgen, zooals melk, havermout en andere artikelen.
Spreker zou het van ganscher harte willen geven aan die
menschen, wien hij het zoo gaarne gunt, omdat het de arme
menschen zijn, maar er zijn bij den Dienst voor Gemeenschaps
zorg ook andere categorieën ondergebracht, die nu eenmaal
niet voor overbruggingssteun in aanmerking komen, niet
alleen kleine zelfstandigen en scharrelaars, maar ook zij,
die tengevolge van misdragingen, soms politieke misdragingen,
niet in aanmerking komen voor overbruggingsuitkeering,
en afgevoerd worden naar den Dienst voor Gemeenschapszorg.
Dan zouden dezen er door gebaat zijn, dat zij ondergebracht
zijn bij den Dienst voor Gemeenschapszorg en niet in aan
merking komen voor overbruggingsuitkeering en men zou
ook geen directe pressie op hen kunnen uitoefenen.
Gedeputeerde Staten zullen het zeker niet goedkeuren,
dat men daarbij uitgaat boven de overbruggingsuitkeering.
Men zal dus aan het voorstel, deze restricties moeten ver
binden
1°. dat niet mag worden uitgegaan boven de overbruggings
uitkeering en 2°. dat het uitsluitend zal worden toegepast
met betrekking tot degenen, die daarvoor het meest in aan
merking komen.
Gelet op het feit, dat Gedeputeerde Staten eerst kort
geleden aan de nieuwe normen hun goedkeuring hebben ver
leend, geeft spreker den Raad evenwel in overweging voor-
loopig met dit nieuwe tevreden te zijn (zij het, dat de alleen-
wonenden en de kostgangers helaas op het oude niveau moeten
blijven staan) en aan de op te richten en zeer spoedig in
werking te stellen Commissie voor den Dienst van Gemeen
schapszorg het complex van vraagstukken, waarover in deze
vergadering is gesproken, voor te leggen.
Spreker ontraadt den Raad de aanneming van het voor
stel van mevrouw Braggaar. Wanneer de Raad het toch aan
vaardt, zullen de door spreker genoemde restricties moeten
worden gemaakt, wil het de goedkeuring van Gedeputeerde
Staten verkrijgen. De verhooging van de gezinsnorm vraagt
70.000.worden de normen voor de vier groepen ver
hoogd, dan zal het uiteraard een nog grooter bedrag vorderen.
In de normen is niet vervat de mogelijkheid van aankoop
van allerlei dingen buiten het levensmiddelenpakket; daar
voor zullen andere wegen moeten worden bewandeld. Spreker
hoopt, dat de Regeering er spoedig in zal slagen met gezonde
voorstellen te komen, die den armlastigen de noodige middelen
verschaffen. Anderzijds doet de gemeente haar best te komen
tot het weder in dienst stellen van het Fonds voor bijzondere
nooden, waardoor verschillende menschen zeker kunnen
worden geholpen.
Mevrouw Braggaar is het er mede eens, dat de steunnormen
niet boven de overbruggingsuitkeering mogen uitgaan.
Spreekster kan zich voorstellen, dat men het door haar
voorgestelde bedrag betrekkelijk hoog acht. Men dient echter
te bedenken, dat de nood in de gezinnen nog grooter is en
ontzettend hoog is gestegen, zoodat met het nemen van
maatregelen niet lang kan worden gewacht. Al is de Regeering
ook voornemens hulp te verstrekken, o. a. door te leenen,
Voorstel mevrouw Braggaar inzake verhooging steunnormen.
(Mevrouw Braggaar e.a.)
zij kan niet alles doen, wat noodig is en daarom ontkomt
men daardoor niet aan den plicht degenen, die steun van
Gemeenschapszorg ontvangen, zoo spoedig en ook zooveel
mogelijk te helpen. Indien de gemeente niet ingrijpt, zal
men in de gezinnen trachten op de voeding te besparen, tot
schade van de gezondheid, hetgeen ten gevolge zal hebben,
dat de gemeente op den duur voor veel hoogere kosten
komt te staan.
Natuur lijk zijn er ook, die liever steun ontvangen dan
werken, maar daarop moet men toezicht houden. Spreekster
heeft altijd op het standpunt gestaan dat, alvorens steun
te verleenen, zoo eenigszins mogelijk eerst werk moet worden
aangeboden.
Voorts wijst spreekster er op, dat in gezinnen met twee
kinderen geen melk aan de kinderen verstrekt wordt.
De verhooging van de steunnormen, die op het oogenblik
bij Gedeputeerde Staten aanhangig is, houdt toch ook een
verslechting in, aangezien volgens die regeling de kolen-
toeslag zal vervallen. Dat is de schaduwzijde van die regeling
en daarmede zou spreekster zich toch ook niet kunnen
vereenigen.
Spreekster geeft toe, dat er bij den Dienst voor Gemeen
schapszorg inderdaad groepen gesteund worden, die om
verschillende redenen niet in aanmerking komen voor onder
steuning volgens de vastgestelde steunnormen, maar minder
ontvangen. Maar deze maatregelen kunnen toch ook worden
toegepast op de groepen, die niet onder de overbruggings
uitkeering vallen.
Spreekster is het niet eens met den heer Huurman, dat
met de behandeling van deze zaak moet worden gewacht
totdat de Commissie voor Gemeenschapszorg haar van alle
kanten zal hebben bezien.
Den heer van Oijen antwoordt spreekster, dat zij er ook
wel degelijk op heeft gewezen, dat ook beter gesitueerde
gezinnen moeite hebben met het vernieuwen van de kleeding,
maar dat die quaestie in de gezinnen van de gesteunden
nog zeer veel moeilijker was en ook, dat ondanks de stijging
van de loonen toch niet alles nieuw kan worden aangeschaft.
Spreekster is erkentelijk voor den steun, dien de heer van
Oijen aan haar voorstel heeft toegezegd. Er is ook op ge
wezen, dat bij den Dienst voor Gemeenschapszorg koop
lieden in ondersteuning zijn; voor dezen gelden de normen
echter niet, maar is een andere regeling getroffen. Hoewel
door de maatregelen van Minister Drees in den nood zal
worden voorzien, hetgeen spreekster toejuicht, is de nood
zoo hoog, dat die voorziening toch niet afdoende zal kunnen
zijn. Spreekster beveelt daarom haar voorstel aan.
De Voorzitter deelt mede, dat mevrouw Braggaar haar
voorstel nader heeft gewijzigd in dien zin, dat het komt te
luiden
„De tijdelijke Gemeenteraad van Leiden,
in vergadering bijeen op 4 Maart 1946,
van oordeel, dat door de aanzienlijke stijging van het
levensonderhoud de positie van de gesteunden door den
Dienst voor Gemeenschapszorg steeds stijgende moeilijkheden
oplevert
spreekt als zijn meening uit, dat verhooging van de steun
normen alleszins noodzakelijk moet worden geoordeeld,
verzoekt mitsdien aan Burgemeester en Wethouders de
normen te bepalen als volgt:
voor man en vrouw op 18.per week
voor alleenwonenden op 13.50 per week
voor kostgangers op 11.25 per week
voor elk kind op 2.50 per week,
voorzoover deze bedragen althans de overbruggings
uitkeering niet overschrijden."
De heer van Weizen dankt den Wethouder voor diens
uiteenzetting van deze tamelijk ingewikkelde materie.
De wijze, waarop de categorieën van personen, die bij
Gemeenschapszorg zijn ondergebracht, scherp worden onder
scheiden, geeft vaak aanleiding tot groote klachten, die,
naar spreker meent, beter in een persoonlijk onderhoud
kunnen worden behandeld, waarom hij er thans geen op
somming van zal geven.
Over datgene, wat zoo lichtvaardig en met een hautain
gebaar wordt gezegd over de scharrelaartjes en hen, die nog
weieens op de een of andere wijze iets weten te verdienen,
zou heel veel op te merken zijn. Getracht moet worden door
het nemen van doeltreffende maatregelen de euvelen, die te
dien aanzien bestaan, zooveel mogelijk te bestrijden. Men
kan zich op het oogenblik wel op het standpunt stellen, dat,
zooals vaak wordt geponeerd, deze menschen onverbeterlijk
zijn, die hulp niet verdienen en daarop dus ook geen aan
spraak kunnen maken, maar men zal een anderen weg moeten