16 MAANDAG 4 MAAET 1946. Voorstel mevrouw Braggaar inzake verhooging steunnormen. (van Weizen c.a.) onderzoek instelt, hoe het in hun gezinnen toegaat, staat men versteld van de wijze, waarop zij vaak leven. Voor velen van hen is het leven allesbehalve een vreugde. Bij het debat in de Tweede Kamer over de loon- en prijspolitiek van de Eegeering op 18 December 1945 is vastgesteld, dat in het algemeen de loonen, in vergelijking met 1940, slechts 25 hooger mochten zijn, maar dat het levenspeil intusschen met 70 was gestegen. De Eegeering heeft toen getracht deze cijfers te weerleggen, doch dit is niet geheel gelukt, integendeel. Terwijl de steunnormen voor hen, die onder de overbruggingsregeling vallen, met slechts 25 ongeveer verhoogd zijn, bedraagt de verhooging van het algemeen prijspeil veel meer dan 25 Bovendien behooren de steun normen voor werkloozen en andere op den Dienst voor Gemeenschapszorg aangewezen personen, die in Leiden gelden, ook vóór den oorlog reeds, tot de allerlaagste van het geheele land. Daarover zijn op het departement meer malen harde noten gekraakt, maar in het algemeen is de toestand gebleven zooals hij was. Hoewel ook naar spreker's meening de financieele toestand van Leiden niet bepaald rooskleurig is, mag dit den Eaad toch niet weerhouden daarin verandering te brengen ten gunste van deze groep personen, die in de behoeftigste omstandigheden verkeeren. Eenige weken geleden is in deze gemeente een actie voor gezinsherstel gevoerd onder de leuze: „Gezinsherstel is volks herstel". Dit is inderdaad prachtig, maar voor gezinsherstel is noodig, dat aan een minimum van materieele voorwaarden wordt voldaan. Indien de gemeenschap niet in staat is, deze materieele voorwaarden te verschaffen, kan men prachtig mooie woorden de wereld inslingeren en schoone leuzen aan heffen, maar wordt niets verwezenlijkt van hetgeen men na streeft. Daarom is het wenschelijk en noodzakelijk die maat regelen te nemen, welke ten spoedigste in den bestaanden toestand de noodzakelijke veranderingen kunnen brengen. De heer van Oijen kan zich in het algemeen met het betoog van mevrouw Braggaar en den heer van Weizen vereenigen. Men dient evenwel te bedenken, dat er een algemeene ver arming is, waaronder ook de gezinnen van hen, die niet tot de armlastigen behooren, lijden. In de gezinnen van de arm lastigen is het moeilijk zich kleeding en schoeisel aan te schaffen. Maar is dit ook niet het geval in de gezinnen van hen, die wel werken en zelfs verhoogde loonen ontvangen? Men kan in het algemeen aannemen, dat in de groote gezinnen zelfs niet het geheele levensmiddelenpakket kan worden aan geschaft. Voor zeer veel ouders van groote gezinnen zal het ook in de naaste toekomst onmogelijk zijn ook maar iets te doen aan vernieuwing van kleeding, schoeisel, dekking enz. Men wil er niet gemakkelijk aan, dat er een algemeene verarming is en toch zal men zijn politiek er naar moeten bepalen. In de Tweede Kamer is deze zaak uitvoerig be sproken, maar tot heden zijn geen verbeteringen aangebracht. Yan degenen, die er zoogenaamd beter voorstaan, hebben velen een groot gedeelte van hun kleeding en huisraad geruild voor levensmiddelen om met hun kinderen in het leven te kunnen blijven. Hoeveel huisraad is in den vorigen winter niet in de kachel verdwenen! Bij een onderzoek in de huizen, niet alleen van de arm lastigen, maar ook van een zeer groote groep van personen, die daartoe niet behooren, zou men ontdekken, dat er een algemeene verarming is, die niet gemakkelijk is te verhelpen. Dit sluit niet in, dat men niets in die richting zou moeten doen. Het is zeer begrijpelijk, dat waar in den zgn. normalen tijd de ondersteunden van Maatschappelijk Hulpbetoon minder dan anderen waren voorzien van kleeding, schoeisel en dergelijke, zij thans het allermeest door de verarming worden getroffen. Het is echter zeer de vraag, of de door mevrouw Braggaar voorgestelde regeling goedgekeurd zou worden door Gedepu teerde Staten, waar pas kort geleden, n.l. medio Januari, een verhooging van de steunnormen heeft plaats gevonden. Het is dus zeer onwaarschijnlijk, dat men thans hiermede weer succes zou kunnen hebben. Op het oogenblik is er echter geen Commissie voor den dienst voor Gemeenschaps zorg; die Commissie is nog steeds niet samengesteld. Was die Commissie er wel, dan zou deze zich op de hoogte hebben kunnen stellen ook van alles, wat men thans nog niet weet. Is het nu niet mogelijk, met spoed aan de instelling en de samenstelling van die Commissie te werken, en deze zaak dan in die Commissie te behandelen? Daarna kan deze zaak dan opnieuw in den Eaad worden gebracht. Men zou kunnen zeggen, dat dit aldus op de lange baan wordt geschoven, maar wanneer die Commissie in de volgende Eaadsvergadering wordt ingesteld en benoemd, behoeft het toch niet zoo lang te duren, voordat die zaak zal worden behandeld. Voorstel mevrouw Braggaar inzake verhooging steunnormen. (van Oijen e.a.) Bovendien kan men toch niet spreken van één bepaalde groep van gesteunden; onder den steun van den Dienst voor Gemeenschapszorg vallen verschillende groepen, tusschen welke toch eenig onderscheid gemaakt moet worden. Men heeft de oude armlastigen, de half invaliden en ook nog een tusschengroep van kleine handelaartjes, scharrelaartjes, met wie men misschien niet al te veel medelijden zal behoeven te hebben, daar zij misschien wel kans zien er nog wat bij te verdienen. Vooral voor de andere groepen acht spreker het echter wel noodig deze zaak eerst naar de Commissie te verwijzen. De heer Piena heeft met genoegen kennis genomen van het voorstel van mevrouw Braggaar en deelt namens de fractie van de illegaliteit mede, dat deze aan dit voorstel haar stem zal geven. De in het voorstel van mevrouw Braggaar vervatte regeling is een sociaal gebiedende eisch en sprekers fractie zal dan ook haar voorstel, gezien de strekking daar van, steunen. Spreker acht het echter onjuist, dat door den Dienst voor Gemeenschapszorg van de inkomsten van inwonende kinderen 2/3 wordt afgetrokken. Deze regeling heeft vroeger tot groote moeilijkheden geleid; men kweekte daarmede slechte verhoudingen in het gezin. Het betreft hier jonge menschen, die op den drempel van het leven stonden, die zelf ook behoeften kregen en zelf ook zochten naar ont wikkeling en ontspanning. Maar altijd stond als een schaduw achter hen dat van hun inkomsten 2/3 deel afgetrokken werd daardoor werden hun werklust en hun ijver gedrukt. Spreker zou het voorstel van mevrouw Braggaar aldus willen amendeeren, dat daardoor de bepaling, dat het steun bedrag wordt verminderd met 2/3 van het inkomen van de kinderen, komt te vervallen. Een dergelijke bepaling gold ook niet bij den overbruggingssteun, welke na de bevrijding is ingevoerd voor hen, die onvrijwillig werkloos waren. Spreekt men met den Directeur van het Gewestelijk Arbeids bureau, dan hoort men de vraag: waar zijn de meisjes, die vroeger dienstbode werden of in de fabrieken gingen werken? Spreker meent, dat zij dit nu niet doen, omdat zij weten, dat 2/3 van haar loon in mindering wordt gebracht op het steunbedrag van haar ouders. Om haar de kans te geven als normale menschen te leven, dient spreker thans zijn amende ment in. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement van den heer Piena, op het voorstel van mevrouw Braggaar, luidende: „Ondergeteekende stelt voor om de 2/3 aftrek van gezinsinkomen van inwonende kinderen van hen, die door Gemeenschapszorg worden gesteund, geheel te doen ver vallen." De heer Huurman, die met veel belangstelling heeft geluisterd naar het betoog van mevrouw Braggaar, wier voorstel veel sympathieks bevat, meent, dat de Eaad met de aanneming van dit voorstel te hard van stapel zou loopen. De heer van Weizen zeide, dat een toelage voor schoeisel wordt gegeven; mevrouw Braggaar meende, dat dit niet het geval was. Mevrouw Braggaar sprak van aanvulling van linnenkast en huisraad; de Minister van Sociale Zaken is druk doende er een regeling voor te treffen, zoodat de Eaad daarmede bij de bepaling van het steunbedrag geen rekening behoeft te houden. Voor het denkbeeld van den heer Piena, den 2/3-aftrek te doen vervallen, is misschien ook iets te zeggen, maar voor zoover spreker weet, zijn al die bepalingen aan ontzettend veel regelingen gebonden. De kans bestaat, dat de Eaad thans een besluit neemt, waarop hij in een volgende ver gadering moet terugkomen. Het meest juiste zou volgens spreker zijn, dat het Voorstel van mevrouw Braggaar werd gesteld in handen van Burge meester en Wethouders om praeadvies en het College dit praeadvies zoo spoedig mogelijk uitbracht, n.l. in de eerst volgende Eaadsvergadering, waarbij sommige punten mis schien zouden kunnen worden uitgebreid en waaruit wellicht een gedegen voorstel zou kunnen voortvloeien, waarmede de belangen van hen, die steun noodig hebben, meer zouden zijn gebaat dan met iets, waarmede zij nu worden blij gemaakt, maar dat straks moet worden teruggenomen. De heer Jongeleen heeft er bezwaar tegen, het voorstel van mevrouw Braggaar in handen van het College te stellen om praeadvies, aangezien voor deze menschen de nood dringt. Wanneer dit voorstel in handen van het College wordt gesteld om praeadvies, gaat er weer een maand over heen, voordat de Eaad hierover uitspraak kan doen. Ten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 6