14 MAANDAG 4 MAAET 1946. Bewapening politie. (Frohwein e.a.) sten-guns niet door den Commissaris zijn gewenscht. Laat de Commissaris probeeren ze terug te loodsen aan het Kijk, dat ze schijnt kwijt te willen raken aan de gemeente, aldus spreker. Het tekort aan pistolen is ontstaan ten gevolge van de in-ontvangst-neming door liet Rijk. Spreker acht het ge wenscht aan de Rijkscommissie voor den wederopbouw van publiekrechtelijke lichamen te vragen, of de gemeente daar door geen vordering op het Rijk kan instellen en geeft daarom in overweging, nu het bedrag van 13.000.alleen is geraamd en dus nog niet in rekening is gebracht, het voorstel thans van de agenda af te voeren. De heer van Stralen sluit zich volledig aan bij het betoog van de vorige sprekers. Het bedrag van 13.000.acht spreker aan den ongeloofelijk hoogen kant, gezien het feit, dat de Leidsche politie is bewapend met revolvers F N. De prijs komt neer op 84.per stuk. Vóór den oorlog kostten deze pistolen 25.per stuk, naar sprekers gegevens. Bovendien zijn ze afkomstig van het Militair Gezag, Sectie III. Het zou wel goed zijn, eens een onderzoek in te stellen of deze prijs niet te hoog is berekend. De heer A. van Dijk verklaart zich, in tegenstelling tot de vorige sprekers, voor dit voorstel. Er wordt nu wel gezegd, dat men in dezen tijd niet meer behoeft te spreken van oproer, maar als er eenmaal oproer is, behoeft men niet meer te zoeken naar wapens. Het is toch van belang, dat er een gewapende macht is, die kan ingrijpen wanneer onver hoopt bepaalde elementen er op uit zijn, de rust, die er gelukkig nog heerscht een rust, die naar een voorbeeld uit de laatste dagen bewijst, nogal betrekkelijk is te verstoren. De politie moet de middelen in handen hebben om op een bepaald oogenblik, laat men hopen dat dit oogen- blik nooit zal komen, het gezag te kunnen handhaven. Bij de politie bestaat nog een andere groote leemte, n.l. deze, dat niet eens iedere agent nog beschikt over een rijwiel. Spreker kan zich dus geheel aceoord met dit voorstel verklaren. De Voorzitter zegt, dat dit voorstel betrekking heeft op de aanschaffing van pistolen voor de politie, niet op den aankoop van sten-gunsdie quaestie zal later in behandeling komen. Burgemeester en Wethouders zijn ook geschrokken van den inderdaad zeer hoogen prijs van deze pistolen. De pistolen, die er waren, zijn verdwenen en nieuwe kon men alleen krijgen van de Afdeeling Intendance van de Nederlandsche Politie. Ook naar de meening van den Commissaris van Politie zijn deze pistolen vrij duur, n.l. 69.per stuk (de rest van het geld is voor munitie). Voorheen kostten ze 35.per stuk. Maar wat wil men? Men moet de politie toch de wapens geven, die er op het oogenblik zijn. Ofschoon spreker wel gevoelt voor de redeneering van de leden, die zich tegen dit voorstel hebben verklaard, handhaaft hij toch het voorstel, omdat het niet anders kan. Wat betreft de suggestie van den heer Frohwein, om aan de desbetreffende instanties een tegemoetkoming in deze kosten te verzoeken, is het College bereid daaraan gevolg te geven. Er zijn nog wel meer posten, die de gemeente achteraf gaat terugvorderen, en daarbij zou dan wellicht ook deze post opgenomen kunnen worden. Het voorstel tot bewapening van de politie moet echter aangenomen worden. De heer Jongeleen erkent, dat dit voorstel alleen strekt tot aankoop van pistolen, doch daarnaast wordt er in het Ingekomen Stuk naar verwezen, dat de Commissaris van Politie ook heeft ontvangen 30 sten-guns. Spreker maakt dus bij voorbaat bezwaar tegen een eventueel desbetreffend voorstel en zal daarop later, wanneer die zaak aan de orde komt, terugkomen. Spreker heeft deze zaak reeds nu ter sprake gebracht om straks niet voor een voldongen feit te worden geplaatst. Tegen dit voorstel tot aanschaffing van pistolen heeft spreker geen enkel bezwaar. De Voorzitter dankt den heer Jongeleen voor zijn op merking en zegt, dat het College daarmede rekening zal kunnen houden. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De heer Frohwein wenscht geacht te worden tegen het voorstel te hebben gestemd. Subsidie Vereeniqinq Zwakzinniqenzorqe.a. (Stokman e.a.) XIV. Voorstel inzake het verhoogen van liet aan de Ver- eeniging Zwakzinnigenzorg verleende subsidie voor 1945. (27) De heer Stokman heeft geen bezwaar tegen dit voorstel; het is hem echter uit de toelichting niet duidelijk geworden, waarom de nieuwe belooning te rekenen van 1 Januari 1945 moet worden toegekend. De heer Vos vraagt, of het met het oog op de besparing van kosten niet mogelijk is een employé van Endegeest met deze werkzaamheden te belasten, zonder dat het wordt een volledige betrekking, waaraan een salaris van 2.760.is verbonden. De heer Menken zegt, dat de betrokkene werk heeft ge presteerd, dat niet alleen in Leiden en het geheele district Zuid-Holland, maar ook in bepaalde kringen in Den Haag zeer op prijs wordt gesteld, en voor het dag aan dag goed werken is beloond met een bedrag, dat den naam van „salaris" feitelijk niet verdient. In overleg met de commissie is het College tot de conclusie gekomen, dat het inderdaad op billijkheidsgronden aannemelijk is, dat de betrokkene te rekenen van 1 Januari 1945 het nieuwe loon ontvangt. De inschakeling van een employé van de gestichten stuit in de eerste plaats af op de personeelschaarschte in de ver schillende gemeentelijke inrichtingen; in Oegstgeest is het al bijzonder moeilijk gereed te komen met al het werk, dat daar moet worden gepresteerd. In de tweede plaats is voor dit werk noodig iemand met bijzondere kwaliteiten, wien dit werk volkomen ligt; hij moet beschikbaar zijn niet alleen voor de pupillen, maar ook voor de conferenties met de ouders en met de ver schillende personen, bij wie de pupillen kunnen worden te werk gesteld. Het een en ander brengt niet alleen ontzaglijk veel werk met zich, maar eischt ook een bijzondere feeling en scholing. In den betrokkene heeft men den geschikten persoon gevonden. Hij heeft een rapport samengesteld over de nazorg voor zwakzinnigen in Leiden, dat een buitengewoon goed gedocumenteerd werk is. Het College is van meening, dat in andere gestichten of in andere kringen van het ge- meentepersoneel geen andere geschikte ambtenaar voor dit uiterst belangrijke werk te vinden is. Men vergete niet: wanneer dit werk mislukt, mislukt zeer vaak een leven. En wanneer deze menschen mislukken, komen zij volkomen ten laste van de gemeenschap. De praeventieve werking van het werk van dezen ambtenaar is zeer grootde moreele bate ten opzichte van de betrokkenen zelf en ook de financieele bate ten aanzien van de gemeente acht het College groot genoeg om het op deze leest te schoeien. De vereeniging blijft zooveel mogelijk ingeschakeld, maar de gemeente neemt op zich aan dit werk een min of meer royalen steun te verleenen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XV. Voorstel inzake liet verlioogen van het voor 1945 beschikbaar gestelde bedrag ten behoeve van het verschaffen van een werkgelegenheid aan blinden. (28) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. De Voorzitter stelt alsnu aan de orde het voorstel van mevrouw Braggaar, hetwelk luidt als volgt: „De tijdehjke Gemeenteraad van Leiden, in vergadering bijeen op 4 Maart 1946, van oordeel, dat door de aanzienlijke stijging van het levensonderhoud de positie van de gesteunden door den dienst van Gemeenschapszorg steeds stijgende moeilijkheden oplevert, spreekt als zijn meening uit, dat verhooging van de steun- normen alleszins noodzakelijk moet worden geoordeeld, verzoekt mitsdien de Commissie van Gemeenschapszorg voor te stellen de normen voor man en vrouw te bepalen op 18.per week, voor alleenwonenden op 13.50, voor kostgangers op 11.25 en voor elk kind op 2.50". De Voorzitter geeft mevrouw Braggaar in overweging om, waar er in Leiden geen Commissie voor de Gemeenschapszorg bestaat, het in haar voorstel vervat verzoek rechtstreeks tot Burgemeester en Wethouders te richten. Dit is louter een formeele quaestie. Mevrouw Braggaar verklaart zich daartoe gaarne bereid en wijzigt haar voorstel in dezen zin.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 4