6
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging om
a. aan het Bestuur der Vereeniging tot Stichting en Instand
houding van scholen met den Bijbel, gevestigd te Oegstgeest,
de medewerking, als bedoeld bij artikel 72 der Lager Onderwijs
wet 1920, te verleenen tot het verkrijgen van de beschikking
over een lokaliteit voor het onderwijs in de lichamelijke
oefening, ten behoeve van zijn school voor gewoon lager
onderwijs aan de Adriaan Pauwstraat;
b. behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten dezer
provincie, in verband met de sub a verleende medewerking,
een bedrag van 200.te brengen op de gemeentebegrooting,
dienstjaar 1946.
Aan Burg. en Weth. van Leiden,
den tijdelijken Gemeenteraad.
N°. 23. Leiden, 23 Pebruari 1946.
Bij besluit van den Burgemeester, waarnemende de taak
van den Gemeenteraad, van 1 September 1944 werd, behoudens
toestemming van den Commissaris der Provincie, besloten:
a. tot oprichting voorloopig bij wijze van proef van
een cursus voor jeugdige textielarbeiders onder leiding van
het hoofd van den gemeentelijken vervolgcursus voor jongens
en volgens nog nader vast te stellen richtlijnen;
b. vast te stellen den staat No. 30 tot wijziging van de
gemeentebegrooting, dienstjaar 1944 in verband met de
beschikbaarstelling van de ten behoeve van den sub a ge
noemden cursus benoodigde gelden.
Blijkens hun schrijven van 19/24 September 1945, G. S.
No. 189, meenen Gedeputeerde Staten dezer provincie aan
vankelijk bezwaar te moeten maken tegen het bovengenoemd
besluit, op grond dat de jeugdige textielarbeiders naar het
oordeel van den Inspecteur van het Nijverheidsonderwijs
voor hen passend onderwijs kunnen genieten aan de Ambachts
school, alhier, en wordt geadviseerd hieromtrent in overleg
te treden met het Bestuur van de Vereeniging „de Ambachts
school".
Dit overleg heeft tot resultaat gehad, dat de sedert
1 October 1943 geschorste textielcursus aan de Ambachts
school, met inschakeling van het hoofd van den gemeente
lijken vervolgcursus voor jongens, 3 October 1945 weder
is aangevangen. De gemeente heeft voorts ten behoeve van
dien nijverheidscursus de benoodigde schoollokaliteit in
gebruik afgestaan.
Aangezien dus een gemeentelijke textielcursus thans geen
reden van bestaan meer heeft, geven wij Uwen Baad
in overweging, het besluit van den Burgemeester van
1 September 1944, inzake de oprichting van een gemeente
lijken cursus voor jeugdige textielarbeiders, in te trekken.
Aan Burg. en Weth. van Leiden,
den tijdelijken Gemeenteraad.
N°. 24. Leiden, 22 Februari 1946.
Op 23 November 1944 (Ingek. Stuk No. 173) besloot de
toenmalige Burgemeester, waarnemende de taak van den
Gemeenteraad, te rekenen met ingang van 1 September
1943, o.a. in te trekken de verordening van den 12en
October 1936, regelende de heffing van schoolgeld voor het
openbaar en bijzonder gewoon lager- en uitgebreid lager-,
en voor het openbaar buitengewoon lager onderwijs te
Leiden (Gem.Blad No. 30), laatstelijk gewijzigd bij verorde
ning van 25 September 1941, (Gem.Blad No. 18voor zooveel
betreft de heffing van schoolgeld voor het openbaar en
bijzonder gewoon lager- en uitgebreid lager onderwijs.
Uit de bij de stukken gevoegde correspondentie blijkt,
dat er zoowel bij Gedeputeerde Staten dezer provincie als
bij den Minister van Binnenlandsche Zaken bezwaar bestaat
tegen vorenbedoeld besluit. Zij zijn n.l. van meening, dat
de verordening op verschillende punten geacht moet worden
in strijd te zijn met het „Besluit schoolgeld lager onderwijs
1944" en mitsdien op grond van het bepaalde bij art. 21,
2e lid van dat besluit in haar geheel is vervallen. De
Burgemeester had zich op het standpunt gesteld, dat de
verordening ingevolge dat artikel weliswaar krachteloos
werd, doch in verband met het bepaalde in artikel 273 der
Gemeentewet bovendien moest worden ingetrokken.
Waar het hier een kwestie van formeelen aard betreft,
is ons College van meening, dat gevoegelijk aan den wensch
van Gedeputeerde Staten kan worden tegemoet gekomen.
Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten tot het
ongedaan maken van het besluit, d.d. 23 November 1944
van den toenmaligen Burgemeester (Ingek. Stuk No. 173),
voor zooveel dit betreft de intrekking van de daarbij
bedoelde verordeningen.
Aan Burg. en Weth. van Leiden,
den tijdelijken Gemeenteraad.
N°. 25. Leiden, 22 Februari 1946.
Bij Koninklijk Besluit van 20 November j.l. (Stbl. F 291)
werd ter vervanging van het „Besluit schoolgeld lager
onderwijs 1944" vastgesteld, het „Tijdelijk Besluit school
geld lager onderwijs 1945", waarbij in hoofdzaak de bepalingen
van het vervallen besluit zijn overgenomen. Daarbij is de
periode waarover de gemeenten geen schoolgeld mogen heffen
uitgebreid tot de schoolgeldjaren welke na 1 Juli 1942,
doch vóór 1 April 1945 zijn aangevangen. Indien in dat
tijdvak schoolgeld is geheven, moet dit in mindering worden
gebracht op het schoolgeld verschuldigd over het schoolgeld
jaar dat op of na 1 April 1945 aanvangt, of, indien en voor
zoover dit niet mogelijk is, worden terugbetaald.
Iu het nadeel dat de gemeenten door het niet-heffen van
schoolgeld lijden, zal haar blijkens circulaire van den Minister
van Binnenlandsche Zaken van 7 December j.l., een bijdrage
uit 's Bijks kas worden verleend, op grondslag van het bedrag
dat aan de gemeenten werd toegekend over het eerste na
1 Juli 1942 aangevangen schoolgeldjaar, waardoor de tege
moetkoming welke haar vroeger in uitzicht werd gesteld,
als verband houdende met het vervangen schoolgeldbesluit
1944, uiteraard vervalt.
Ook het besluit van den Burgemeester van 7 September
1944, (Gem. Blad No. 9 van 1945), houdende vaststelling van
een vermenigvuldigingscijfer voor het tarief van het school
geld voor het gewoon-, het voortgezet gewoon- en het uitge
breid lager onderwijs, moet als gevolg daarvan geacht worden
nimmer te hebben gegolden en dus als vervallen worden
beschouwd.
Ten opzichte van het vermenigvuldigingscijfer hetwelk
thans opnieuw dient te worden vastgesteld deelt de Minister
in zijn vorenaangehaalde circulaire van 7 December j.l.
ook namens zijn ambtgenoot van Financiën mede, dat dit
in steunbehoevende gemeenten voor het gewoon lager- en het
voortgezet gewoon lager onderwijs op ten minste 2 moet
worden vastgesteld, aangezien het in het besluit voor deze
takken van onderwijs voorkomende tarief de helft beloopt
van het tarief, dat als normaal kan worden beschouwd.
Waar mag worden aangenomen, dat bij een vermenigvuldi
gingscijfer van 2, de totale ontvangst ongeveer even hoog zal
zijn, als die, verkregen onder de werking van de laatste
gemeentelijke schoolgeldregeling, bestaat er alle reden het
vermenigvuldigingscijfer voor het gewoon lager- en het
voortgezet gewoon lager onderwijs te bepalen op 2. Toepassing
van het tarief van het schoolgeld voor het uitgebreid lager
onderwijs doet een opbrengst verwachten, welke als normaal
kan worden beschouwd, waarom wij vaststelling van een
vermenigvuldigingscijfer voor dat onderwijs, vooralsnog
niet noodig oordeelen. Op deze wijze wordt tevens aan den
wensch van den Minister voldaan, dat de schoolgeldbedragen
van het gewoon lager- en het voortgezet gewoon lager onder
wijs, tot die van het uitgebreid lager onderwijs, zich zullen
verhouden als 2 3.
Op grond ^van een en ander geven wij Uwe Vergadering
mitsdien in overweging over te gaan tot vaststelling van de
navolgende verordening:
VERORDENING,
houdende vaststelling van een vermenigvuldigingscijfer voor
het tarief van het schoolgeld voor het gewoon lager- en het
voortgezet gewoon lager onderwijs te Leiden.
Artikel 1.
Het vermenigvuldigingscijfer, bedoeld bij artikel 8, 4e lid
van het „Tijdelijk Besluit schoolgeld lager onderwijs 1945",
wordt voor het gewoon lager- en het voortgezet gewoon lager
onderwijs vastgesteld op 2.
Art. 2.
Deze verordening is met terugwerkende kracht op 1 April
1945 in werking getreden.
Aan Burg. en Weth. van Leiden,
den tijdelijken Gemeenteraad.