10 DINSDAG 19 FEBEUAEI 1946. (Mevrouw Braggaar e.a.) (Voorzitter e.a.) heeft gesproken. Mogen wij allen deze gedachte be houden. Mogen wij Verweij, ook als wij hem naar zijn laatste rust plaats volgen, maar ook daarna, in gedachten en in eere houden, als een man, die voor deze gemeente, die hem zoo lief was, zooveel heeft gedaan. Mevrouw Braggaar houdt de volgende toespraak: Mijnheer de Voorzitter: Namens den Eaad sluit ik mij aan bij de woorden, door U gesproken ter nagedachtenis van hem, die ons zoo plotseling door den dood is ontvallen. Zeker zal bij het vernemen van zijn verscheiden een schok van ont roering gegaan zijn door zeer velen, evenals door ons Eaads- leden, die hem van zoo nabij hebben leeren kennen en die wisten wat hij voor onze gemeente in het bijzonder beteekende. Hoewel hij geen Leidenaar van geboorte was, was Leiden hem lief geworden. Daarom schonk hij aan Leiden zijn gaven van hoofd en hart ten volle, ja veel meer zelfs, en wel zoo dat zijn gezondheid, die den laatsten tijd veel te wenschen overliet, snel achteruitging, doch door buitengewone plichtsbetrach ting gedreven bleef hij zijn arbeid voortzetten, zijn arbeid die hem zoo lief was. Weinige gemeentebestuurders hebben voor een zoo moeilijke taak gestaan als waarvoor hij zich geplaatst zag, als loco-Burgemeester en als Wethouder. Doch niet alleen de gemeentezaken gingen hem ter harte, ook de belangen der ingezetenen, het lot van hen, die zoozeer door den nood te lijden hadden, waren voor hem een bron van stijgende zorg. Steeds gingen zijn gedachten daarheen. Ingewijden wisten wat hij tijdens de bezetting heeft gedaan; zij wisten, dat hij zijn vrijheid en zijn leven op het spel had gezet om zeer velen het leven te redden. Ook was hij een voor beeld van eerlijkheid en plichtsbetrachting, als weinigen. Zij, die zooals ik het geluk hebben gehad, zoo lang met hem te mogen samenwerken, weten wat hij voor een persoon was. Niet alleen de gemeente verliest in hem een toegewijd bestuurder, doch ook de partij, die hem in den Eaad afvaar digde als sociaal-democraat, verliest in hem een trouw lid, dat de beweging in volle overgave diende. Doch bovenal verliest zijn weduwe in hem een voorbeeldigen echtgenoot; vanaf deze plaats betuigen wij haar onze innige deelneming met dit voor haar zoo smartelijk verlies. Mogen de woorden van waardeering en medeleven die hier gesproken zijn, haar de kracht geven verder door het leven te gaan, dezen slag te dragen en te trachten hem eenigszins te boven te komen, en mogen wij zijn leven en werken indachtig zijn. Hij ruste in vrede. De Voorzitter: Ik wil U tot besluit eenige regels citeeren uit het laatste boek van Prof. J. Huizinga, Geschonden Wereld, n.l. het slot: „Overal staan millioenen menschen gereed en bereid in wie de behoefte leeft aan recht en de zin voor orde, eerlijkheid, vrijheid, rede en goede zeden. Tracht hen niet te vatten onder een categorie als democraten, socialisten of welken dan ook. Noem hen eenvoudig met een naam van edeler klank dan al dezemenschen van goeden wille, de homines bonae voluntatis, wien in den Kerstnacht het In terra pax werd toegezongen." Als wij besluiten, laat ons dan heengaan met de gedachte aan den mensch Verweij, die ik zoo straks reeds uitsprak, de gedachte dat hier een van die menschen is geweest, die van het hem gegeven talent een verdubbeling heeft gemaakt, en waarvan de Heer heeft gezegd bij Zijn terugkomst: Wel gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest,over veel zal Ik U zetten. Zullen wij nog een oogenblik staande den gestorvene her denken? (De Eaadsleden verheffen zich voor eenige oogenblikken van hun zetels.) De Voorzitter: Ik dank U wel. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GEOEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 2