6
MAANDAG 21
JANUARI 1946.
Voorstel-Frohwein i.z. winst in de tabaksbranche.
(Jongeleen e.a.)
beginnen. Er kunnen oogenblikken komen, dat het wel
noodzakelijk is de aandacht van de Regeering te vestigen op
de positie van beduidende groepen van de bevolking.
De heer Key zegt, dat befc voorstel van den heer Frohwein
inhoudt het voeren van een groepspolitiek, d.w.z. een pogen
van den Raad om verbetering te brengen in de economische
omstandigheden van bepaalde groepen in de burgerij. Dat
er aan deze politiek groote gevaren zijn verbonden, blijkt
reeds uit het betoog van den heer Vos, die er een tweede groep
in wil betrekken.
Indien het voorstel van den heer Frohwein aldus werd
geredigeerd, dat het betrekking had op al degenen van den
handeldrijvenden middenstand, die voornamelijk moeten leven
van den verkoop van producten, welke nu nog in de distributie
zijn opgenomen, zou het een verruiming beteekenen, die het
voorstel veel aannemelijker maakt.
De heer van Oyen is thans evenals voorheen van oordeel,
dat soortgelijke voorstellen als van den heer Frohwein niet
in den Raad thuisbehooren en kan zich persoonlijk met het
praeadvies van het College vereenigen. Dit beteekent niet,
dat spreker geen oog zou hebben voor den grooten nood
toestand van vele sigaren- en tabakshandelaren. Wanneer
men echter daarmede begint, komt men vanzelf telkens een
stapje verder. Zoo noemde de heer Vos reeds de slagers.
Spreker zou kunnen wijzen op de groentenh andelaren, die
bijna geheel zonder groente zitten. Wanneer de Raad zich met
betrekking tot elke groep in een petitie tot de Regeering wilde
wenden, zou hij daartoe in elke vergadering kunnen be
sluiten.
De grondfout ligt in het verkeerde maatschappelijke
distributiesysteem, dat omvangrijk en duur is. In één straat
loopen soms 10, 20 bakkers, melkboeren, groentenhandelaren.
Hoeveel sigarenwinkels zijn er dikwijls niet in een en dezelfde
straat? Vroeger was dit misschien niet zoo heel erg; tegen
woordig, nu verschillende artikelen, b.v. rookartikelen,
zijn gerantsoeneerd, maakt het voor velen de spoeling dunner.
De Vestigingswet werkt in dezen ten goede.
Indien geen andere gezichtspunten worden geopend,
meent spreker voor het praeadvies van het College te kunnen
stemmen.
De heer Leicher kan zich vrijwel aansluiten bij het betoog
van den heer Key. Spreker gevoelt het als een bezwaar, dat
deze petitie slechts een kleine groep omvat en zou haar liever
uitgebreid zien tot alle deelen van den middenstand, die
hieronder vallen. Dit zou van zeer groot belang zijn,omdat
de bestaande wantoestand den zwarten handel zeer sterk
bevordert. Het opheffen van het verlies voor den middenstand
is een voorwaarde om den zwarten handel zoo snel mogelijk
te doen verdwijnen.
De heer Hendriks gunt persoonlijk den middenstand alle
goeds, maar is van oordeel, dat wat de heer Frohwein voor
stelt niet behoort tot de competentie van den Raad, doch een
taak van de Staten-Generaal is.
Wat het zakelijke gedeelte betreft, merkt spreker op, dat
vroeger 80 van de betrokkenen hun handel in tabak en
sigaren als een lucratief nevenbedrijf beschouwdenslechts
een klein percentage vond in dezen handel een hoofdbron
van bestaan. Is het ineens veranderd en zijn al deze menschen
tegenwoordig op de verdiensten uit den tabaks- en sigaren-
handel aangewezen? Dat is het kenmerkend onderscheid met
verschillende andere typen uit den handeldrijvenden midden
stand, zoodat spreker ook wat het zakelijke betreft, niet
zeker weet, of de argumentatie volkomen juist is.
De Voorzitter, het praeadvies van het College verdedigende,
constateert, dat alle sprekers het er over eens zijn, dat ver
schillende categorieën van ingezetenen, hetzij tot den midden
stand, hetzij tot de arbeidende klasse behoorende, op het
oogenblik in een noodtoestand verkeeren. Zoekt men naar
middelen ter verbetering, dan doet men in het huidige
tijdsgewricht verkeerd met gebruik te maken van het recht
van petitie. Spreker stelt uitdrukkelijk voorop, dat hij het
recht van petitie in zijn volle waarde erkent; hij deed het
vroeger, hij doet het nu en zal het in de toekomst doen.
Wanneer in de gemeente bepaalde vraagstukken leven, waar
omtrent het gewenscht is de aandacht van de centrale regeering
te vragen, behoort het tot de taak van den Raad zulks in
den vorm van een petitie te doen. Spreker ontkent echter,
dat men in dit geval met een dergelijke kwestie te maken
heeft en wel, omdat men hier staat voor een erfenis van den
oorlog. De moeilijkheden, waarin de verschillende genoemde
Voorstel-Frohwein i.z. winst in de tabaksbranche.
(Voorzitter e.a.)
groepen in kleiner verband verkeeren, zijn dezelfde, waarin
de Regeering in grooter verband verkeert.
De grootste nood wordt in dezen niet veroorzaakt door het
prijspeil, waarop de heer Frohwein te veel den nadruk legt,
maar door den geringen omzet. Wanneer er meer tabaks-
artikelen komen, zal de winst automatisch grooter worden.
Spreker is bereid aan de cijfers van den heer Frohwein,
die als deskundige verkeert in de kringen van den tabaks-
handel, alle waarde toe te kennen, maar acht het verkeerd
alleen naar den prijs te kijken. Indien men de redeneering van
den heer Frohwein volgt en nu den prijs met 25 verhoogt,
zal men straks, als door welke oorzaak ook de distributie
en dus de omzet moet worden verminderd, den prijs wederom
dienen te verhoogen om de handelaren hetzelfde inkomen
te doen verkrijgen.
Spreker aanvaardt deze redeneering dan ook niet. De
Raad zal verstandig doen met oog te hebben voor de moei
lijkheden, waarvoor de Regeering zich in dit opzicht ziet
gesteld.
Overigens is spreker het eens met hen, die zich afvragen,
waarom de Raad zich tot deze categorie van ingezetenen
zou moeten beperken. Men zou lijsten kunnen aanleggen van
personen, die door den na-oorlogschen toestand hulp en steun
behoeven.
Spreker neemt aan, dat de Regeering daarvoor een open
oog heeft en daarin verandering zal brengen, wanneer zij
daartoe de mogelijkheid ziet.
Het gebruik maken van het recht van petitie acht spreker
in deze zaak praematuur, waarom hij den Raad in overweging
geeft het praeadvies aan te nemen.
De heer Frohwein zegt wel in de kringen van den sigaren-
handel te verkeeren, maar persoonlijk op geenerlei wijze
bij den sigarenhandel betrokken te zijn; spreker heeft het
voorzitterschap aanvaard van een commissie, die zal advi-
seeren over de saneering van den tabakshandel.
Wat de erfenis van den oorlog betreft, vraagt spreker, of
zij alleen op den middenstand mag drukken. Kan de accijns,
die pas is verhoogd en 11 cent op een pakje shag van 36 cent
bedraagt, niet worden verlaagd met een paar centen, die ten
goede van den middenstand komen? De prijs voor den con
sument ondergaat hierdoor geen verandering.
Wat de grootte van den omzet betreft, moet men bedenken,
dat, evenals genever, banket en koek, sigaren tot de luxe
behooren en iedereen tracht zijn eerste levensbehoeften te
bevredigen. Nu de overmatige geldomloop is geëindigd, zal
men gaan bezuinigen en minder sigaren van 18 cent meer
willen rooken, zoodat de geldomzet eerder zal dalen, dan
stijgen. Immers men zal zijn inkoopen meer op het voordee-
liger product richten.
Wanneer de Regeering plakkaten, gericht tegen den zwarten
handel, doet aanplakken, moet zij ook zorg dragen, dat de
middenstand een behoorlijk inkomen heeft. Wat op het
oogenblik gebeurt, is geen zwarte handel meer; het komt n.l.
in den lande voor spreker zegt niet, dat het in Leiden
gebeurt en heeft ook geen bepaalden winkelier op het oog
dat indien een klant bij het verlaten van den winkel het bandje
van een sigaar van 18 cent op de toonbank laat liggen, de
winkelier het om een sigaar van 10 cent schuift; dit zijn
noodpractijken om hoogere inkomsten te verkrijgen.
Spreker is het aanvankelijk met den heer Vos eens, dat
het beter zou zijn, de petitie algemeen te stellen. De Raad
kan aan de Regeering de beslissing over de te nemen maat
regelen overlatenlaat de Raad echter op de nooden van den
middenstand de aandacht der Regeering vestigen.
Men moet niet denken, dat de betrokkenen in den oorlogs
tijd veel geld hebben verdiend, dat ,,zij nu lekker moeten
opsoupeeren". Als districtscommissaris van het Rijnlandsch
Borgstellingsfonds kan spreker mededeelen, dat het aantal
aanvragen om borgstelling schrikbarend stijgt en aanvragen
worden ingediend door personen, van wie men het niet zou
hebben verwacht. De middenstand holt achteruit.
Waarom zou de middenstand het moeten ontgelden, nu
de arbeiders beter op de plaats komen, waar zij economisch
behooren?
De heer Vos geeft den keer Frohwein in overweging het
voorstel in te trekken en een nieuw voorstel, dat den ge-
heelen middenstand betreft, in te dienen. Er zal dan een
zuiverder stemming van den Raad verkregen kunnen worden.
Spreker kan zich met verschillende door den Voorzitter
en anderen aangevoerde argumenten niet vereenigen, maar
zal daarop niet ingaan, omdat het in dezen gaat om het
practisch punt en niet om een academisch debat.
De heer Frohwein is bereid zijn voorstel thans in te trekken,