MAANDAG 21 JANUAEI 1946. 5 Voorstel-Frohwein i.z. winst in de tabaksbranche. (Frohwein e.a.) De plaatsvervangend Secretaris van de Vakgroep Detail handel in Tabak en Tabaksfabrikaten vond het richten van een petitie tot de Begeering een uitstekenden steun voor de actie van de Vakgroep, welke een eensluidend voorstel heeft gedaan. Spreker vraagt zich af, of deze zaak wellicht in de Tweede Kamer thuisbehoorthij kan zich echter niet voorstellen, dat deze deskundiger zou zijn, waar de Baad het naar de meening van het College niet is. Men bedenke bovendien, dat de gemeente hierbij de be langen van ongeveer 100 gezinnen heeft te behartigen en dat als de kleine middenstanders eerstdaags bezwijken, zij komen ten laste van de gemeente, die reeds in zooveel moei lijkheden verkeert. Uit het verslag van de vergadering van 3 Januari 1945 van het Eijksbureau voor Tabak en Tabaksproducten te Eind hoven haalt spreker het volgende aan: ,,In deze vergadering werd als punt 1 naar voren gebracht, dat de winstmarge op tabaksfabrikaten, zooals die door den Gemachtigde voor de prijzen was vastgesteld, niet langer door de detaillisten kon worden geaccepteerd. Terwijl vroeger de winkeliers een korting genoten van 25 op sigaren en 20 op sigaretten, kwam deze toen neer op 8,86 van den verkoopprijs, nadat de 2 omzetbelasting hiervan was afgetrokken. De wenschen van den winkelier kwamen dan ook op het volgende neer: 1. 25 winstmarge van den detailprijs, 2. een ten laste van de fabrikanten te brengen omzet belasting van 2 zoodat de winkeliers netto 25 van den verkoopprijs kunnen incasseeren. De Directie antwoordde hierop, dat het Bijksbureau duidelijk inzag, dat de winkeliers op dat oogenblik onmogelijk van de aan hen toegestane marges kunnen leven en dat op de een of andere manier naar een oplossing moest worden ge zocht. Wijziging van de handelsmarge was echter niet moge lijk, wanneer het ten koste van de industrie moest gaan; deze heeft immers reeds jarenlang met groote verliezen moeten werken. Een hoogere korting in den prijs calculeeren kon ook niet in verband met de hooge accijnzen." (Vakblad voor den detaillist van de Vakgroep Detailhandel in Tabak en Tabaksfabrikaten, no. 25, December 1945.) De kleine middenstander, die betrekkelijk machteloos is en zijn belangen moet toevertrouwen aan de vakgroep, die geen gehoor vindt, wordt platgedrukt tusschen de industrie, die haar winst niet wil laten varen eenerzijds en de Begeering, die hooge accijnzen vraagt anderzijds, terwijl de detaillist zijn gezin niet kan onderhouden. De winstmarge voor den winkelier zou kunnen worden verhoogd, indien het Bijk iets van de accijnzen liet vallen, zulks ten behoeve van den detaillist. Ter illustratie van zijn betoog geeft spreker de volgende voorbeelden van twee presentabele zaken in Leiden. Voorbeeld 1. Per week: Omzet 300 rantsoenen; ontvangsten aan tabaksartikelen ƒ300.bruto-winst 12 d.i. ƒ36.huur ƒ20.gas, water, electriciteit, verwarming, telefoon ƒ5.resteert voor privé-onderhoud 11. Voorbeeld II. Per week: Omzet 600 rantsoenen; ontvangsten aan tabaksartikelen ƒ400.bruto-winst 12% d.i. ƒ48.huur (uitsluitend van den winkel) ƒ20.licht, verwarming, kleine onkosten ƒ5.resteert voor privé-onderhoud, inclusief privé-woning 23.—. In het eerste voorbeeld moet de winkelier 170.per maand interen. Spreker wenschte met deze cijfers niet te volstaan en heeft zich daarom de moeite getroost in verschillende wijken een steekproef te nemen. De gemiddelde cijfers van tien bedrijven, welke hij een voor een zeer goed kent, zijn (per week): Omzet 550 rantsoenen; bruto-ontvangsten tabaksartikelen ƒ330.huur ƒ17.diverse onkosten ƒ4,50; bruto-winst ƒ36.resteert voor levensonderhoud ƒ14,50. Als klap op de vuurpijl komt de evenredige bevoorrading, waarbij de winkeliers worden opgescheept met 70 shag, die niemand wil hebben en de klanten alleen zouden koopen, wanneer zij zonder bon verkrijgbaar was. Waar in Leiden nog zoovele menschen in armoede en zorgen zitten, is het de taak van het College deze 110 gezinnen te steunen, voor zij ten onder gaan en, met alle moreel nadeelige gevolgen daarvan, ten laste van de gemeenschap komen. Spreker geeft daarom den Baad ernstig in overweging zich wel tot de Begeering te richten, waardoor ook aan de bedrijfs organisatie een ruggesteun wordt gegeven. De heer Vos onderschrijft het betoog van den heer Frohwein. Voorstel-Frohwein i.z. winst in de tabaksbranche. (Vos e.a.) Men hoort tegenwoordig veel spreken van individualistisch, personalistisch en democratisch socialisme; laat men daar mede beginnen, nu de aandacht wordt gevestigd op een ge deelte der burgerij, dat zijn inkomsten heeft uit den vrijen handel en het vrije beroep, maar thans niet aan den kost kan komen. Spreker is het er niet mede eens, dat de Baad alle omstan digheden moet kennen; vaststaat, dat de winstmarge van deze winkeliers te klein is. Deze wetenschap is voor spreker voldoende om zich tot oordeelen bevoegd te achten. In dezen toestand moet verandering komen; het ligt niet op den weg van den Baad te beslissen, op welke wijze deze Verandering moet worden tot stand gebracht. De heer Frohwein heeft ook niet voorgesteld, dit te doen; hij vraagt slechts de aan dacht van de bevoegde autoriteiten te vestigen op den wan toestand en naar sprekers meening ligt dit wel op den weg van den Baad. Het gaat om een vrij belangrijk gedeelte der bevolking (110 gezinnen) en de Baad heeft niet alleen de belangen van de bevolking in haar geheel, doch ook die van een gedeelte der ingezetenen te behartigen. Spreker gevoelt er zelfs voor de petitie uit te breiden, want een dergelijke wantoestand bestaat ook in andere middenstandsbedrijven. Zeer in het bijzonder denkt spreker hierbij aan het slagersbedrijf, waarvan de omzet zeer veel kleiner dan die van vóór den oorlog is en waarin de winst marge meer dan gehalveerd is. De winst op een blikje vleesch, waarvoor 3 bons moeten worden ingeleverd, bedraagt slechts 0,05. De Baad dringe er bij de bevoegde instanties op aan, op de een of andere wijze aan dezen wantoestand een einde te maken. De heer van Weizen is van oordeel, dat de Baad ten aanzien van de kleine neringdoenden en de met hen gelijk te stellen groepen van de bevolking thans een geheel ander standpunt kan innemen dan vóór den oorlog. Er bestaat op het oogen blik een streven om te komen tot een geleide economie. Dit beteekent niet, dat men reeds bezig is met de invoering van een naar sprekers opvattingen socialistische economie, maar wel, dat het spel van de vrije maatschappelijke krachten niet meer is als het vroeger was. In de overgangsperiode komen ongetwijfeld bepaalde groepen in het gedrang en krachtens de positie, welke zij in het productieproces innemen, kunnen zij er aanspraak op maken, dat haar recht geschiedt. Voordat de lijnen, waarlangs de ontwikkeling zich voltrekt, duidelijk zichtbaar zijn, is het oogenblik nog niet gekomen om zich namens den Baad met petities tot de Begeering te wenden, ten einde de bedoelde groepen de bescherming te doen genieten, waarop zij meenen aanspraak te kunnen maken. Dit oogenblik is ook voor spreker nog niet gekomen. Spreker heeft hiermede niet gezegd, dat er naar zijn oordeel ook in de toekomst geen aanleiding zou zijn dat te doen. Op het oogenblik is het zeker te vroeg. De heer Jongeleen herinnert er aan, dat de sociaal-democra tische raadsfractie in het verleden herhaaldelijk dergelijke voorstellen met betrekking tot andere bevolkingsgroepen heeft gedaan en daarbij alleen bestrijding van de andere zijde heeft ondervonden. Er is dus iets veranderd, in dien zin dat thans die andere zijde met een voorstel als dit komt. Vroeger voerde zij in haar bestrijding aan, dat de Baad niet beschikte over de kennis, die noodig was voor de beslissingen van de Eegeering. Indien er ooit een tijd is geweest, waarin die woorden beteekenis hadden, is het wel nu. De Begeering verkeert in buitengewoon moeilijke omstandigheden; zij geeft op de eerste levensbehoeften een toeslag, die millioenen guldens bedraagt. Een kleine groep winkeliers kan uit haar winstmarge geen behoorlijk bestaan krijgen. De Begeering kan echter de positie van deze sigaren- en tabakshandelaren niet in haar geheel overzien. Dit geldt evenzeer voor de vlak achter ons liggende jaren. Ook toen hebben deze personen een bestaan gevonden. Indien de mededeeling van den heer Frohwein juist is, wat spreker direct aanneemt, zijn zij nu zelf in staat datgene, wat zij op hun bedrijf moeten toeleggen, te putten uit wat zij in de afgeloopen jaren hebben verdiend. Waar de hoeveelheid producten, die zij toen konden verkoopen beduidend minder was dan nu, hebben zij buiten den nor malen handel zaken moeten doen. De groote groep van werkloozen verkeert in een positie, die het eveneens wenschelijk zou kunnen maken, dat de Baad zich in een petitie tot de Begeering wendt, ten einde een verhooging van de uitkeeringen en de steunnormen te verkrijgen. Spreker zal op het oogenblik zijn standpunt niet definitief I bepalen. Wel onderschrijft hij de opmerking van den heer van Weizen, dat het niet aangaat, nu reeds met petities te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 5