2 MAANDAG 21 JANUAKI 1946. (Voorzitter.) van Leiden met ingang van 1 Januari 1946 niet meer overeen komstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, van het Besluit Tijdelijke Voorziening Bestuur Provinciën en Gemeenten, vervuld wordt door Mr. A. van de Sande Bakhuyzen. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter houdt de volgende toespraak: Uit het ingekomen bericht blijkt, dat met ingang van 1 Januari j.l. op zijn verzoek aan Mr. A. van de Sande Bakhuyzen eervol ontslag is verleend als burgemeester onzer gemeente. Om twee redenen wil ik slechts een korte beschou wing aan deze voor de gemeente zoo belangrijke gebeurtenis wijden. 1°. omdat in de vergadering van den gemeenteraad, gehouden op 7 April 1941, reeds uitvoerig op de verdiensten van den burgemeester voor onze gemeente is ingegaan naar aanleiding van het aan hem door den bezetter verleende ontslag 2°. omdat in de pers in het begin van deze maand in tal van opzichten aan zijn verzoek aandacht is geschonken. Niettemin wil ik dan van deze plaats beginnen met hem namens de geheele Leidsche burgerij en wel in het bijzonder uit naam van den gemeenteraad welgemeend en van harte dank te zeggen voor alles wat hij in het belang van de ge meente heeft gedaan. Een periode van ruim 14 jaren (van 19271941) heeft de burgemeester zijn groote werkkracht aan de behartiging van de belangen van onze stad mogen geven. In zijn werkzaamheid werd hij wreed gestoord door een telefonische mededeeling op den 31 Maart 1941, hem namens den bezetter gedaan, welke luidde, dat hij met ingang van den volgenden dag was ontslagen. In feite volgde 1 April 1941 de schriftelijke bevestiging van hetgeen hem enkele uren te voren telefonisch was aangezegd. Ik meen, dat het in hooge mate pleit voor den Burgemeester reeds zoo spoedig en op deze onhoffelijke wijze door den bezetter ter zijde te worden gesteld, omdat daaruit blijkt, dat het toen reeds voor de Duitschers was komen vast te staan, dat met den burgemeester van Leiden niet viel te marchandeeren of te collaboreeren. In dat opzicht was hij voor wankelmoedigen een voorbeeld. Ik weet voorts, hoe in de verdere bezettingsperiode zijn belangstelling voor het wel en wee der gemeente gaande is gebleven en hoe hij zich gereed hield om op het eerste sein, dat de verlossing zou brengen, zich aan te gorden en met degenen, die hem bij den wederopbouw der gemeente ter zijde zouden staan, het bestuur der stad weer in handen te nemen. En inderdaad heeft hij en hebben wij allen dat groote en historische moment in den morgen van den 5den Mei medegemaakt, toen de burgemeester gezeten in een auto van de Binnenlandsche Strijdkrachten aan de trap van ons Stad huis verscheen en onder luid gejubel der aanwezigen zijn kamer weer kon betrekken, nadat hij tevoren vanaf het bordes den ingezetenen van het herstel onzer democratische vrijheden had kond gedaan. Het valt wel het meest voor den burgemeester zelf te betreuren, dat zijn actieve deelneming aan het besturen der gemeente slechts van korten duur is geweest, zulks gelijk U bekend is ten gevolge van zijn ongesteldheid. Deze om standigheid en het feit, dat de pensioengerechtigde leeftijd is overschreden, waren oorzaak, dat hij ontslag heeft gevraagd, 't welk hem met ingang van 1 Januari 1946 op eervolle wijze is verleend. Zoo nemen wij dus thans afscheid van den man, die ge durende vele jaren aan het hoofd van zijn geboortestad heeft gestaan. Gedurende zijn burgemeesterschap zijn vele en be langrijke verbeteringen tot stand gebracht. Ik moge in dit verband naar vroegere publicaties verwijzen. Eén uitzondering wil ik echter maken voor ons nieuwe Stadhuis. Ik weet hoezeer hij met hart en ziel belangstelling toonde bij de geleidelijke voltooiing van dit prachtige monument en het is hem een groote vreugde geweest op 28 December j.l. op eenvoudige en intieme wijze afscheid te kunnen nemen van den kring zijner naaste medewerkers in het Stadhuis. Gaarne wil ik hem dan ook van deze plaats nogmaals hartelijk danken voor al datgene, wat hij in het belang van de gemeente heeft gedaan en de hoop uitspreken, dat hij in volle gezondheid nog lang van zijn verdiende rust zal mogen genieten. (Teeltenen van instemming). De Voorzitter deelt vervolgens mede: 1° dat het gemeentebestuur van Vlissingen aan de Leidsche bevolking zijn welgemeende gelukwenschen voor 1946 heeft aangeboden. 2° dat de tijdelijke Gemeenteraad van Vlissingen voor al Mededcelingen. (Voorzitter.) hetgeen de Leidsche bevolking heeft gedaan om den materiee- len nood, waarin de bevolking van Vlissingen tengevolge van het oorlogsgeweld is geraakt, te helpen verzachten, zijn dank heeft betuigd. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt ten slotte over: 1° Verzoek van Th. B. J. Wilmer om ontslag als lid van de Commissie voor het Stedelijk Museum de Lakenhal. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten het schrijven voor kennisgeving aan te nemen. 2°. Verzoek van den oud-Directeur der Gemeentewerken A. M. de Blauw om rechtsherstel. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be sloten het verzoek te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 3°. Voorstel van de heeren Jongeleen, Key, A. van Dijk, Burgersdijk, van Weizen, Vos en Engels, om aan Gede puteerde Staten mede te deelen, dat naar het gevoelen van den tijdelijken Gemeenteraad de jaarwedde van de Wet houders dezer gemeente 4.000.dient te bedragen en daarbij aan genoemd College te verzoeken die jaarwedde op genoemd bedrag vast te stellen. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be sloten het voorstel te behandelen bij punt 25 van de agenda. 4°. Voorstel van de heeren Jongeleen, Key, A. van Dijk, Burgersdijk, van Weizen, Vos en Engels, om Gedeputeerde Staten mede te deelen, dat naar het gevoelen van den tijde lijken Gemeenteraad de vergoeding voor de leden van den gemeenteraad voor het bijwonen van de vergaderingen van den Gemeenteraad behoort te worden bepaald op 6.per lid per dag, met dien verstande, dat een op denzelfden dag voortgezette vergadering niet als een afzonderlijke vergadering wordt beschouwd. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten het voorstel te behandelen bij punt 25 van de agenda. 5°. Verzoek van de afd. Leiden van den Ned. B.K. Midden standsbond, om maatregelen te nemen tegen het verkoopen in de Lakenhal van aldaar tentoongestelde schilderijen. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten het stuk in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 6°. Schrijven van Mr. L. H. N. F. M. Bosch Bidder van Eosenthal, houdende mededeeling, dat hij wegens vestiging te 's-Gravenhage bedankt als lid van den tijdelijken Ge meenteraad. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten het schrijven voor kennisgeving aan te nemen. 7°. Verzoek van den heer van Weizen om hem toe te staan tot Burgemeester en Wethouders eenige vragen te richten inzake het houden van onderhandelingen over verkoop van grond van de voormalige Katoenfabriek aan de Heerengracht ten behoeve van een Gebouw van den Baad van Arbeid. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt besloten de gevraagde toestemming te verleenen en de inter pellatie te doen houden na afloop van de gedrukte agenda. De Voorzitter stelt thans tegelijkertijd aan de orde de punten 1 tot en met 21 van de agenda. De Voorzitter doet op verzoek van den heer Burgersdijk de deuren sluiten. Nadat de openbare vergadering is hervat, dient de heer Burgersdijk in een voorstel van orde, luidende: Ondergeteekende, Mr. H. Burgersdijk, heeft de eer het navolgende voorstel te doen: dat onderwerp 2 van de agendabenoeming van een Secre taresse van het College van Curatoren van het Gymnasium, van de agenda zal worden afgevoerd".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 2