12
MAANDAG 17 DECEMBER 1945.
Verzoek verhooging aantal vergunningen verkoop
(Voorzitter e.a.) sterken drank.
plaatse, als zou er in Leiden behoefte bestaan aan uitbreiding
van het aantal inrichtingen, waar sterke drank geschonken
mag worden. Dit staat er dus min of meer tegenover. Wanneer
de gemeente mettertijd 100.000 inwoners telt, zal er uiteraard
aanleiding zijn, deze zaak opnieuw te bezien, maar de stijging
van het inwonertal van 68.000 tot ruim 80.000 is daarvoor
geen voldoende reden.
De meerderheid van het College acht het psychologisch
onjuist, in dezen tijd van schaarschte (zelfs aan alcohol
houdende dranken) te ijveren voor uitbreiding van het
aantal vergunningen, terwijl men zich in de bestaande
zaken niet van het gewenschte kan voorzien.
Practisch kan het geen effect sorteeren, want het aantal
vergunningen, dat op het oogenblik 102 bedraagt, kan nog
dalen tot 80. Deze vermindering heeft geleidelijk plaats,
waarom spreker de behandeling van de vraag, of tot uit
breiding behoort te worden overgegaan, liever vijf jaar
zou willen uitstellen.
De heer A. van Dijk meent, dat in feite de verhooging
van het aantal vergunningen bestaat en vraagt, of er dan
bezwaar tegen bestaat, het zonder meer vast te leggen.
De algemeene behoefte aan dergelijke zaken zal niet kleiner
worden.
De Voorzitter zegt, dat volgens de geldende bepalingen
op elke 500 inwoners één vergunning kan worden verstrekt.
Leiden zou daarom recht hebben op 158 vergunningen.
Bij de vaststelling van deze bepalingen heeft men de toen
bestaande vergunningen niet in gevaar willen brengen,
waarom mén de oprichting van nieuwe vergunningszaken
alleen zou toestaan in de gevallen, waarin iemand twee
vergunningen had opgekocht. In den loop der jaren is het
aantal zaken met vergunning gedaald tot 102; deze daling
kan voortgaan tot het aantal 80 bedraagt (het maximum,
dat de Regeering indertijd voor Leiden heeft vastgesteld).
Horecaf doet periodiek pogingen het aantal zaken met
vergunningen uit te breiden. Spreker kan zich dat voorstellen
in tijden, waarin er voldoende drank is, maar op dit oogenblik
is dit niet het geval.
De heer A. van Dijk zal stemmen voor inwilliging van het
verzoek van Bedrijfshoreca tot verhooging van het maximum
aantal vergunningen in Leiden, aangezien niets de conclusie
wettigt, dat er te veel sterke drank wordt gebruikt. Open
bare dronkenschap komt in Leiden niet voor. Aangezien
derhalve van misbruik niets is gebleken, is er voor de ge
meente in werkelijkheid ook geen aanleiding om in dezen
beperkende bepalingen te maken. In feite beteekent in
williging van dit verzoek van Bedrijfshoreca ook absoluut
geen verhooging van het aantal vergunningen, maar alleen
bestendiging van het tegenwoordige aantal.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
aangenomen met 29 tegen 2 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Smit, Menken, Jongeleen,
Wittenaar, Burgersdijk, Ligtvoet, Bosch van Rosenthal,
Carton, Koole, Tielenburg, Perquin, Engels, Goslings, Leicher,
Vos, Yerweij, Key, Koesoemo Oetoyo, van Stralen, mevrouw
van Traa, de heeren Tesselaar, Kortmann, van Weizen,
van Oyen, Frohwein, Hendriks, van Schaik, mevrouw
Braggaar en de heer Piena.
Tegen stemmen: de heeren A. van Dijk en Riedel.
De Voorzitter vraagt of thans een der leden nog iets in
het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer Kortmann vraagt, wat het College denkt te doen
wanneer dezen winter epidemieën, b.v. van diphtherie,
zouden uitbreken. Het is uitermate moeilijk voor interne
Rondvraag.
(Kortmann e a.)
patiënten en voor diphterie-patiënten opneming te ver
krijgen in een van de ziekenhuizen. Zelfs de vroegere barak
aan de Sionssteeg, die hiervoor toch al niet ideaal was, zou
bij het optreden van diphterie niet beschikbaar zijn voor
opneming van dergelijke patiënten, omdat ze ter bewoning
aan enkele gezinnen ter beschikking is gesteld; voor andere
doeleinden zal men haar dus niet meer kunnen gebruiken.
Wil het College dit punt in overweging nemen opdat, wanneer
iets in dien geest in Leiden zou gebeuren, men niet geheel
en al onvoorbereid zou zijn?
Voorts verzoekt spreker zoo mogelijk de straatverlichting
eenigermate uit te breiden. Vooral in de oude stad spreker
noemt de Prins Hendrikstraat, de Gerrit Doustraat, de
Minrebroedersgracht zijn er vele straten, waar practisch
geen enkele straatlantaarn brandt.
Ten slotte vestigt spreker de aandacht van het College
op den molen „De Valk", die thans op een in het oog vallend
punt het stadsschoon schaadt.
De heer Frohwein herinnert er aan, dat 54 weken geleden
het station der N.S. is gebombardeerd. Het puin, dat Rijks
eigendom is, is nog niet opgeruimd. Spreker vraagt, of het
College bij het Rijk kan aandringen op een snellere opruiming
van dit puin.
De heer A. van Dijk heeft in de laatstgehouden vergadering
van de Commissie van Fabricage den wensch geuit, dat de
doorbraak, welke het publiek heeft gemaakt aan de Kamer-
lingh-Onneslaan, niet zou worden afgesloten. Spreker heeft
toen de toezegging ontvangen, dat deze zaak zou worden
onderzocht. Intusschen schijnt de ijver van de afdeeling
Plantsoenen zoo groot te zijn, dat, naar spreker vreest, er
straks een mooi plantsoen zal zijn aangelegd, maar van de
doorbraak niets meer komt. Spreker dringt er bij het College
op aan, naar een oplossing voor deze verkeerstechnische
ongerijmdheid te zoeken.
De Voorzitter antwoordt den heer Kortmann, dat de
mogelijkheid van uitbreiding van eventueele epidemieën
een bron van voortdurende zorg voor den Directeur van
den Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst is. Intusschen is
spreker het met den heer Kortmann eens, dat de toestand
zeer ernstig is, waarom hij diens opmerkingen onder de
aandacht van genoemden Directeur zal brengen.
Wat de straatverlichting betreft, is de gemeente gebonden
aan een bepaald percentage van de voor-oorlogsche ver
lichting, waardoor er nog tientallen straten zijn, waarin des
nachts geen lantaarn brandt. Spreker is echter bereid deze
zaak nog eens met de Directie der Lichtfabrieken te be
spreken.
De heer Riedel verklaart met betrekking tot de restauratie
van den molen „De Valk", dat het uitermate moeilijk is,
nieuwe wieken te verkrijgen; bovendien zijn zij zeer kostbaar.
De gemeente heeft bij den Dienst voor den Wederopbouw
geklaagd over de opruiming van het puin bij het station
en aan de Boerhaavestraat. Het is puin, dat aan het Rijk
toebehoort. Daaraan zijn moeilijkheden verbonden, vooral
wat betreft het transport. Men wil de opruiming hiervan
combineeren met de opruiming van andere objecten en dit
geleidelijk, zeer geleidelijk, doen plaats vinden. Ook wegens
de kosten is men daartoe nog niet gekomen. De Dienst van
Gemeentewerken heeft onlangs, tien dagen geleden, daarop
nog aangedrongen en hij hoopt, dat dit nu binnenkort zal
gebeuren.
Ten aanzien van het plantsoentje kan spreker den heer
van Dijk geruststellen. De Dienst heeft deze zaak bekeken
en een oplossing gevonden, die de bewoners zal tevreden
stellen en die een verbetering van dezen „weg" beoogt.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN &ZOON.