MAANDAG 17 DECEMBER 1945.
11
Wijziging Gas- en Electriciteitsverordeningen.
(Voorzitter e.a.)
is echter een technische zaak, waarom het aanbeveling
verdient haar eerst in de desbetreffende Commissie te bezien.
Indien de heer Key bij gelegenheid wil trachten spreker
duidelijk te maken, waarom het in het belang van de demo
cratie wenschelijk is het vastrecht af te schaffen, houdt
spreker zich daarvoor aanbevolen. Dit is echter alles bijzaak.
De Raad is in dit opzicht autonoom, maar dan moet het
behoorlijk gefundeerd geschieden, in den vorm van een goed
vooi'Btel en na verdediging door den voorsteller.
De heer Goslings dankt den Voorzitter voor de verstrekte
inlichtingen. De Voorzitter zeide, dat het geen gewoonte is,
deze zaak incidenteel in den Raad te bespreken, doch dat
dit bij de begrooting ter sprake gebracht moet worden.
Men leeft op het oogenblik echter in bijzondere omstandig
heden en in bijzondere tijden; men staat hier voor een chaos,
voor een geheele saneering en spreker meende dus hierbij,
zij het incidenteel, den financieelen toestand ter sprake te
moeten brengen. De Voorzitter heeft een bedrag van 8
millioen genoemd, maar in vergelijking daarmede zinkt het
bedrag van 70.000.per jaar, dat dan door deze ver
hooging van de tarieven gered zou worden, toch in het niet.
De Voorzitter heeft naar sprekers meening toch wel een
beetje orthodox gesproken in dit verband. Is het nu wel
geheel billijk tegenover de verbruikers, om op deze wijze
op een bedrag van 8 millioen, ƒ70.000.te besparen?
De Voorzitter zegt, dat men dit bedrag van 8 millioen
niet tegenover die 70.000.mag stellen. Deze 8 millioen
zijn het bedrag aan kasgeld, dat de gemeente moet leenen.
Het begrootingstekort zal ongeveer 2 J, millioen bedragen.
De heer Goslings vraagt zich dan af, of tegenover dit
enorme begrootingstekort ad millioen deze zwaardere
belasting van de kleine verbruikers wel gerechtvaardigd is,
waar deze verhooging het in vergelijking met dit groote
tekort geringe bedrag van 70.000.zal opbrengen. Zou
men met deze verhooging niet een paar maanden kunnen
wachten? Men kan zich op het standpunt stellen, dat de
Lichtfabrieken, als nutsbedrijven, onder geen omstandig
heden verlies mogen lijden, maar spreker gelooft toch wel,
dat men die mindere opbrengst over een paar maanden wel
kan aanvaarden.
Voorts vraagt spreker of deze maatregel niet tijdelijk kan
zijn, zoodat wanneer de Lichtfabrieken weer winst maken,
deze verhooging zoo spoedig mogelijk ongedaan zal worden
gemaakt?
De Voorzitter zegt, dat men natuurlijk, wanneer er door
de Lichtfabrieken winst gemaakt wordt, in het algemeen
het recht heeft de tarieven te verlagen. Men moet dan echter
onder oogen zien de vraag, of de gemeente daartoe bij machte
zal zijn en of deze verlaging gewenscht is.
De heer Goslings geeft dit toe. Deze cijfers zijn wel een
onaangename verrassing. Het is echter beter al deze cijfers
tegelijk te bezien.
De heer Frohwein vraagt, los van deze tarievenquaestie,
of op de Electrische Centrale wel op de meest economische
wijze gewerkt wordt. De technische en economische leiding
daar berusten beide bij de ingenieurs. Naar sprekers meening
wordt dan niet de meest economische bedrijfsvoering bereikt.
De Voorzitter acht dit ook een buitengewoon belangrijk
punt, dat echter ook bij de begrooting beter tot zijn recht
kan komen. Dit zeer belangrijke punt van de economische
bedrijfsvoering van de gemeentebedrijven is zeer stellig de
aandacht waard. De mogelijkheid tot economische bedrijfs
voering is ermen kan naast de Directie een bedrijfseconoom
aanstellen, maar dit moet in wijder verband behandeld
worden, b.v. bij de begrooting.
De verordening sub A komt in behandeling.
De artikelen I en II worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel III.
De heer Perquin vraagt zich af, of het niet in strijd met
de wet is, dat aan de tariefswijziging terugwerkende kracht
wordt gegeven, waardoor immers de verkoopsprijs na de
levering van het product eenzijdig wordt vastgesteld.
De Voorzitter erkent, dat men kan zeggen, dat de prijs
Wijziging Gas- en Electriciteitsverordeningen; e.a.
(Voorzitter e.a.)
achteraf wordt vastgesteld. Elke maand uitstel van de
verhooging met 1 cent per M3. beteekent echter het prijs
geven van 9.000.Bij de meteropneming is gebleken,
dat het voor de maand November practisch onmogelijk is
de verhooging op 2 cent per M3. te bepalen en wel doordat
de 5e en 6e periode elkaar overlappen. Het is echter niet
in strijd met de wet, de tarieven na de levering van het gas
te wijzigen. Het College heeft eerst laat de mededeeling
ontvangen, dat tot de verhooging van de tarieven kon
worden overgegaan. Het College adviseert den Raad geen
wijzigingen in het voorstel aan te brengen.
De heer Frohwein vreest van deze terugwerkende kracht
moeilijkheden voor de industrie, die bij de vaststelling van
den prijs van haar producten rekening houdt met de kosten,
waarvan een deel achteraf wordt vergroot.
De Voorzitter zegt, dat de industrie van de terugwerkende
kracht geen hinder ondervindt, omdat de prijzen van gas
en electriciteit voor haar worden bepaald met behulp van
de kolenclausule.
Artikel III wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
De Verordening sub a wordt vervolgens zonder hoofdelijke
stemming vastgesteld.
Over de sub b vermelde Verordening worden geen
algemeene beschouwingen gehouden.
De artikelen I, II en III worden zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de Verorde
ning in haar geheel eveneens zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming wordt vastgesteld.
XXIII. Voorstel
a. tot intrekking van de verordening, regelende de samen
stelling en den werkkring der Commissie voor het ont
werpen en liet herzien der Huishoudelijke Verorde
ningen
b. tot wijziging van het Reglement van Orde voor de ver
gaderingen van den Raad. (126)
XXIV. Voorstel tot het verlengen van den termijn van
ontruiming van een zestal onbewoonbaar verklaarde woningen.
(135)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XXIII en
XXIV besloten.
XXV. Praeadvies op het verzoek van de Gewestelijke
Afdeeling Zuid-Holland van de Bedrijfslioreea (Bedrijfs
groep Hotel-, Café-, Restaurant-, Pensions- en aanverwante
Bedrijven), om te bevorderen, dat het maximum voor de
in deze gemeente te vcrleenen vergunningen voor den verkoop
van sterken drank in het klein wordt verhoogd met twintig.
(136)
De heer Riedel kan zich als lid van het College niet ver
eenigen met het praeadvies en is voorstander van een ver
hooging van het aantal vergunningen in de gemeente Leiden
tot 100, overeenkomstig dit verzoek van Bedrijfshoreca.
Een argument voor inwilliging van dit verzoek is gelegen
in het feit, dat het aantal inwoners van Leiden sinds het
Koninklijk Besluit van 1925, waarbij het maximum aantal
vergunningen is bepaald op 80, is toegenomen met 15.000.
In verband met de uitbreiding van de stad en de toeneming
van het aantal inwoners is het gewenscht, de eigenaars van
café's in de gelegenheid te stellen hun zaken uit te breiden
in dien zin, dat hun een vergunning gegeven wordt. Dit kan
ook het voordeel hebben, dat men voorkomt den verkoop van
minderwaardigen drank, waartoe men vaak overgaat, wanneer
men geen vergunning heeft. Op deze gronden bepleit spreker
verhooging van het aantal vergunningen voor Leiden tot
100, hetgeen voor Leiden zeker niet te veel zou zijn.
De Voorzitter zegt, dat het College het met den heer Riedel
in dezen niet eens is en op het standpunt staat, dat de toe
neming van het aantal inwoners van een gemeente geenszins
impliceert de noodzakelijkheid tot verhooging van het aantal
vergunningen, doch dat het veeleer hierom gaat, of er in die
gemeente in het algemeen behoefte is aan verleening van
meer vergunningen. Uit niets is het College echter gebleken,
ook niet in den kring van de belanghebbenden hier ter