38 d Bij besluit van den toenmaligen Burgemeester van 13 Januari 1944 werd de bijslag gedurende het jaar 1944 toegekend. Ook voor het jaar 1945 dient, overeenkomstig de thans geldende bepalingen, de bijslag weer op de desbetreffende pensioenen te worden verleend. In verband hiermede hebben Burgemeesters en Wethouders op 18 October 1945 het volgende besluit genomen: BUBGEMEESTBE en WETHOUDERS van LEIDEN; Uitoefenende de bevoegdheden van den Gemeenteraad op grond van artikel 5, lid 1, van het Besluit Tijdelijke Voor ziening Bestuur Provinciën en Gemeenten; BESLUITEN: vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING, tot wijziging van de verordening van 2 Augustus 1920 Gemeenteblad No. 35), laatstelijk gewijzigd bij de verordening van 13 Januari 1944 Gemeenteblad No. 5) betreffende het verleenen van een bijslag op de pensioenen aan gemeente ambtenaren en hunne weduwen en weezen toegekend, krachtens de verordening, regelende het verleenen van pensioen en wachtgeld aan gemeente-ambtenaren en de verordening, regelende het verleenen van pensioen aan weduwen en kinderen van gemeente-ambtenaren, zooals deze luiden na de wijziging van 26 Maart 1914. Eenig artikel. In artikel 6 van bovengenoemde verordening worden de woorden ,,1 Januari 1945" vervangen door de woorden „1 Januari 1946". N°. 107. Leiden, 18 October 1945. Op 23 December 1943 werden door den toenmaligen Burgemeester, waarnemende de taak van den Gemeente raad, een drietal besluiten genomen, waardoor de mogelijkheid zou worden geopend voorloopig ontheffing te verkrijgen van de verplichte ziekenfondsverzekering ingevolge het Zieken- fondsenbesluit voor de inwonende arbeidscontractanten van de Gestichten „Endegeest" c.a., die hun geneeskundige verzorging van de Gestichten ontvangen. (Zie Ingekomen Stukken No. 212 van 1943). Inmiddels is gebleken, dat de Commissaris, belast met het toezicht op de Ziekenfondsen bereid is, vorengemelde ont heffing wel te verleenen, mits het uitwonende personeel op arbeidsovereenkomst bij de Gestichten „Endegeest" c.a. 30 personen) eveneens onder deze ontheffing valt. De Commissaris kan er zich voorts mede vereenigen, dat ten behoeve van dit uitwonende personeel op arbeidscontract en hunne gezinnen, voorzoover dit om practische redenen de geneeskundige verzorging niet van de Gestichten kan ontvangen, door de gemeente een aan de verplichte zieken- verzekering gelijkwaardige vrijwillige verzekering wordt afgesloten, onder bepaling voorts, dat de verstrekkingen, waarop krachtens de verplichte verzekering ingevolge het Ziekenfondsenbesluit wel, doch krachtens de af te sluiten vrijwillige verzekering geen aanspraak kan worden gemaakt, door of vanwege de gemeente zullen worden verleend. Aangezien het uit financieel oogpunt van belang is, dat de voorloopige vrijstelling wordt verkregen (opgemerkt wordt, dat de geneeskundige verzorging enz. van het in wonend personeel tot dusverre met gestichtsartsen en -genees middelen geschiedde en op enkele uitzonderingen na practisch gelijk is aan die, toegekend volgens het Ziekenfondsenbesluit), dienen de besluiten van 23 December 1943 met inachtneming van de door den Commissaris voor de Ziekenfondsen gestelde eischen, opnieuw te worden vastgesteld. Omtrent den datum van ingang van de ontwerp-regelingen wordt opgemerkt, dat de Commissaris, belast met het toe zicht op de Ziekenfondsen, bezwaar heeft tegen een in werkingtreding met terugwerkende kracht. Mitsdien is, zulks met het oog op de aanvrage voor ontheffing enz. 1 Januari 1946 als datum van ingang bepaald. Voorts wordt van deze gelegenheid gebruik gemaakt om nog een wijziging in het Arbeidsovereenkomstenreglement aan te brengen, welke eveneens in het Ambtenarenreglement 1934 moet worden aangebracht, zulks om te voorkomen, dat het personeel in ambtelijken dienst, wat den rechts toestand betreft, achteruitgesteld wordt ten opzichte van het personeel op arbeidsovereenkomst, naar burgerlijk recht. Met ingang van 1 December 1943 zijn het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Arbeidsovereenkomsten reglement n.l. in dier voege gewijzigd, dat de ambtenaren/ arbeiders, die ten gevolge van ziekte of een ongeval ontstaan in verband met de dienstbetrekking geen aanspraak kunnen maken op een uitkeering krachtens een wettelijke ziekte- of ongevallenverzekering of op een pensioen krachtens de Pensioenwet 1922, gedurende den tijd van de gedeeltelijke of geheele ongeschiktheid tot werken een uitkeering tot zoodanig bedrag ontvangen als aan hen krachtens de Onge vallenwet 1921 zou zijn toegekend, indien zij aan die wet recht op uitkeering konden ontleenen. Hetzelfde geldt ook bij overlijden van hun nagelaten betrekkingen. Aanleiding tot deze wijziging is de omstandigheid, dat van het overheidspersoneel slechts een klein gedeelte niet onder de Ongevallenwet 1921 valt. Volgens deze wet zijn slechts degenen verzekerd, die werkzaam zijn bij een ver- zekeringsplichtig bedrijf in den zin der Ongevallenwet 1921. Bij deze gemeente vallen o.a. de volgende diensten niet onder de Ongevallenwet: Gemeente-Secretarie; Distributie- dienst; Keuringsdienst voor Vee en Vleesch; Geneeskundige Dienst en de Dienst voor Gemeenschapszorg. De arbeid n.l. die door het personeel bij genoemde diensten wordt verricht is niet vatbaar om in het particuliere bedrijf te worden uitgeoefend. Het is dan ook billijk, dat de ambtenaren/arbeiders in dienst van de gemeente bij een niet verzekeringsplichtig bedrijf of dienst bij een ongeval of ziekte in en door den dienst dezelfde rechten hebben als het personeel, dat wel krachtens de bepalingen van de Ongevallenwet 1921 is verzekerd. Door het Centraal Distributiekantoor werd dan ook onlangs verzocht de rijksregeling ten behoeve van het personeel van den Distributiedienst, alhier, in het Arbeids overeenkomstenreglement op te nemen. De datum van in gang van deze wijziging is eveneens op 1 Januari 1946 bepaald. In verband met het vorenstaande hebben Burgemeester en Wethouders op 18 October 1945 de volgende besluiten genomen I. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN; Uitoefenende de bevoegdheden van den Gemeenteraad op grond van artikel 5, lid 1, van het Besluit Tijdelijke Voor ziening Bestuur Provinciën en Gemeenten; BESLUITEN: in te trekken de besluiten van den Burgemeester van 23 December 1943 (Ingekomen Stukken No. 212) tot wijziging van 1°. de verordening van 15 Augustus 1932 (Gemeenteblad No. 23), houdende regeling, als bedoeld in artikel 25, tweede lid, sub 2°., der Ziektewet, voor het inwonend personeel der gestichten „Endegeest", „Voorgeest" en „Rhijngeest", voor zoover dit niet is ambtenaar in den zin van artikel 1 der Ambtenarenwet 1929; 2°. de verordening van 13 Februari 1939 (Gemeenteblad No. 2), regelende de gevallen, waarin en de voorwaarden, waaronder door of vanwege de gemeente Leiden indienst neming op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht kan plaats hebben; 3°. de verordening van 4 September 1934 (Gemeenteblad No. 30), houdende regeling van den rechtstoestand van de ambtenaren en werklieden in dienst der gemeente Leiden. II. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN Uitoefenende de bevoegdheden van den Gemeenteraad op grond van artikel 5, lid 1, van het Besluit Tijdelijke Voor ziening Bestuur Provinciën en Gemeenten; BESLUITEN: vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING, tot wijziging van de verordening van 15 Augustus 1932 (Ge meenteblad No 23), houdende regeling, als bedoeld in art. 25, tweede lid, sub 2°, der Ziektewetvoor het inwonend personeel der gestichten „NndegeesVVoorgeesV en Rhijngeest voor zoover dit niet is ambtenaar in den zin van artikel 1 der Ambtenarenwet 1929, laatstelijk ge wijzigd bij verordening van 8 Juli 1935 (Ge meenteblad No. 25). Artikel I. In het intitulé van bovengenoemde verordening wordt in plaats van „art. 25, tweede lid, sub 2°, der ziektewet" gelezen „art. 25, eerste lid, sub 2°, der Ziektewet". Art. II. Art. 10 van bovengenoemde verordening vervalt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1945 | | pagina 4