38 c Volgn. 298. Premiën ingevolge het Ziekenfondsenbesluit De uitgaven, geraamd op 14.150.bedragen 13.190.59. (Zie den verdeelingsstaat be- hoorende bij volgn. 298). Volgn. 299. Kosten van de Vereveningsheffing De uitgaven, geraamd op 8.873.bedragen f 8.846.34. (Zie den verdeelingsstaat be- hoorende bij volgn. 299). Volgn. 300. Kosten van de Bevallingsuitkeering275. De uitgaven, geraamd op f 1.100.bedragen f 1.375. (Zie den verdeelingsstaat be- boorende bij volgn. 300). Volgn. 301. Premiën ingevolge de Kinderbijslagwet De uitgaven, geraamd op ƒ3.482.bedragen ƒ3.095.05. (Zie den verdeelingsstaat be- hoorende bij volgn. 301). Volgn. 302. Wachtgelden De uitgaven, geraamd op 57.695.—, bedragen 47.033.40. (Zie den verdeelingsstaat be- hoorende bij volgn. 302). Volgn. 303. Pensioenen De uitgaven, geraamd op ƒ257.403.—, bedragen ƒ252.322.05. (Zie den verdeelingsstaat be- boorende bij volgn. 303). Volgn. 304. Bijdragen voor eigen- en weduwen- en weezen- pensioen ingevolge art. 36 der Pensioenwet 192210.259.61 De uitgaven, geraamd op ƒ408.665.—, bedragen ƒ418.924.61. De boogere uitgaaf is een gevolg van de in 1943 ingevoerde boo gere salarisregebng van het poli tiepersoneel 25 (Zie den verdeelingsstaat be- boorende bij volgn. 304). Volgn. 305. Bijdragen voor in koop van diensttijd voor pensioen ingevolge de artt. 41, 42a en 135 der Pensioenwet 19228.060.07 De uitgaven, geraamd op ƒ2.675.bedragen ƒ10.735.07. (Zie den verdeelingsstaat be- boorende bij volgn. 305). Volgn. 306. Overige uitgaven ter zake van de pensionneering van ambtenaren De uitgaven, geraamd op ƒ1.200.bedragen ƒ960.70. (Zie den verdeelingsstaat be- hoorende bij volgn. 306). 24.824.64 Ontvangsten. Volgn. 11. Verhaal van pre miën ingevolge de Ziektewet De ontvangst, geraamd op 1.485.bedraagt 1.930.97. (Zie den verdeelingsstaat be- hoorende bij volgn. 11). Volgn. 12. Verhaal van pre miën ingevolge het Ziekenfondsen- besluit De ontvangst, geraamd op 3.375.bedraagt 3.217.87. (Zie den verdeelingsstaat be- boorende bij volgn. 12). Volgn. 13. Verhaal van bij dragen voor eigen- en weduwen- en weezenpensioen ingevolge art. 36 der Pensioenwet 1922 De ontvangst, geraamd op 150.060.bedraagt 135.946.25 (Zie omtrent deze lagere ont vangst het hierboven medege deelde). 445.97 28.66 386.95 10.661.60 5.080.95 239.30 17.356.87 157.13 14.113.75 (Zie den verdeelingsstaat be- hoorende bij volgn. 13). Volgn. 14. Verhaal van bij dragen voor inkoop van pensioen ingevolge de artt. 42 en 137 der Pensioenwet 1922 De ontvangst, geraamd op 2.545.bedraagt 5.814.49. (Zie den verdeelingsstaat be- hoorende bij volg. 14). Volgn. 15. Vergoeding van de bedrijven in de kosten van verzeke ring, pensionneering, enz. van amb tenaren en beambten (zie Hoofd stuk II der uitgaven volgnrs. 297, 298 en 301 t/m 306) De ontvangst, geraamd op 295.144.bedraagt 303.260.56 (Zie omtrent deze hoogere ont vangst bet hierboven medege deelde). (Zie den verdeelingsstaat be- boorende bij volgn. 15). Volgn. 16. Vergoeding van in stellingen in de kosten van verzeke ring, pensionneering, enz. van ambtenaren en beambten (zie Hoofdstuk II der uitgaven volgnrs 297, 298, 301, 303, 304 en 305). De ontvangst, geraamd op 22.606.—, bedraagt 25.037.65. (Zie den verdeeüngsstaat be- boorende bij volgn. 16). Volgn. 17. Overige ontvangsten ter zake van de pensionneering van ambtenaren De ontvangst, geraamd voor „memorie", bedraagt 659.80. (Zie den verdeelingsstaat be- boorende bij volgn. 17). Bovendien moet volgn. 249 der ontvangsten Voorschotten van den kapitaaldienst ten be hoeve van de financiering van de ten laste van de gemeente komende pensioenen (eigen pensioen), voortvloeiende uit de verordening op de pensionneering van ge meente-ambtenaren, juncto art. 158 der Pensioenwet 1922 worden verlaagd met (Zie bet hierboven medege deelde). 3.269.49 8.116.56 2.431.65 659.80 14.923.47 3.845.76 18.116.64 De uitgaven bebben derhalve 7.467.77 (ƒ24.824.64 ƒ17.356.87) meer bedragen dan geraamdwas; terwijl de ont vangsten ƒ3.193.17 (ƒ18.116.64ƒ14.923.47) beneden de raming zijn gebleven. Het nadeelig verschil ad 10.660.94 7.467.77 3.193.17) kan worden gedekt, door afschrijving van den post voor „Onvoorziene Uitgaven", waarop nog 72.478.08 beschikbaar is. Op grond van bet bovenstaande hebben Burgemeester en Wethouders op 18 October 1945 bet volgende besluit genomen: BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Leiden; Op grond van artikel 5, lid 1, van bet Besluit Tijdebjke Voorziening Bestuur Provinciën en Gemeenten uitoefenende de bevoegdheden van den Gemeenteraad; BESLUITEN: behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten der Pro vincie vast te stellen den staat tot wijziging van de gemeente- begrooting 1943 n°. 48, model D, inzake de hoogere kosten van pensioenen, wachtgelden, verzekering tegen ongevallen enz. N°. 106. Leiden, 18 October 1945. M. i. v. 1 Januari 1920 werd op de vóór 1 October 1917 door de gemeente toegekende pensioenen een bijslag verleend van 40 en op die, welke na genoemden datum, doch vóór 1 Januari 1919 zijn toegekend, een bijslag van 30 De desbetreffende verordening verviel 1 Januari 1921, doch werd telken jare bij besluit van den Raad voor den tijd van één jaar verlengd. Meer. Meer. Minder. 959.41 Minder. Meer. Minder,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1945 | | pagina 3