38 b Indien de ziekte of het ongeval, bedoeld in den vorigen volzin, ook na het ontslag van den ambtenaar nog gedeel telijke of geheele ongeschiktheid tot werken tengevolge heeft, ontvangt hij, wanneer hij te dier zake geen aanspraak beeft op een uitkeering krachtens een wettelijke ziekte- of onge vallenverzekering, of op een pensioen krachtens de Pensioen wet 1922 (Staatsblad no 240), gedurende den tijd van zijn gedeeltelijke of geheele ongeschiktheid tot werken een uit keering tot zoodanig bedrag als hem krachtens de Ongevallen wet 1921 zou toekomen, indien hij daaraan recht op uit keering kon ontleenen. Art. II. Aan artikel 32 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende: 5. Indien de ambtenaar tengevolge van de ziekte of het ongeval, bedoeld in het derde lid, overlijdt, ontvangen zijn nagelaten betrekkingen, wanneer zij te dier zake geen aan spraak op een uitkeering krachtens een der ongevallenwetten, of op een pensioen krachtens de Pensioenwet 1922 (Stbld no. 240) hebben, een uitkeering tot zoodanig bedrag en tot zoodanig tijdstip als hun krachtens de Ongevallen wet 1921 zou toekomen, indien zij daaraan recht op uit keering konden ontleenen. Art. III. Deze verordening is met terugwerkende kracht op 1 Decem ber 1943 in werking getreden. N°. 103. Leiden, 18 October 1945. Ten einde het gebruik van het oude ten gemeente-archieve berustende bevolkingsregister te vergemakkelijken moet dit register geklapperd worden. Een aanvang is gemaakt met het klapperen van het register 1839. Dit werk kon niet worden opgedragen aan het personeel van het archief, aangezien dit geheel in beslag wordt genomen door de dagelijksche werkzaamheden. Een buiten dit personeel staande kracht is met het klapperen belast tegen een honorarium van in totaal 500.Van deze vergoeding wordt de helft uitbetaald wanneer het werk halverwege is gevorderd en de andere helft bij voltooiing van het werk. Aangezien het klapperen in 1946 voor de helft gereed zal komen moet een bedrag van 250.op de begrooting van dit jaar worden gebracht. Mitsdien hebben Burgemeester en Wethouders op 18 October 1945 het volgende besluit genomen: BUEGEMEESTEE en WETHOUDEES van LEIDEN; Uitoefenende de bevoegdheden van den Gemeenteraad op grond van artikel 5, lid 1, van het Besluit Tijdelijke Voor ziening Bestuur Provinciën en Gemeenten; BESLUITEN: behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten der pro vincie Zuid-Holland een bedrag van 250.op de begrooting 1946 te brengen voor het klapperen van het bevolkingsregister over 1839. N°. 104. Leiden, 18 October 1945. Met ingang van 1 December 1945 is het stallen, bedienen en onderhoud van de eerste hulpauto, hetgeen tot dien datum geschiedt door een particuliere onderneming, opge dragen aan de brandweer. Tot deze opdracht is besloten, omdat van de nieuwe regeling een belangrijke besparing van kosten wordt verwacht. In verband met het verrichten van de werkzaamheden door de brandweer voor den eersten hulpdienst moet in het bij de brandweer in gebruik zijnde perceel Langebrug 107 een verblijf in gereedheid worden gebracht ten behoeve van den aan den eersten hulpdienst verbonden semi-arts. De kosten voor de inrichting van dit verblijf worden begroot op 450.De post „Kosten van den Eersten Hulpdienst" voor het jaar 1945 moet derhalve met dit bedrag worden verhoogd. Mitsdien hebben Burgemeester en Wethouders op 18 Octo ber 1945 het volgende besluit genomen: BUEGEMEESTEE en WETHOUDEES van LEIDEN; Uitoefenende de bevoegdheden van den Gemeenteraad op grond van artikel 5, lid 1, van het Besluit Tijdelijke Voor ziening Bestuur Provinciën en Gemeenten; BESLUITEN: behoudens goedkeuring van de Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland, door vaststelling van den staat no. 3, model E, tot wijziging van de gemeentebegrooting, dienst 1945, den post „Kosten van den Eersten-hulpdienst" te verhoogen met een bedrag van 450.voor het inrichten van een lokaal ten behoeve van het medisch personeel van den Eersten Hulpdienst. N°. 105. Leiden, 18 October 1945. Ten behoeve van de uitgaven voor pensionneering, wacht gelden en verzekering tegen ongevallen, invaliditeit en ziekte, alsmede wegens premiën ingevolge de Kinderbijslagwet en de kosten van de Vereveningsheffing werd op de begrooting 1943 een bedrag van 770.274.geraamd. De uitgaven hebben in totaal bedragen 777.741.77, zoodat zij de terzake uitgetrokken som met 7.467.77 overtreffen. De ontvangsten in totaal geraamd op f 475.215.hebben bedragen 475.867.59 of 652.59 meer. Ondanks dit kleine verschil behoeven de ontvangsten toch nog eenige toelichting. Ingevolge besluit van den toenmaligen Burgemeester van 10 December 1942 worden nl. sinds 1942 de volle hosten van de door de gemeente voor de ambtenaren en werklieden van de bedrijven betaalde pensioenen op die bedrijven verhaald, terwijl op de begrooting voor 1943 een terugontvangst van f gedeelte was geraamd. In verband hiermede had de teruggaaf door de bedrijven van de ten laste van de gemeente blijvende pensioen-uitgaven 23.000.hooger moeten zijn. De ontvangst terzake, welke was geraamd op 295.144.bedraagt echter 303.260.56 d.i. slechts 8.116.56 hooger. Dit wordt o.a. veroorzaakt doordat: 1°. het verhaal wegens wachtgelden op de Gas- en Elec- triciteitsfabriek 7.910.51 beneden de raming is gebleven en 2°. het verhaal op deze bedrijven terzake van pensioenen f 8.495.31 minder bedraagt dan de raming. Voorts bedroeg het verhaal van de bijdragen voor eigen en weduwen- en weezenpensioen ingevolge art. 36 der Pen sioenwet 1922, voor 1943 geraamd op 150.060.slechts 135.946.25, dus 14.113.75 minder. Deze lagere ontvangst wordt veroorzaakt, doordat inge volge artikel 11 van de Verordening Politie 1943 de ambtenaren van politie premievrij pensioen genieten, een feit waarmede bij de raming voor 1943 geen rekening was gehouden. Aangezien tenslotte het „voorschot van den kapitaaldienst ten behoeve van de financiering van de ten laste van de gemeente komende pensioenen (eigen pensioen) voortvloeiende uit de verordening op de pensionneering van de gemeente ambtenaren, juncto art. 58 der Pensioenwet 1922" voor 1943 op 42.211.geraamd, 38.365.24 d.i. 3.845.76 minder be draagt, moet volgn. 249 der ontvangsten met f 3.845.76 worden verlaagd. Ingevolge de begrootingsvoorschriften moeten de boven staande kosten, alsmede de daartegenoverstaande ontvang sten, nadat zij op de daarvoor bestemde verzamelposten zijn overgebracht, over de verschillende hoofdstukken en paragrafen der begrooting worden verdeeld. In verband hiermede wordt hieronder een overzicht ge geven van de voor pensionneering en verzekering op de ver schillende verzamelposten geraamde en uitgegeven of ont vangen bedragen met vermelding of de uitgaven en de ont vangsten meer of minder hebben bedragen dan geraamd was. Bovendien zijn aan het slot van den begrootingsstaat Model D. de bij de verschillende verzamelposten behoorende verdeelingsstaten opgenomen, waarin de op de diverse hoofd stukken en paragrafen der gemeentebegrooting terzake ge dane uitgaven en ontvangsten zijn aangegeven. Uitgaven. tegen Volgn. 296. Verzekering ongevallen en invaliditeit De uitgaven, geraamd op 8.965.bedragen 11.366.01. (Zie den verdeelingsstaat be hoorende bij volgn. 296). Volgn. 297. Premiën ingevolge de Ziektewet De uitgaven, geraamd op 6.064.bedragen 9.892.95. (Zie den verdeelingsstaat be hoorende bij volgn. 297). 2.401.01 3.828.95 Meer. Minder.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1945 | | pagina 2