30
no. 4, te verhuren aan B. W. van den Berg, wonende te Leiden,
van 15 Augustus 1945 t/m 30 April 1946 tegen een jaarlijksche
huursom van 650.met dien verstande, dat de huur telkens
voor den tijd van één jaar tegen denzelfden huurprijs en onder
dezelfde voorwaarden zal worden verlengd, indien de huur
niet drie maanden vóór het eindigen van den huurtermijn
schriftelijk door den huurder of door Burgemeester en Wet
houders is opgezegd, terwijl de huur in ieder geval zal eindigen
op 1 Mei 1956, zonder dat eenige opzegging daartoe wordt
vereischt, en voorts onder de hij dit besluit behoorende voor
waarden.
x°. 70.
Leiden, 9 Augustus 1945.
Zooals bekend, is voor het jaar 1945 nog steeds geen
begrooting opgemaakt, omdat voor wat het overgroote deel
van de inkomst- en uitgaafposten betreft, het niet wel
mogelijk was een ook maar eenigszins betrouwbare raming
te maken.
Ook thans bij de gewijzigde omstandigheden is de situatie
nog zoo onzeker, dat het praktisch geen zin heeft alsnog een
begrooting voor 1945 op te maken, aangezien voor het
opmaken van een dergelijke begrooting toch geen reëele basis
bestaat. De materialenpositie, het prijsverloop, de rant-
soeneeringsbepalingen omtrent gas en electriciteit, de kolen-
prijs, de belastingopbrengsten, enz. zijnn.l. alle zeer belangrijke
factoren voor diverse ramingen, waaromtrent ook in de
naaste toekomst geen oordeel kan worden geveld.
Voorts moeten overeenkomstig het desbetreffend model,
in de begrooting voor 1945 de rekeningcijfers voor 1943
worden opgenomen; de begrooting voor 1943 is evenwel nog
steeds niet door Gedeputeerde Staten goedgekeurd, zoodat
de rekeningcijfers voor 1943 niet bekend zijn.
Ingevolge de circulaire van Gedeputeerde Staten d.d.
4/7 Juli 1945 heeft de Minister van Binnenlandsche Zaken
bij schrijven d.d. 27 Juni 1945 medegedeeld, dat, indien het
voor de gemeentebesturen bezwaarlijk mocht zijn voor 1945
alsnog een vereenvoudigde begrooting samen te stellen, dan
mag worden volstaan met een besluit van Burgemeester en
Wethouders, uitoefenende de taak van den Baad, waarbij
voor 1945 een begrooting wordt geldig verklaard, gelijk aan
die voor 1944, behoudens de in het besluit op te nemen
wijzigingen.
Mede met het oog op de huidige personeelssituatie op de
Afd. Financiën en ter besparing van veel kosten en werk
verdient het dan ook alleszins aanbeveling van deze regeling
gebruik te maken, waardoor dan met een dergelijk eenvoudig
besluit ten aanzien van de begrooting 1945 kan worden
volstaan.
Deze begrooting, die feitelijk geen „begrooting" is, moet
worden beschouwd als éen onmisbaar administratief raam,
waarop de financiering van het betrokken boekingsjaar kan
worden uitgewerkt.
Met betrekking tot de in dit besluit op te nemen wijzigingen,
welke overeenkomstig de aanwijzingen in genoemde circulaire
tot de allerbelangrijkste beperkt kunnen blijven, diene het
volgende.
Bij schrijven van den Commissaris der Provincie d.d.
20/26 Juni 1944 werden verschillende opmerkingen gemaakt
betreffende de begrooting 1943.
Hierbij werd door den Commissaris der Provincie o. m.
bezwaar gemaakt tegen de storting in de vernieuwingsfondsen
van de Gas- en Electriciteitsfabriek van 1 voor 1943
inplaats van, zooals voor de jaren 1935 tot en met 1942,
van J
Met het oog op de aanzienlijke reserve van het Grondbedrijf
was de Commissaris der Provincie van oordeel, dat niet
slechts een bedrag van 30.000.doch het geheele exploita
tieverlies van het Grondbedrijf ten laste van de reserve van
dat bedrijf moet worden gebracht.
Hoewel van de zijde van het gemeentebestuur de boven
genoemde opmerkingen uitvoerig zijn bestreden, is het niet
mogen gelukken Gedeputeerde Staten ten aanzien van beide
hierboven genoemde punten tot een andere zienswijze te
brengen.
Mondeling werd ter Provinciale Griffie nog medegedeeld,
dat de gemaakte opmerkingen niet slechts voor 1943, doch
ook voor de daarop volgende jaren gelden, behoudens indien
belangrijke wijzigingen in de omstandigheden zich voordoen.
Hiermede zal dus ook voor 1945 rekening moeten worden
gehouden.
Voorts dienen nog enkele door den Commissaris der
Provincie aangewezen uitgaafposten met een meer politieke
strekking, welke posten zoowel in de begrooting 1943 als in
die voor 1944 voorkomen, te vervallen, te weten:
1°. de Subsidie aan het Nederl. Arbeidsfront Hoofdafdeeling
Gemeenschap „Vreugde en Arbeid" te Amsterdam ten behoeve
van de door dat Arbeidsfront te Leiden te geven cursussen
in Duitsch, Engelsch, Italiaansch en Eerste Hulp bij Onge
lukken ad1.500.
2°. Subsidie aan den Bond voor Heem- en
Volkskunde
25.—
3°. Bijdrage van de gemeente als begunstigster
van het Opvoedersgilde25.
4°. Onvoorziene uitgaven voor wat betreft
het bedrag van 50.000.dat onder dezen
post begrepen is voor de kosten van de nog in
overweging zijnde plannen inzake de bemoeie
nissen ten aanzien van de jeugdzorg 50.000.
Het verdient aanbeveling de vorenbedoelde wijzigingen,
ook al zijn sommige onbelangrijk, thans reeds op te nemen,
omdat het toezichthoudend orgaan daarop de aandacht heeft
gevestigd en zoodoende opmerkingen kunnen worden voor
komen.
Op de gemeentebegrooting voor 1944 is nog als winst van
de Gas- en Electriciteitsfabriek uitgetrokken:
voor de Gasfabriek152.606.
Electriciteitsfabriek 838.478.
Totaal 991.084.
Het spreekt wel voor zichzelf, dat door de stopzetting van
de levering van gas en electrischen stroom, aan deze vroegere
ramingen thans geen enkele waarde meer kan worden toe
gekend.
Volgens een zeer globale raming zou bij algeheele stop
zetting van de gas- en electriciteitslevering gedurende het
geheele jaar 1945, de exploitatie een verlies opleveren:
voor de Gasfabriek van1.000.000.
Electriciteitsfabriek van. 1.600.000.
Totaal 2.600.000
Hoewel intusschen een beperkte rantsoeneering zoowel van
gas als electriciteit is afgekomen, is hierop moeilijk een
raming voor 1945 te baseeren, omdat redelijkerwijs mag
worden verwacht, dat binnen niet te langen tijd de thans
geldende rantsoenen zullen worden verhoogd.
In aanmerking nemende de lange tijdsperiode, waarin de
levering van gas en electriciteit geheel is stopgezet, moet het
uitgesloten worden geacht, dat de Fabrieken voor 1945 nog
eenige winst zouden opleveren, zelfs ondanks de verlaging
van het stortingspercentage in de vernieuwingsfondsen
tot i
Een eenigszins betrouwbare raming van het verlies voor
1945 is niet wel mogelijk, omdat de exploitatieresultaten
ten nauwste verband houden met de gas- en stroomlevering
alsmede de productiekosten (o.a. kolenprijs), terwijl de gas-
en stroomlevering voor de rest van dit jaar niet kan worden
geraamd.
Met het oog hierop verdient het aanbeveling, het verlies
van de Fabrieken voor 1945 voorshands voor Memorie
uit te trekken.
In verband met een en ander hebben Burgemeester en
Wethouders op 9 Augustus 1945 het volgende besluit ge
nomen
BUBGEMEESTEE en WETHOUDEES van Leiden;
Uitoefenende de bevoegdheden van den Gemeenteraad
op grond van artikel 5, lid 1, van het Besluit Tijdelijke
Voorziening Bestuur Provinciën en Gemeenten;
BESLUITEN:
voor het jaar 1945 geldig te verklaren een begrooting gelijk
aan die voor 1944, behoudens de navolgende wijzigingen:
I. de raming van de volgende posten komt te vervallen:
a. volgn. 675 betreffende de subsidie aan het Nederlandsche
Arbeidsfront, Hoofdafdeeling Gemeenschap „Vreugde en
Arbeid" te Amsterdam, ten behoeve van de door dat Arbeids
front te Leiden te geven cursussen in Duitsch, Engelsch,
Italiaansch en Eerste Hulp bij Ongelukken ad 1.500.
b. volgn. 676 betreffende de subsidie aan den
Bond voor Heem- en Volkskunde ad25.
c. volgn. 677 betreffende de bijdrage van de
gemeente als begunstigster van het Opvoeders-
gilde ad25.
II. de raming van den post voor onvoorziene uitgaven
(volgn. 833) wordt met 50.000.verminderd, zijnde het
bedrag dat onder de raming is begrepen als kosten van de
nog in overweging zijnde plannen inzake de bemoeienissen
ten aanzien van de jeugdzorg;
III. in de algemeene toelichting van hoofdstuk XIII 1
wordt het percentage betreffende de storting in de ver-