GEMEENTE LEIDEN.
17
INGEKOMEN STEKKEN.
N°. 33. Leiden, 19 April 1945.
Wijlen een inwoonster dezer gemeente, die den wensch te
kennen heeft gegeven tegenover derden onbekend te blijven,
heeft ten behoeve van het Stedelijk Museum „de Lakenhal",
aan deze gemeente, vrij van rechten en kosten, gelegateerd
zoodanige voorwerpen van inboedel en die sieraden uit haar
nalatenschap, welke het bestuur van de Lakenhal zal kiezen,
als waardig zijnde in het museum bewaard te blijven.
Aangezien verschillende voorwerpen uit den inboedel van
de begunstigster een aanwinst voor het museum beteekenen,
heeft de Burgemeester op 19 April 1945 het volgende besluit
genomen
De BURGEMEESTER van LEIDEN
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie
de ten behoeve van het Stedelijk Museum „de Lakenhal"
aan deze gemeente gelegateerde voorwerpen uit den inboedel
van een begunstigster, die tegenover derden onbekend
wenscht te blijven, met gevoelens van erkentelijkheid jegens
de erflaatster, te aanvaarden.
N°. 34. Leiden, 26 April 1944.
Bij besluit van den Burgemeester van 20 April 1944
(Ingek. Stukken No. 70) werd het recht tot heffing van den
watertol tegenover den Rijnsburgschen Vliet bij het „Leidsche
Hek" c.a. van 1 Mei 1944 tot en met 30 April 1945 bij
verlenging verpacht aan P. Ciggaar, te Oegstgeest, voor de
som van 600.per jaar. Deze heeft verzocht den tol
wederom te mogen pachten op den bestaanden voet. Hier
tegen bestaat bij de gemeente geen bezwaar.
De concessie tot het heffen van den tol is bij besluit
van den Secretaris-Generaal van het Departement van
Waterstaat d.d. 4 Mei 1944 tot uiterlijk 1 Mei 1947 verlengd.
De Burgemeester heeft alsnu op 26 April 1945 het vol
gende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie
het recht tot heffing van den watertol tegenover den Rijns
burgschen Vliet bij het „Leidsche Hek", waaronder be
grepen de huur van de huizing, staande op het trekpad
aan dien Vliet, alsmede de huur van den tuingrond, ge
legen bij, en van het perceel grond, gelegen achter de woning,
van 1 Mei 1945 t/m. 30 April 1946, wederom te verpachten
aan P. Ciggaar, te Oegstgeest, tegen een pachtsom van
600.per jaar en onder de bestaande voorwaarden.
N°. 35. Leiden, 26 April 1945.
Naar aanleiding van een door Mej. M. Koolman gedaan
verzoek om eervol ontslag als onderwijzeres aan de o.l.
school aan de Boommarkt, heeft de Burgemeester op 26
April 1945 het volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
Mej. M. Koolman, met ingang van een nader te bepalen
datum, eervol ontslag te verleenen uit hare betrekking van
onderwijzeres aan de o.l. school aan de Boommarkt.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.