4
Art. 22.
1. Het is den wethouder verboden zonder schriftelijke
vergunning van den Burgemeester een nevenbetrekking te
aanvaarden of nevenwerkzaamheden te verrichten dan wel
nering of handel te drijven of in zijn woning te doen drijven
op zijn naam of op naam van eenig lid van zijn gezin.
2. Deze vergunning wordt geweigerd indien de in het
eerste lid bedoelde handelingen schadelijk kunnen zijn voor
de dienstvervulling van den wethouder of niet in overeen
stemming zijn met het aanzien van zijn ambt.
Art. 23.
Voor zoover daartoe niet door den Burgemeester aan
gewezen, is het den wethouder verboden zonder schriftelijke
vergunning van den Burgemeester commissaris, bestuurder,
vennoot, aandeelhouder of lid te zijn van vennootschappen,
vereenigingen of stichtingen, welke geregeld in aanraking
komen of krachtens haar opzet kunnen komen met de
gemeente, haar diensten of bedrijven.
Art. 24.
De wethouder heeft recht op vergoeding wegens reis- en
verblijfkosten ter zake van dienstreizen overeenkomstig
de regeling vervat in het Reisbesluit 1916 ten aanzien van
ambtenaren der tweede klasse.
Art. 25.
De Burgemeester kan bepalen in welke niet elders voor
ziene gevallen den wethouder schadeloosstelling en vergoeding
van kosten zal worden verleend.
HOOFDSTUK VIII.
Disciplinaire straffen.
Art. 26.
Disciplinaire straffen worden den wethouder niet opgelegd.
HOOFDSTUK IX.
Schorsing.
Art. 27.
1. De wethouder, die in strijd handelt met artikel 26
der Gemeentewet of zich aan wangedrag of merkelijke
achteloosheid schuldig maakt kan door den Burgemeester
in zijn ambt worden geschorst.
2. Bovendien kan de wethouder door den Burgemeester
worden geschorst in alle andere gevallen, waarin naar diens
oordeel het gemeentebelang dit dringend vordert.
3. Schorsing geschiedt bij een met redenen omkleed, den
wethouder schriftelijk mede te deelen, besluit en vindt
plaats voor een bij dat besluit te bepalen tijdsduur van
ten hoogste drie maanden. Deze termijn kan voor eenmaal
met ten hoogste drie maanden worden verlengd.
4. De Burgemeester kan bij het schorsingsbesluit den
wethouder den toegang tot bepaaldelijk aan te duiden
dienstgebouwen, -terreinen of -lokalen, gedurende den tijd
dat de schorsing duurt, ontzeggen.
Art. 28.
1. De Burgemeester kan bij het schorsingsbesluit bepalen,
dat de wedde van den wethouder, hetzij voor het geheel,
hetzij voor een gedeelte, wordt ingehouden. Bij gedeeltelijke
inhouding kan tevens worden bepaald, dat het niet inge
houden gedeelte van de wedde aan anderen dan aan den
wethouder zal worden uitbetaald.
2. Wordt de schorsing niet gevolgd door ontslag dan zal
het ingehouden gedeelte der wedde alsnog aan den wethouder
worden uitgekeerd.
HOOFDSTUK X.
Ontslag.
Art. 29.
1. Ontslag wordt den wethouder schriftelijk verleend. Het
ontslagbesluit vermeldt den dag van ingang van het ontslag.
2. In geval van ongevraagd ontslag wordt den wethouder,
die dit verzoekt, de reden van het ontslag schriftelijk
medegedeeld.
Art. 30.
Onverminderd het vereischte van toestemming, bedoeld
in artikel 5, lid 2 der verordening Xo. 152/1941 van den
Rijkscommissaris voor het bezette Xederlandsche gebied,
wordt den wethouder, indien hij dit aan den Burgemeester
verzoekt, ontslag verleend en wel uiterlijk drie maanden
na ontvangst van de ontslagaanvrage.
HOOFDSTUK XI.
Wachtgeld.
Art. 31.
Indien een wethouder anders dan op eigen verzoek
ontslag is verleend of indien hij niet is herbenoemd zal
door den Burgemeester worden nagegaan of en in hoeverre
hem wachtgeld kan worden toegekend. De Burgemeester
deelt den wethouder de beslissing zoo spoedig, mogelijk
mede.
HOOFDSTUK XII.
Georganiseerd overleg.
Art. 32.
Voor zoover daaraan door den Burgemeester behoefte
wordt gevoeld, zal aan de wethouders gelegenheid worden
gegeven ten aanzien van hen betreffende algemeen ver
bindende voorschriften hun gevoelen schriftelijk te doen
kennen.
HOOFDSTUK XIII.
Slotbepalingen.
Art. 33.
Deze verordening kan worden aangehaald als rechts
toestandregeling wethouders.
Art. 34.
Deze verordening treedt, met terugwerkende kracht, in
werking op 1 Juni 1944.
b. VERORDENING,
tot wijziging van de verordening van 4 September 1934
(Gemeenteblad No. 30), houdende regeling van den rechts
toestand van de ambtenaren en werklieden in dienst
der gemeente Leiden, laatstelijk gewijzigd bij ver
ordening van 19 Augustus 1943 Gemeenteblad
No. 31).
Eenig artikel.
1. In artikel 2 van bovengenoemde verordening wordt
ingevoegd een nieuw punt a, luidende:
a. de wethouders;
2. De letters a., b. en c. worden gewijzigd in b., c. en d.
c. VERORDENING,
tot wijziging van de verordening van 24 September 1934
(Gemeenteblad No. 33), regelende het verleenen van wacht
geld aan ambtenaren en werklieden in dienst der ge
meente Leiden, gewijzigd bij verordening van
9 Mei 1938 (Gemeenteblad No. 6 van 1941).
Eenig artikel.
1. In artikel 1, lid 3 van bovengenoemde verordening
wordt ingevoegd een nieuw punt a, luidende:
a. de wethouders;
2. De letters a., b., c. en d. worden gewijzigd in b., c.,
d. en e.
X°. 5. Leiden, 18 Januari 1945.
Bij besluit van den Burgemeester van 9 December 1943
(Ingek. Stukken Xo. 198) werd het vischrecht in de Haar
lemmertrekvaart tusschen Leiden en den limietpaal „Half
weg" onder de gemeente Xoordwijkerhout voor het jaar
1944 verpacht aan den beroepsvisscher C. D. Zandvliet, te
Leiden, tegen een pachtsom van ƒ200.
De pachtovereenkomst is eertijds goedgekeurd door den
Secretaris-Generaal van het Departement van Landbouw
en Visscherij. Ingevolge art. 7 van het Eerste Uitvoerings
besluit, behoorende bij het Pachtbesluit Vischrecht 1941,
dient het vischrecht ook voor 1945 op den bestaanden voet
te worden verpacht. Xadat tusschen Zandvliet en de ge
meente hieromtrent overeenstemming werd bereikt, heeft
de Burgemeester op 18 Januari 1945 het volgende besluit
genomen