36
N°. 55. Leiden, 30 Maart 1944,
Het karakter van de binnenstad, welk stadsgedeelte in
historisch en architectonisch opzicht van groote beteekenis
is, is in den loop der jaren in ernstige mate aangetast.
Teneinde het oude stadsbeeld voor verdere aantasting
te behoeden en te bevorderen, dat zooveel mogelijk hersteld
wordt, wat verloren is gegaan, is het noodzakelijk maat
regelen te nemen. Deze maatregelen dienen zich tevens uit
te strekken tot het bevorderen van een toekomstige orga
nische ontwikkeling der binnenstad,
Ook de vereeniging „Oud-Leiden" heeft zich in een uit
voerig gedocumenteerd rapport te dier zake in dezen zin
uitgesproken.
In verband hiermede is aan het architectenbureau Ver
hagen, Kuiper en Gouwetor te Rotterdam en aan Ir. H. van
Oerle alhier, opgedragen om gezamenlijk een bestemmings
plan met bebouwingsvoorschriften voor de binnenstad te
ontwerpen.
Als honorarium voor dit jaar zal een bedrag van
6200.verschuldigd zijn.
Mitsdien heeft de Burgemeester op 30 Maart 1944 het
volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie
door vaststelling van den bij dit besluit behoorenden staat
No. 8, model D, tot wijziging van de gemeentebegrooting,
dienst 1944, een bedrag van ƒ6200.beschikbaar te stellen
ten behoeve van het opmaken van een bestemmingsplan
voor de bebouwde kom der gemeente.
N°. 56. Leiden, 30 Maart 1944.
Het komt herhaaldelijk voor dat werken, inrichtingen of
gebouwen, welke aangelegd of opgericht zijn door, dan wel
in gebruik zijn bij de Duitsche Weermacht, uit baldadigheid
of kwaadwilligheid worden beschadigd.
Dergelijke beschadigingen kunnen voor de gemeente en
haar inwoners ernstige gevolgen hebben.
In de dagbladen is tegen die misdragingen gewaarschuwd.
Indien die waarschuwing niet het gewenschte resultaat
oplevert kunnen de beschadigingen slechts voorkomen worden
door bewaking van de bedoelde objecten.
Het is niet mogelijk deze bewaking op afdoende wijze
door personeel der gemeente te doen geschieden en het is
uitgesloten genoegzame vrijwillige hulp daarvoor te verkrijgen.
Yoorts is het aanwenden van betaalde krachten, zoo deze
al te bekomen zouden zijn, met het oog op de financieele
positie der gemeente niet verantwoord.
Aangezien het in het belang van de gemeente is, te
trachten strafmaatregelen van Duitsche zijde te voorkomen,
is het noodig de inwoners te kunnen verplichten tot be
wakingsdiensten.
Dit is mogelijk door het vaststellen van een verordening,
als bedoeld in de artikelen 226 en 227 der Gemeentewet.
Met het oog op het belang, verbonden aan een spoedige
inwerkingtreding van de verordening, dient zij onmiddellijk,
nadat zij is vastgesteld, te worden afgekondigd.
Mitsdien heeft de Burgemeester op 30 Maart 1944 de
volgende besluiten genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
I. vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING
op persoonlijke diensten als bedoeld in de artikelen 226 en 227
der Gemeentewet.
Artikel 1.
De Burgemeester kan de inwoners der gemeente oproepen
tot het verrichten van diensten ten behoeve van de be
waking van werken, inrichtingen, gebouwen enz., welke
aangelegd, opgericht of in gebruik zijn door of bij de
Duitsche Weermacht.
Art. 2.
De diensten worden niet gevorderd van:
1°. vrouwen
2°. hen, die den leeftijd van 18 jaar nog niet hebben
bereikt en hen, die den leeftijd van 55 jaren hebben over
schreden
3°. hen, die in het openbaar belang plichten hebben te
vervullen welke hen verhinderen zich van de diensten te
kwijten
4°. hen, die blijkens een verklaring van den directeur van
den Gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst
niet in staat zijn de diensten te verrichten;
5° hen, die ten genoegen van den Burgemeester een
plaatsvervanger hebben gesteld.
Art. 3.
De diensten worden gevorderd gedurende ten hoogste zes
uren per etmaal.
Art. 4.
De diensten worden gevorderd indien één of meer der in
artikel 1 aangeduide objecten uit kwaadwilligheid of
baldadigheid worden beschadigd of vernield.
Art. 5.
Zij, die zijn opgeroepen tot het verrichten van diensten,
als bedoeld in artikel 1 en niet behooren tot de groepen
van personen, genoemd in artikel 2, zijn verplicht de van
hen verlangde diensten ter plaatse en tijde door of van
wege den Burgemeester bepaald en volgens de door of van
wege hem gegeven aanwijzingen te verrichten.
Art. 6.
Overtreding van het bepaalde bij artikel 5 wordt gestraft
met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete
van ten hoogste driehonderd gulden.
Art. 7.
Deze verordening treedt in werking op den dag na dien,
waarop zij is afgekondigd.
II. deze verordening onmiddellijk te doen afkondigen.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.