34
passenden werkkring mogelijk moet worden gemaakt voor
hen die zonder hulp zoodanige opleiding niet kunnen ver
krijgen;
een behoorlijke geneeskundige verzorging van hen, die
zoodanige verzorging niet of niet geheel kunnen dragen,
verzekerd moet zijn;
5. De dienst is voorts belast met de uitvoering van maat
regelen, die bevordelijk zijn aan de bestrijding van de
werkloosheid of de gevolgen daarvan, voorzoover die uit
voering niet aan anderen is opgedragen;
6. Behalve de in het eerste tot en met het vijfde lid
omschreven taak kunnen andere werkzaamheden aan den
dienst worden opgedragen.
Art. 2.
1. Aan het hoofd van den dienst staat een directeur.
2. Yerder is aan den dienst vast en tijdelijk personeel
verbonden in de mate als de Burgemeester noodig oordeelt.
Art. 3.
1. De directeur wordt benoemd en ontslagen door den
Burgemeester.
2. Zijn instructie wordt door den Burgemeester vastgesteld.
3. Zijn vervanging wordt door den Burgemeester geregeld.
Art. 4.
De nadere regeling en inrichting van den dienst geschiedt
bij een reglement, dat door den Burgemeester, gehoord de
in art. 5 bedoelde commissie van advies, wordt vastgesteld.
Art. 5.
1. Ben commissie van advies dient den Burgemeester,
hetzij desgevraagd, hetzij uit eigen beweging van voorlichting
met betrekking tot alles wat den werkkring van den dienst
aangaat.
2. De commissie bestaat uit ten hoogste 15 leden. Een
der leden, tevens voorzitter der commissie, is de wethouder,
wien de hulpverleening aan hulpbehoevenden als werkgebied
is toegewezen; de andere leden worden benoemd door den
Burgemeester.
3. Met uitzondering van den voorzitter hebben de leden
van de commissie, behoudens het hierna bepaalde, zitting
voor den termijn van 4 jaren. Zij treden tegelijk af. In de
vervulling van buiten periodieke aftreding opengevallen
plaatsen wordt zoo spoedig mogelijk voorzien. Zij, die ter
vervulling van buiten periodieke aftreding opengevallen
plaatsen zijn benoemd, treden af met de eerstvolgende
periodieke aftreding.
4. De commissie kan zich, indien haar dat in het belang
van haar werkzaamheden gewenscht voorkomt, verdeelen
in sub-commissies. De voorzitter der commissie is voorzitter
der sub-commissies. De commissie kan bepalen, dat de sub
commissies met betrekking tot den haar aangewezen werkkring
rechtstreeks aan den Burgemeester van bericht en raad
kunnen dienen.
5. De werkwijze van de commissie wordt geregeld bij een
door den Burgemeester, de commissie gehoord, vast te
stellen reglement.
6. Secretaris van de commissie en van de sub-commissies
is een door den Burgemeester aangewezen ambtenaar ter
gemeentesecretarie.
Overgangsbepaling.
Art. 6.
1. De directeur van den Gemeentelijken Dienst voor
Maatschappelijk Hulpbetoon, tevens waarnemend directeur
van den Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken, wordt
aan den Dienst voor Gemeenschapszorg verbonden als
directeur van dien dienst.
2. Het overige personeel verbonden aan den Gemeentelijken
Dienst voor Sociale Zaken en dat verbonden aan den
Gemeentelijken Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon
wordt verbonden aan den Dienst voor Gemeenschapszorg
in dezelfde positie, welke dat personeel, wat het dienst
verband met de gemeente, de rangindeeling, de bezoldiging
en de rechtspositie betreft, bij genoemde diensten inneemt.
Art. 7.
In afwijking van het bepaalde bij art. 5, lid 3 treedt de
commissie van advies voor het eerst af in September 1947.
Slotbepalingen.
Art. 8.
Onder Burgemeester verstaat deze verordening den Burge
meester, waarnemende de taak van Burgemeester en Wet
houders, met uitzondering van art. 3, lid 1 en art. 5, lid 2
waarin onder Burgemeester wordt verstaan de Burgemeester,
waarnemende de taak van den Gemeenteraad.
Art. 9.
Deze verordening treedt in werking op 1 April 1944.
c. ingaande 1 April 1944 in te trekken de verordening
van 20 October 1924 (Gemeenteblad No. 27), betreffende
den Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken, laatstelijk
gewijzigd bij verordening van 15 October 1942 (Gemeente
blad No. 29).
d. den Directeur van den Gemeentelijken Dienst voor
Maatschappelijk Hulpbetoon met ingang van 1 April 1944
te bevorderen tot administrateur zulks onder toekenning
van één periodieke verhooging van wedde bij vervroeging.
N°. 48. Leiden, 20 Maart 1944.
De gemeente ontving nog een aanbieding voor een 31-jarige
geldleening ad 3.891.500.tegen een rente van 31/2
bij parikoers en verder op de voorwaarden in de offerte
vermeld.
De opbrengst van deze leening kan worden bestemd tot
algeheele aflossing van het schuldrestant na aftrek van
de normale jaarlijksche aflossing in 1944 van twee nog
31 jaren loopende 33/4 geldleeningenover conversie van
deze leeningen kon met de betrokken geldgevers geen over
eenstemming worden bereikt.
Aangezien ook deze aanbieding aannemelijk was te achten,
heeft de Burgemeester op 20 Maart 1944 het volgende be
sluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie
ten laste van de gemeente Leiden bij de instelling, in de
aangehechte aanbieding vermeld, aan te gaan een 31-jarige
geldleening van 3.891.500.tegen parikoers en een rente
van 3V2 en verder onder de voorwaarden mede in die
aanbieding omschreven.
N°. 49. Leiden, 23 Maart 1944.
Het perceel Levendaal no. 28, kadastraal bekend gemeente
Leiden, sectie D no. 483, groot 47 m2., is aan de gemeente
te koop aangeboden. Dit pand is voor de gemeente van
belang voor het verkrijgen van een goede hoekafschuining
LevendaalKorevaarstraat, waarvoor bij raadsbesluit van
22 Januari 1923 (Ingek. Stukken no. 16) een bijzondere
voorgevelrooilijn is vastgesteld. Voor deze hoekafschuining
werd reeds een strook grond verkregen door de grondruiling
met de N. Y. Zeep-, Eau de Cologne- en Parfumeriën-
fabriek v. h. Sanders en Co. ingevolge besluit van den
Burgemeester d.d. 16 September 1943 (Ingek. Stukken
no. 161).
Met de eigenaren is overeenstemming bereikt over den
aannemelijken prijs van 7500.
Voorts is overeengekomen, dat aan den verkoop de voor
waarde zal worden verbonden, dat de eigenaren het perceel
tot 1 Juni a.s. vrij van huur kunnen blijven bewonen.
In verband met een en ander heeft de Burgemeester op
23 Maart 1944 het volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;