9 De opbrengst van dfe ondernemingsbelasting is in de begrooting 1944 en zoo ook in vorenstaand overzicht voors hands voor Memorie geraamd. Dit is niet alleen geschied uit overweging, dat een eenigszins betrouwbare raming van de opbrengst van deze belasting voor 1944 zooal niet uitgesloten, dan toch in elk geval uiterst moeilijk moet worden geacht, maar hangt ook ten nauwste samen met het standpunt, dat moest worden ingenomen t. a. v. de raming der kosten, welke voor de gemeente voortspruiten uit de vennootschaps belasting, en welke kosten in de gegeven omstandigheden in elk geval voor Memorie moesten worden uitgetrokken. Immers de in uitzicht gestelde nadere richtlijnen voor de toepassing van de door de overheidsbedrijven verschuldigde vennootschaps- en ondernemingsbelasting zijn nog steeds niet verschenen. Hierdoor is het niet wel mogelijk van de te dezer zake door de bedrijven verschuldigde bedragen zelfs een globale raming te maken. Wel echter kan worden gezegd, dat waar het tarief van de vennootschapsbelasting loopt tot 55 bij een belastbare winst volgens defiscale balans van 441.171.— en hooger, hiermede een zeer belangrijk bedrag is gemoeid. Ter voorkoming van een sterk flatteeren van het resultaat van de begrooting 1944, door eenerzijds wel een belangrijk bedrag te ramen als aandeel van de gemeente in de onder nemingsbelasting en anderzijds de uitgaven van de gemeente bedrijven terzake van de vennootschapsbelasting voor Memorie uit te trekken, werd het beter geacht de ontvangst van de ondernemingsbelasting eveneens voorshands voor Memorie uit te trekken. Zooals uit vorenstaand overzicht blijkt, hebben de nieuwe regelingen als daarbij gelet wordt op den invloed, welke vooral de vennootschapsbelasting op het budget der gemeente uitoefent, per saldo geen verbetering van eenige beteekenis in den financieelen toestand van de gemeente gebracht. Wanneer in dit verband tevens in aanmerking worden genomen eenerzijds de groote tekorten waarmede vele ge meenten te kampen hebben, anderzijds het bij voortduring groeiend accres der gemeentelijke uitgaven, ligt de conclusie voor de hand, dat het nijpende vraagstuk van de financieele verhouding tusschen het Eijk en de gemeenten, ook in het kader van de nieuwe besluiten, nog steeds niet tot een definitieve oplossing is gebracht. In aansluiting aan het vorenstaande is het hier de plaats er met een enkel woord op te wijzen, dat, behalve de hier boven weergegeven besluiten betreffende de herziening van het belastinggebied en van de financieele verhouding tusschen het Eijk en de gemeenten, ook de reorganisatie van de politie alsmede de scheiding van de politie en de brandweer haar stempel op deze begrooting hebben gedrukt. In dit verband wordt medegedeeld, dat bij de Verordening Organisatie Politie (V.O.P.) van 14 December 1942 van den Eijkscommissaris voor het bezette Hederlandsche Gebied bepaald is, dat de politie een aangelegenheid van Staatszorg is, terwijl ter uitvoering van deze verordening is voorge schreven, dat in deze gemeente de politiedienst door eigen ambtenaren der gemeente wordt waargenomen. De bezoldiging van de ambtenaren van de gemeente politie, waaronder ook de ambtenaren van de aparte beroeps brandweer worden begrepen, geschiedt overeenkomstig de bepa lingen van de Verordening Bezoldiging Politie 1943, welke ver ordening met ingang van 1 Maart 1943 in werking is getreden. Deze nieuwe regeling, waarbij de bezoldiging van het politiepersoneel uitsluitend door het Eijk is geregeld en waarop de gemeenten geenerlei invloed hebben kunnen uit oefenen, beteekent voor Leiden een belangrijk hoogere uitgaaf de reorganisatie van de politie en de instelling van een aparte beroepsbrandweer vorderen n.l. in totaal een meerdere uitgaaf van rond 150.000.Waar als gevolg van de verstarring van de formule-uitkeering van het Gemeentefonds hiertegen over thans geen enkele compensatie staat, mag redelijkerwijs worden verwacht, dat het Eijk hieromtrent alsnog een nadere regeling zal treffen. Indien deze belangrijke nieuwe last in aanmerking wordt genomen, mag het resultaat van de begrooting voor 1944 tegenover dat van de begrooting voor 1943 niet onbevredigend worden genoemd. Immers bij de vaststelling van de begrooting voor 1943 d.d. 14 Januari 1943 bedroeg het tekort 1.514.319. Dit bedrag werd suppletoir nog als volgt verhoogd 1°. Ingek. Stukken no. 42 van 1943 Instelling beroepsbrandweer36.129. 2°. Ingek. Stukken no. 156 van 1943 Toekenning van het z.g. ambtelijk loon en den z.g. ambtelijken kindertoeslag aan ar beidscontractanten16.000. Totaal1.566.448.— Hiertegenover wordt, zooals reeds vermeld, het tekort van de begrooting 1944 op 1.096.192.— becijferd, waarbij evenwel niet mag worden voorbijgezien, dat in het tekort van de begrooting 1943 een bedrag van 130.041.is be grepen terzake van het nadeelig saldo van de rekening 1941 terwijl in de begrooting 1944 het nadeelig saldo van de rekening 1942 voorshands voor Memorie is geraamd, doordat in verband met de nieuwe regelingen die dienst nog niet is afgesloten. Voor een juiste vergelijking van de resultaten dient dit bedrag van 130.041.te worden uitgeschakeld; alsdan verkrijgt men het volgende beeld tekort begrooting 1943 1.436.407. 1944 1.096.192.— of wel voordeeliger 340.215. Het spreekt intusschen vanzelf, dat aan deze eenigszins minder ongunstige uitkomst van de begrooting 1944 niet aanstonds conclusies kunnen worden vastgeknoopt omtrent de ontwikkeling van de gemeentefinanciën in de eerstkomende jaren; alleen reeds de groote, met de tegenwoordige tijds omstandigheden nauw verband houdende, onzekerheid op zoo velerlei gebied maakt het onmogelijk, zich in dit opzicht aan voorspellingen te wagen. In aansluiting aan de uiteenzetting, die in de begrooting bij eiken post afzonderlijk wordt gegeven, volgen hieronder nog eenige verdere algemeene toelichtende opmerkingen, alsmede het gebruikelijk overzicht hoofdstuksgewijze. Bij de vergelijking van de verschillende ramingen dient nog in het oog te worden gehouden, dat terzake van de kosten van de verruiming van den kindertoeslag, ingevolge het besluit van den Burgemeester d.d. 11 Februari 1943, in de begrooting voor 1943 op hoofdstuk XV in totaal een bedrag van 100.000.werd uitgetrokken, terwijl thans deze kosten in tal van posten der gemeentebegrooting en in de bedrijfsbegrootingen moesten worden verwerkt, hetgeen der halve tot verhooging van vele uitgaafposten (t.a.v. de bedrijven tot stijging van verliezen c.q. daling van winsten) leiden moest. Ook mag niet onvermeld blijven, dat mede ter vereen voudiging van de administratie van de loonbelasting, de kindertoeslag in de gemeentebegrooting niet meer op af zonderlijke posten is uitgetrokken doch onder de verschillende loon- en jaarweddeposten is begrepen. Van de voordeelige verschillen is hiervoor onder de alge meene beschouwingen reeds genoemd een bedrag van 51.558.als hoogere bate voortvloeiende uit de nieuwe regelingen. Ten aanzien van de verdere voordeelige verschillen dienen allereerst te worden vermeld de lagere kosten van den Gemeentelijken Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoonde netto uitgaven van dezen dienst konden n.l. door de daling van het aantal ondersteunden voor 1944 op 1.012.000. worden gesteld tegenover een bedrag van 1.127.150. over 1943 of wel 115.150.voordeeliger. De winst van de Lichtfabrieken is voorts 108.632. hooger uitgetrokken, voornamelijk als gevolg van een hoogere opbrengst zoowel van gas als van electriciteit. De ontvangsten terzake van de Duinwaterleiding zijn op basis van de werkelijke ontvangsten over 1942 44.500. hooger uitgetrokken. Hiertegenover is evenwel vervallen een bedrag van 31.242.betreffende het laatste deel (1/4) van de restitutie door het Eijk van de door de L.D.M. verschul digde vennootschapsbelasting; per saldo dus nog een hoogere ontvangst te dier zake van 13.258. Het hoofdstuk VIII (Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen) is rond 28.000.voordeeliger, in hoofdzaak door bezuiniging op de kosten van het bewaarschoolonderwijs en hoogere opbrengst van het schoolgeld voor het middelbaar- en gymnasiaal onderwijs. De opbrengst van de vermakelijkheidsbelasting is op basis van de werkelijke ontvangsten over 1942 35.000.hooger geraamd, terwijl een bedrag van 35.600.is uitgetrokken terzake van de vergoeding van de bedrijven wegens aandeel in de algemeene bestuurskosten. Verder zijn een tweetal uitgaafposten vervallen n.l. de subsidie aan werkloozenkassen ad 35.000.door de op heffing van de kassen en die betreffende de kosten voort vloeiende uit de regeling met de ziekenfondsen inzake het verleenen van een reductie op de ziekenfondspremie als gevolg van het afloopen van deze regeling 20.000. Verschillende uitgaafposten konden voorts lager worden uitgetrokken zooals: netto-kosten Luchtbescherming 10.000.rente en provisie kasgeld 28.500.netto kosten verstrekking centrale keukenvoeding 14.000. verpleging van arme krankzinnigen 11.000. Tegenover deze en andere voordeelige verschillen stonden uiteraard ook nadeelige verschillen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1944 | | pagina 9