6 ontvingen, hierin is bij besluit van den Secretaris-Generaal -van het Departement van Binnenlandsche Zaken van 16 Juli 1943 wijziging gekomen. Als gevolg van deze wijziging kan ook krachtens de Eijksregeling aanspraak worden gemaakt op de hoof den-marge, mits de waarneming een tijdvak van 60 achtereenvolgende dagen overschrijdt. Het spreekt vanzelf, dat in de gevallen, waarin thans de Eijksregeling voorziet, de gemeentelijke regeling daarnaast geen toepassing meer be hoeft te vinden. De laatstgenoemde regeling behoort te worden beperkt tot de- waarnemingen van het hoofdschap gedurende ten hoogste 60 achtereenvolgende dagen. Mitsdien heeft de Burgemeester op 20 Januari 1944 het volgende besluit genomen: De BUEGEMEESTEE van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Bijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied, No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: de regeling, inzake het toekennen van een belooning aan plaatsvervangende hoofden van scholen, vastgesteld bij raadsbesluit van 5 Maart 1928, te rekenen met ingang van 1 Juli 1943 aan te vullen als volgt: III. geen belooning, bedoeld sub I toe te kennen, indien voor de waarneming van het hoofdschap, krachtens de voor de onderwijzers geldende Bijkssalarisregeling aanspraak op de hoof den-marge kan worden gemaakt. N°. 13. Leiden, 20 Januari 1944. De in 1935 met de te Leiden werkende ziekenfondsen en de daaraan verbonden medische- en pharmaceutische mede werkers getroffen en daarna eenige malen gewijzigde crisis regeling inzake het verleenen van reductie op de ziekenfonds premie aan gesteunden (zie laatstelijk Ingek. Stukken No. 51 van 1939) werd door de artsen en apothekers tegen 1 April 1941 opgezegd. Na eenige onderhandelingen werd echter overeengekomen, dat zij hun medewerking nog tot 1 Januari 1944 zouden voortzetten, met dien verstande dat hun bijdrage geleidelijk zou afloopen. Ook de fondsen besloten tot dien datum aan de regeling te blijven deelnemen. Op 1 Januari j.l. liep de regeling derhalve teneinde. Beslist moest nu worden of de reductieverleening, al dan niet ge wijzigd, uitsluitend ten laste van de gemeente voortgezet zou worden. Voor deze voortzetting is geen voldoende aanleiding. Het aantal werkloozen is thans zeer gering en voor het meerendeel bestaat het uit personen, die niet meer als ciisiswerkloozen zijn te beschouwen, uit personen dus voor wie de regeling in opzet niet bedoeld was. De werkloozen kunnen, evenals de armlastigen, die de reductie op de ziekenfondspremie ontvangen, indien zij bezwaar lijk de bijdrage, welke thans 0,11 per persoon, voor wie premie verschuldigd is, bedraagt, kunnen missen, gebruik maken van de geneeskundige ver zorging, welke door de gemeente wordt verstrekt. Mitsdien heeft de Burgemeester op 20 Januari 1944 het volgende besluit genomen: De BUEGEMEESTEE van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Bijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941, waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: de regeling van de reductie in de ziekenfondspremie aan gesteunde werkloozen en armlastigen niet te wijzigen maar met ingang van 1 Februari 1944 op te heffen. N°. 14. Leiden, 27 Januari 1944. Tengevolge van de toeneming van het aantal leerlingen moet aan de Meisjesschool voor u.l.o. een vaste leerkracht meer verbonden worden, dan thans het geval is. In verband daarmede heeft de Burgemeester op 27 Januari 1944 het volgende besluit genomen: De BUEGEMEESTEE van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Bijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening en zich vereenigende met het advies van den Inspecteur van het Lager Onderwijs; BESLUIT: M. Manik te Oegstgeest, met ingang van een nader te bepalen datum, te benoemen tot onderwijzer aan de Meisjesschool voor u.l.o. N°. 15. Leiden, 27 Januari 1944. Op 20 Februari a.s. is Jhr. Mr. L. H. N. F. M. Bosch Bidder van Bosenthal aan de beurt van aftreding als Com missaris van de N.Y. Leidsche Duinwater Maatschappij. Hij is overeenkomstig de bij besluit van den gemeenteraad van 29 Mei 1933 (Ingek. Stukken No. 113) vastgestelde Eegeling inzake de uitoefening van de rechten der gemeente als aandeel houdster, indertijd door den gemeenteraad als candidaat voor een commissarisplaats aangewezen. De commissaris wordt benoemd door de algemeene vergadering van aandeelhouders van de vennootschap voor den tijd van 3 jaren. De Burgemeester heeft alsnu op 27 Januari 1944 het volgende besluit genomen: De BUEGEMEESTEE van LEIDEN Op grond van artikel 3 van de verordening van den Bijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: B. Warners, te Leiden, aan te wijzen als candidaat, op wien de stemmen in de aandeelhoudersvergadering zullen worden uitgebracht voor de benoeming van een commissaris der N.Y. Leidsche Duinwater Maatschappij in de vacature Bosch Bidder van Eosenthal. N°. 16. Leiden, 27 Januari 1944. Naar aanleiding van een door Mejuffrouw W. F. Klinken berg gedaan verzoek om ontslag als onderwijzeres aan de opleidingsschool voor u.l.o. aan de Langebrug B heeft de Burgemeester op 27 Januari 1944 het volgende besluit genomen De BUEGEMEESTEE van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Bijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: Mejuffrouw W. F. Klinkenberg, met ingang van een nader te bepalen datum, wegens het bereiken van den zestig jarigen leeftijd, eervol ontslag te verleenen uit hare be trekking van onderwijzeres aan de opleidingsschool voor u.l.o. aan de Langebrug B. N°. 17. Leiden, 27 Januari 1944. De gemeente ontving een aanbieding voor een 7-jarige geldleening ad 139.200.tegen een rente van 3 bij parikoers en verder op de voorwaarden in de offerte vermeld. De opbrengst van de leening kan worden bestemd tot algeheele aflossing van het schuldrestant na aftrek van de normale jaarlijksche aflossingen in 1944 van drie nog 7 jaren loopende 3| leeningen. Aangezien de aanbieding aannemelijk was te achten, heeft de Burgemeester op 27 Januari 1944 het volgende besluit genomen De BUEGEMEESTEE van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Bijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie ten laste van de gemeente Leiden bij de instelling, in de aangehechte aanbieding vermeld, aan te gaan een 7-jarige geldleening van 139.200.tegen parikoers en een rente van 3 en verder onder de voorwaarden mede in die aan bieding omschreven. i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1944 | | pagina 6