64
Inmiddels zijn de juiste kosten van de vergoedingen aan
de agenten van politie en ook aan eenig ander personeel
der gemeente over 1942 bekend geworden, evenals de kosten
over het le halfjaar 1943.
Met het oog op een en ander dient de indertijd opge
maakte begrootingswijziging dienst 1942, te worden inge
trokken en behooren twee nieuwe begrootingsstaten bij den
Commissaris der Provincie te worden ingediend, n.l. een
voor 1942 groot 551.12 en een voor 1943 groot 712.40.
De Burgemeester heeft mitsdien op 24 Juni 1943 het
volgende besluit genomen
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening
BESLUIT
a. in te trekken de bij zijn besluit van 3 December 1942
vastgestelde begrootingswijziging No. 46, dienst 1942, groot
625.ten behoeve van de kosten van het toekennen van
een tegemoetkoming in de kosten voor verblijf buiten de
gezinswoning e.q., van een vergoeding voor reiskosten, aan
werknemers, van elders in dienst der gemeente aangesteld
of in dienst genomen;
b. behoudens goedkeuring van den Commissaris der Pro
vincie vast te stellen den bij behoorenden staat No. 55,
model D, tot wijziging van de gemeentebegrooting, dienst
1942, groot 551.12 ten behoeve van het toekennen van
de sub a genoemde tegemoetkoming;
c. behoudens goedkeuring van den Commissaris der Pro
vincie vast te stellen den bijbehoorenden staat No. 20,
model D, tot wijziging van de gemeentebegrooting, dienst
1943, groot 712.40 ten behoeve van de kosten van het
toekennen van de sub a genoemde tegemoetkoming ge
durende het eerste halfjaar 1943.
N°. 109. Leiden, 24 Juni 1943.
De waarnemend Directeur-Generaal van Politie heeft er
de aandacht van den Burgemeester op gevestigd, dat in
het huidige kampeer- en trekkerswezen toestanden be
staan, die uit een oogpunt van openbare orde en zedelijkheid
ongewenscht zijn. Speciaal het verblijf in z.g. kampeer
boerderijen, wilde jeugdherbergen en kampeerhuizen geeft
herhaaldelijk aanleiding tot gegronde klachten over rumoer,
wanordelijkheden of onzedelijkheid.
De waarnemend Directeur-Generaal van Politie heeft
dan ook verzocht in afwachting van een landelijke reglemen
teering ter zake het verschaffen van dag- en nachtverblijf
aan kampeerders e. d., anders dan in daartoe met toe
stemming van den Burgemeester onder auspiciën en ver
antwoordelijkheid van den A. N. W. B. of de N. J. H. C.
opengestelde inrichtingen te verbieden.
Van de gelegenheid, die de voldoening aan dit verzoek
bood, kon tevens gebruik gemaakt worden om algemeene
bepalingen omtrent het kampeeren in deze gemeente vast
te stellen.
Het bovenstaande overwegende heeft de Burgemeester
op 24 Juni 1943 het volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING,
regelende het kampeeren in de gemeente Leiden.
Artikel 1.
Onder kampeeren" wordt in deze verordening verstaan:
het opslaan of opgeslagen hebben van tenten of het als
tijdelijk dag- en (of) nachtverblijf gebruiken van tenten,
loodsen, schuren, zolders, hooi- of stroobergen, booten, zoo
genaamde kampeerwagens en -huisjes van zeildoek, hout
of ander materiaal, of dergelijke inrichtingen, die tot dag-
of nachtverblijf kunnen dienen, voorzoover deze inrichtingen
niet zijn ingericht en worden gebruikt overeenkomstig het
bepaalde in het Ketenbesluit 1924 of de wet op woonwagens
en woonschepen 1918 S. No. 492.
Art. 2.
1. Het is verboden, op of in een onroerend goed, gelegen
in deze gemeente, te kampeeren.
2. Het is den eigenaar of gebruiker van een onroerend
goed, gelegen in deze gemeente, verboden toe te laten,
dat op of in dat goed wordt gekampeerd.
3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van
toepassing, voorzoover wordt gekampeerd:
a. door militairen in dienstverband;
b. door den eigenaar of gebruiker van het onroerend goed
en (of) door de leden van zijn gezin op of in dat goed zelf;
c. in een inrichting of op een terrein, die (dat) na toe
stemming van den Burgemeester onder de auspiciën en de
verantwoordelijkheid van den Algemeenen Nederlandschen
Wielrijdersbond of van de Nederlandsche Jeugdherberg
centrale is opengesteld, en zij, die kampeeren, houders zijn
van kampeerkaarten of -bewijzen van genoemden bond of
leden zijn van genoemde centrale.
Art. 3.
1. De houders van kampeerkaarten of -bewijzen van den
Algemeenen Nederlandschen Wielrijdersbond en de leden
van de Nederlandsche Jeugdherbergcentrale, bedoeld in het
derde lid sub c van art. 2, zijn verplicht deze kampeer
kaarten of -bewijzen, resp. de bewijzen van lidmaatschap
op eerste vordering te toonen aan de ambtenaren, die belast
zijn met het opsporen van overtredingen van deze verordening.
2. Het niet vertoonen van de in het eerste lid bedoelde
kaarten of bewijzen wordt gelijk gesteld met het niet
bezitten daarvan.
Art. 4.
Overtreding van het bepaalde in deze verordening wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of
geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, alsmede
verbeurdverklaring van de voorwerpen, waarmede de over
treding is gepleegd, voorzoover zij den veroordeelde toe-
behooren.
Art. 5.
Doze verordening kan worden aangehaald als „Kampeer-
verordening".
N°. 110. Leiden, 29 Juni 1943.
Naar aanleiding van door den Commissaris der provincie
gemaakte opmerkingen omtrent de uitgaven voor het bewaar-
schoolonderwijs, heeft de Burgemeester het nemen van enkele
maatregelen tot bezuiniging op de kosten van dat onderwijs,
voortvloeiende uit de jaarwedderegeling voor het personeel
der openbare bewaarscholen en de subsidieregeling voor de
bijzondere bewaarscholen overwogen.
Als resultaat van die overweging heeft de Burgemeester
op 29 Juni 1943 het volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordeningen:
A. VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 30 Januari 1933
Gemeenteblad No. 1), regelende het openbare bewaar-
schoolonderwijs in de gemeente Leiden, laatstelijk
gewijzigd bij verordening van 6 April 1936
(Gemeenteblad No. 16).
Artikel I.
Artikel 10 van bovengenoemde verordening wordt gelezen
als volgt:
„De aanvangsjaarwedde van de hoofden bedraagt 1150.