61 hebben genotenindien het ontslag was verleend op grond van artikel 80, tweede lid onder e. Op deze uit- keering vinden de bepalingen omtrent het wachtgeld, bedoeld in artikel 86, eerste lid, zooveel mogelijk overeen komstige toepassing. Art. 88. De ambtenaar is bij ontslag verplicht alle hem ten gebruike gegeven eigendommen der gemeente in te leveren. In geval van overlijden rust deze verplichting op zijn erfgenamen. Art. 89. Op den anders dan op eigen verzoek eervol ontslagen ambtenaar en zijn gezin vindt, indien hij een ambtswoning bewoont, artikel 65 overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat de daar bedoelde termijn van 3 maanden aanvangt op den dag, volgende op dien, waarop het ontslag hem werd medegedeeld en de ontruiming in geen geval vóór den ingang van het ontslag heeft plaats te vinden. HOOFDSTUK XII. Overgangs- en slotbepalingen. Art. 90. Zoolang de in artikel 2 bedoelde sterkte van de Brandweer niet is bereikt, zijn de ambtenaren van politie mede aan gewezen voor de bestrijding van brand. Art. 91. Was de bezoldiging van een ambtenaar van politie der gemeente Leiden, die op 1 Maart 1943 naar de afdeeling Beroepsbrandweer is overgegaan, vóór zijn overgang hooger dan de hem op grond van de bepalingen dezer verordening toekomende bezoldiging, dan ontvangt hij als vaste toe lage een vereffeningstoelage ten bedrage van het verschil tusschen de op 28 Februari 1943 genoten bezoldiging en de nieuwe bezoldiging. Deze vereffeningstoelage wordt slechts in zooverre en zoolang toegekend, als zij niet door ver hooging van de nieuwe bezoldiging, in het bijzonder door toekenning van periodieke verhoogingen of door overgang naar een hoogere bezoldigingsschaal wordt vereffend. Art. 92. 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Ambte narenreglement Brandweer. 2. Zij treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 Maart 1943. No. 96. Leiden, 17 Juni 1943. Het bestuur van de Inrichting van Liefdadigheid voor Roomsch-Katholieken, alhier, verzoekt medewerking, als be doeld in artikel 72 der Lager Onderwijswet 1920, teverleenen voor de eerste inrichting van een school voor voortgezet gewoon lager onderwijs in het schoolgebouw aan de Haar lemmerstraat 240 /Pelikaanstraat 20, in welk gebouw reeds een van genoemde inrichting uitgaande school voor gewoon lager onderwijs is gevestigd. Mede bij het mondeling overleg is gebleken, dat verbouw of verandering van inrichting van het schoolgebouw niet behoeft plaats te hebben en dat met de aanvraag alleen wordt beoogd het aanschaffen van de voor de nieuwe school benoodigde leer- en hulpmiddelen en schoolmeubelen. Aangezien het hier niet betreft stichting, verbouw of ver andering van een schoolgebouw, zijn de bepalingen van het zoogenaamde Stopbesluit van 19 November 1940 (S. 224) op het onderwerpelijk verzoek niet van toepassing. Ook uit anderen hoofde bestaat tegen het verleenen van de gevraagde medewerking geen bezwaar. Mitsdien heeft de Burgemeester op 17 Juni 1943 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de Verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: aan het bestuur van de Inrichting van Liefdadigheid voor Roomsch-Katholieken te Leiden de medewerking, als be doeld in artikel 72 der Lager Onderwijswet 1920, te ver leenen voor de aanschaffing van leer- en hulpmiddelen en schoolmeubelen ten behoeve van de in het schoolgebouw aan de Haarlemmerstraat 240/Pelikaanstraat 20 te vestigen school voor voortgezet gewoon lager onderwijs N°. 99. Leiden, 17 Juni 1943. Bij besluit van den Burgemeester van 18 Juni 1942 (Ingek. Stukken No. 80) werd de subsidie aan de Vereeniging tot Bestrijding der Tuberculose voor het jaar 1942 verhoogd van ƒ8000.tot ten hoogste ƒ18.000.in verband met de belangrijke stijging van haar uitgaven tengevolge van de toeneming van het aantal lijders aan tuberculose, dat naar sanatoria moest worden uitgezonden. Ook voor dit jaar heeft de Vereeniging om verhooging van de subsidie gevraagd en wel met een bedrag van ƒ7000.Dezelfde redenen, welke in 1942 hebben geleid tot het toekennen van een extra-subsidie, gelden ook voor 1943. Wil de Vereeniging haar in het belang van de volks gezondheid zoo hoogst nuttige taak kunnen blijven voort zetten, dan zal ook voor dit jaar een verhooging van de subsidie niet kunnen worden vermeden. Met verhooging van ƒ3000.kan evenwel voorshands worden volstaan. Mocht later blijken, dat deze meerdere subsidie niet toe reikend is en de Vereeniging alsdan kunnen aantoonen alles in het werk te hebben gesteld om van andere zijde (Rijk, Provincie, particulieren) hoogere bijdragen te verkrijgen, dan zal uiteraard een verdere verhooging van de subsidie voor 1943 in overweging moeten worden genomen. Het bedrag van 3000.kan worden afgeschreven van den post voor onvoorziene uitgaven. Naar aanleiding van een en ander heeft de Burgemeester op 17 Juni 1943 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening, BESLUIT: 1°. de bij raadsbesluit van 5 September 1932 aan de Vereeniging tot Bestrijding van de Tuberculose toegekende subsidie van 8000.voor het jaar 1943 te verhoogen met ten hoogste ƒ3000.en dus te brengen op ten hoogste ƒ11.000.—; 2°. behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie vast te stellen den bij behoorenden staat No. 18, model E, tot wijziging van de gemeentebegrooting, dienst 1943, groot ƒ3000. No. 100. Leiden, 18 Juni 1943. Naar aanleiding van een door mej. J. Lafeber gedaan verzoek om ontslag als onderwijzeres aan de school voor voortgezet gewoon lager onderwijs heeft de Burgemeester op 18 Juni 1943 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: Mejuffrouw J. Lafeber, met ingang van een nader te be palen datum, eervol ontslag te verleenen uit hare betrekking van onderwijzeres aan de school voor voortgezet gewoon lager onderwijs.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1943 | | pagina 23