60 HOOFDSTUK XI. Einde van de dienstbetrekking. Abt. 76. 1. De dienstbetrekking eindigt, behalve wegens overlijden, door ontslag. 2. Het besluit tot ontslag wordt den ambtenaar schrifte lijk medegedeeld en vermeldt den grond, waarop het wordt gegeven, alsmede den datum, waarop het ingaat. Abt. 77. 1. De opzeggingstermijn, zoowel van de zijde van de gemeente als van die van den ambtenaar is, onverminderd het bepaalde bij artikel 78 van deze verordening en bij artikel 5, tweede lid, van het „Uitvoeringsbesluit aanvulling personeel beroepsbrandweren", voor: a. een ambtenaar in vasten dienst twee maanden; b. een ambtenaar in tijdelijken dienst één maand. 2. De opzeggingstermijn behoeft, ongeacht het bepaalde in artikel 78, niet in acht genomen te worden in de gevallen, bedoeld in artikel 80, eerste lid onder b en c en in artikel 80, tweede lid onder en g. Abt. 78. De ambtenaar, die den arbeid neerlegt of dien niet aan vangt of nalaat dien te hervatten binnen den termijn, welke hem daarvoor door den Burgemeester wordt gesteld, kan dadelijk, zonder inachtneming van eenigen opzeggingstermijn, worden ontslagen. Abt. 79. 1. De Burgemeester kan in bijzondere gevallen, den Commandant gehoord, den opzeggingstermijn, bedoeld in artikel 77, verkorten. 2. Bij een vervroegd ontslag, eervol doch niet op verzoek van den ambtenaar gegeven, wordt hem alsnog de bezol diging uitbetaald over den tijd, welke bij ontslag nog aan den opzeggingstermijn ontbreekt. 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt den ambtenaar, die met ingang van den dag van ontslag aanspraak heeft op pensioen of wachtgeld of die met ingang van den dag van ontslag in het genot van een geldelijke uitkeering wordt gesteld, gedurende den termijn, in dat lid bedoeld, een bedrag uitgekeerd gelijk aan het verschil tusscheu zijn laatstgenoten bezoldiging en het bedrag van zijn pensioen, wachtgeld of geldelijke uitkeering. Abt. 80. 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 70 en 78 en overigens met inachtneming van de in de volgende artikelen gestelde regelen, wordt aan een ambtenaar in vasten dienst eervol ontslag verleend: a. op verzoek van den ambtenaar; b. wegens het bereiken van den 65-jarigen leeftijd; c. aan de vrouwelijke ambtenaar, die in het huwelijk treedt of die in concubinaat leeft. 2. Met inachtneming van de in de volgende artikelen gestelde regelen kan overigens aan een ambtenaar in vasten dienst eervol ontslag worden verleend: a. indien hij bij ontslag recht op vervroegd ouderdoms pensioen heeft; b. wegens onherroepelijk geworden veroordeeling van den ambtenaar tot vrijheidsstraf wegens misdrijf; c. wegens ziekten, ziels- of lichaamsgebreken, welke den ambtenaar blijvend ongeschikt maken voor de vervulling van zijn betrekking; d. wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid van den ambtenaar voor de vervulling van zijn betrekking uit anderen hoofde dan in dit lid onder c bedoeld; e. wegens opheffing van de betrekking van den ambtenaar of wegens verandering in de inrichting van het dienstvak, waarbij hij werkzaam is; indien de Burgemeester dit in het belang van den dienst oordeelt g. wegens het lidmaatschap van den ambtenaar van een vereeniging, waarvan ingevolge artikel 976 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement verklaard is, of voor zooveel betreft een vereeniging, waarvan ambtenaren in Rijksdienst geen lid kunnen zijn, de Commissaris der provincie Zuid- Holland verklaard heeft, dat zij om de doeleinden, welke zij nastreeft, of de middelen, welke zij aanwendt, ten aan zien van den ambtenaar in 's Rijks dienst, onderscheidenlijk ten aanzien van den ambtenaar in dienst der gemeente, de behoorlijke vervulling van zijn plicht als ambtenaar kan in gevaar brengen of schaden, of die op eenigerlei wijze mede werking of steun verleent aan een zoodanige vereeniging of van haar uitgaande actie. Abt. 81. 1. Den ambtenaar wordt op zijn verzoek eervol ontslag verleend. 2. Is een strafvervolging tegen den ambtenaar aanhangig of wordt overwogen hem in aanmerking te brengen voor de disciplinaire straf van ontslag of van niet-eervol ontslag, dan kan het nemen van een beslissing op een verzoek om ontslag worden aangehouden, totdat de uitspraak van den strafrechter of de beslissing in zake de disciplinaire straf onherroepelijk is geworden. Abt. 82. Ontslag, als bedoeld in artikel 80, eerste lid onder b, wordt gegeven met ingang van den dag, volgende op dien, waarop de ambtenaar den 65-jarigen leeftijd bereikt. Abt. 83. Ontslag, als bedoeld in artikel 80, eerste lid onder c, wordt gegeven met ingang van den dag, waarop de vrouwelijke ambtenaar in het huwelijk treedt, resp. met ingang van den dag, waarop voldoende vaststaat, dat zij in concubinaat leeft. Abt. 84. Ontslag, als bedoeld in artikel 80, tweede lid onder c, wordt gegeven hetzij op grond van een beslissing van den Pensioen raad of van den Centralen Raad van Beroep, bedoeld in de Pensioenwet 1922 (Staatsblad Ko. 240), hetzij met in achtneming of, als zij niet rechtstreeks toepasselijk zijn, met overeenkomstige toepassing van de artikelen 57, 58 en 59. In het laatste geval, zoomede, wanneer de Burgemeester dit verlangt, betreft het geneeskundig onderzoek de vraag, of de hierbedoelde blijvende ongeschiktheid al dan niet be staat. Abt. 85. 1. Ontslag, als bedoeld in artikel 80, tweede lid, onder d, wordt niet gegeven dan nadat de ambtenaar door den Burgemeester is gehoord of althans schriftelijk opgeroepen om gehoord te worden. Het besluit tot ontslag wordt met redenen omkleed. 2. Aan den ambtenaar in vasten dienst, die op grond van het bepaalde in artikel 80, tweede lid onder d, is ontslagen en die geen aanspraak op een dadelijk ingaand pensioen heeft, kan door den Burgemeester met ingang van den dag van het ontslag een opzegbare maandelijksche of wekelijksche uitkeering worden verleend. Abt. 86. 1. Aan den ambtenaar, aan wien ontslag wordt verleend als bedoeld in artikel 80, tweede lid onder e, wordt ten laste van de gemeente een wachtgeld toegekend op den voet van de bepalingen van Hoofdstuk V van het ambte narenreglement Politie I, zooals dit reglement thans luidt of nader mocht worden gewijzigd. 2. Bij ontslag wegens verandering in de inrichting van het dienstvak, waarbij de ambtenaar werkzaam is, als be doeld in artikel 80, tweede lid onder e, geschiedt, behoudens het bepaalde in het derde lid, het ontslag der in vasten dienst aangestelde ambtenaren in de volgende rangorde: a. zij, die zulks wenschen; b. zij, die 35 of meer voor pensioen geldige dienstjaren hebben, waarbij ongehuwden, die geen kostwinner van een gezin zijn, vóór de overigen en in beide groepen ouderen in leeftijd vóór jongeren gaan; c. zij, die den leeftijd van 35 jaren nog niet hebben over schreden en niet 6 maanden of langer hetzij gehuwd, hetzij kostwinner van een gezin zijn, te beginnen met hen, die de minste dienstjaren hebben; d. zij, die de minste dienstjaren hebben. 3 Wanneer het dienstbelang zulks vordert, kan bij de verleening van het ontslag van de rangorde, bedoeld in het vorige lid, worden afgeweken, met dien verstande, dat, in dien de omvang van de voorgenomen afvloeiing daartoe aanleiding geeft, deze geschiedt naar een bepaald, vooraf vastgesteld en aan den betrokkene kenbaar gemaakt plan. Abt. 87. Bij ontslag van een ambtenaar in vasten dienst, als bedoeld in artikel 80, tweede lid onder wordt hem, indien hij geen aanspraak op een dadelijk ingaand pensioen heeft, door den Burgemeester een maandelijksche of wekelijksche uitkeering toegekend, die in geen geval lager mag zijn dan het bedrag van het wachtgeld, hetwelk de ambtenaar zou

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1943 | | pagina 22