57 voor zoover zulks niet in vrijen tijd kan geschieden en voor zoover hem voor het lidmaatschap van die publiek rechtelijke college's de in artikel 41 bedoelde vergunning is verleend; c. voor het als bestuurlid of afgevaardigde bijwonen van con gressen of vergaderingen van vereenigingen, die naar het oor deel van den Burgemeester in het algemeen belang of in het belang van het brandweerpersoneel werkzaam zijn, voor ten hoogste twee kalenderdagen, mits per vereeniging niet meer dan twee ambtenaren tegelijk van dit verlof gebruik maken d. bij ondertrouw en huwelijk van den ambtenaar in zijn woonplaats telkens voor 1 dag; e. bij huwelijk van ouders of kinderen van den ambte naar in zijn woonplaats voor 1 dag; bij huwelijk van den ambtenaar, van zijn ouders of kinderen buiten zijn woonplaats voor ten hoogste 3 dagen; g. bij bevalling van de echtgenoote voor 1 dag; h. bij ernstige ziekte van echtgenoote, ouders of kinderen, onder overlegging van een verklaring van den behandelenden geneesheer, dat verlof noodig is; i. bij overlijden van de echtgenoote tot en met den dag der begrafenis; j. bij overlijden van ouders of kinderen, behuwd-, stief- en pleegkinderen daaronder begrepen, 4 dagen en van overige bloed- en aanverwanten tot den tweeden graad ingesloten voor ten hoogste één dag, tenzij de ambtenaar belast is met de regeling der begrafenis of (en) nalatenschap, in welk geval eveneens verlof voor ten hoogste 4 dagen wordt verleend; k. bij het afleggen van geloofsbelijdenis door den ambte naar, bij kerkelijke bevestiging en bij Eerste Communie van den ambtenaar, diens echtgenoote, kinderen, stief- en pleegkinderen voor den daarvoor benoodigden tijd; 1. bij 25- en 40-jarig ambtsjubileum voor 1 dag; m. in andere dan in dit lid bedoelde gevallen, waarin de Commandant oordeelt, dat daartoe aanleiding bestaat. 2. Het in het eerste lid bedoelde verlof moet, dringende gevallen uitgezonderd, ten minste 24 uren te voren worden aangevraagd. 3. Verlof kan eveneens worden verleend voor een afwezig heid, die heeft plaats gehad, wanneer daarvoor naar het oordeel van den Commandant gegronde redenen bestonden en de gelegenheid om verlof te vragen heeft ontbroken. Art. 48. ""De' Burgemeester kan, indien daartoe naar zijn oordeel termen bestaan, buitengewoon verlof verleenen voor bepaal den of onbepaalden tijd, met of zonder behoud van de bezoldiging, en in het algemeen op de door hem te bepalen voorwaarden. Verlof van langer dan een jaar wordt zonder behoud van bezoldiging verleend, tenzij het in het openbaar belang wordt gegeven. Art 49. 3. Verleende vacantie, verleend verlof, behoudens het in artikel 50 bedoelde, of buitengewoon verlof kan, indien het belang van den dienst dit dringend noodzakelijk maakt, door den Commandant met machtiging van den Burge meester worden ingetrokken. In zoodanig geval komt een dag, waarop de ambtenaar dientengevolge slechts gedeelte lijk vacantie, verlof of buitengewoon verlof genoot, bij het toekennen van het aantal genoten vacantie- of verlofdagen niet in aanmerking. 2. Indien de ambtenaar tengevolge van de intrekking geldelijke schade lijdt, wordt deze hem tot het door den Burgemeester vast te stellen bedrag vergoed. Art. 50. De ambtenaar, die als militair ingevolge een uit de wet of een verbintenis voortvloeiende verplichting in werkelijken dienst is, wordt geacht met verlof te zijn. Hij behoudt over den tijd van dezen dienst zijn bezoldiging, voor zoover hij daarop krachtens de volgende bepalingen recht heeft, dan wel voor zoover die werkelijke dienst wordt vervuld ge durende de aan hem verleende vacantie. In alle andere gevallen wordt hem de bezoldiging over den tijd van het verblijf in werkelijken militairen dienst niet uitbetaald. Art. 51. 1. De ambtenaar, die voor herhalingsoefeningen in werke lijken dienst is, behoudt over den tijd van dezen dienst zijn volle bezoldiging. 2. Als herhalingsoefening wordt aangemerkt de dienst, die door het Algemeen Bijksambtenarenreglement als zoo danig wordt beschouwd of daarmede wordt gelijkgesteld. Art. 52. 1. De ambtenaar, die in verband met oorlog, oorlogs gevaar of andere buitengewone omstandigheden verplichten werkelijken dienst verricht, geniet gedurende 30 dagen zijn volle bezoldiging en daarna hetgeen zijn bezoldiging meer bedraagt dan zijn militaire belooning. 2. Het eerste lid is eërst van toepassing, nadat de ambtenaar, hetzij vóór, hetzij gedurende de buitengewone omstandigheden als militair een werkelijken dienst van 11 maanden of, indien hij een eerste oefening van korteren duur te vervullen had, deze oefening heeft volbracht. 3. Het bepaalde in het tweede lid geldt niet: a. ten aanzien van de buitengewone dienstplichtigen, die eerst in werkelijken dienst behoeven te komen na het jaar der lichting, waartoe zij behooren of naar hun leeftijd gerekend kunnen worden te behooren; b. voor de vrijwilligers van den landstorm, die hetzij een rang bekleeden, hetzij een bewijs van voorgeoefendheid hebben verworven. Art. 53. Op den ambtenaar, die in tijdelijken dienst is aangesteld, zijn de bepalingen, vervat in de artikelen 50, 51 en 52 slechts van toepassing tot en met den dag, waarop de dienst bij de gemeente zou zijn beëindigd, indien hij daar aan niet door den militairen dienst zou zijn onttrokken. HOOFDSTUK VII. Ziekte en overlijden. Art. 54. 1. Behoudens het in dit Hoofdstuk verder bepaalde, geniet de ambtenaar, die wegens ziekte of ongeval ver hinderd is zijn dienst te verrichten, zijn bezoldiging gedurende de maand, waarin de verhindering aanvangt en vervolgens a. indien hij in vasten dienst is en een voor pensioen geldigen diensttijd van niet meer dan 10 jaren heeft, ge durende een jaar zijn volle bezoldiging en gedurende het daarop volgende jaar gedeelten daarvan; b. indien hij in vasten dienst is en een voor pensioen geldigen diensttijd van meer dan 10 jaren heeft, gedurende anderhalf jaar zijn volle bezoldiging en gedurende de daarop volgende anderhalf jaar gedeelten daarvan; c. indien hij in tijdelijken dienst is, gedurende een half jaar zijn volle bezoldiging en gedurende het daarop volgende halfjaar gedeelten daarvan. 2. ïfa het verstrijken van den termijn, waarover f ge deelten van de bezoldiging wordt genoten, wordt tot het tijdétip van hervatting van den dienst of het einde van de dienstbetrekking de helft van de bezoldiging genoten. 3. Voor de toepassing van de vorige leden wordt, indien de ambtenaar binnen 30 dagen na de hervatting van zijn werkzaamheden wegens dezelfde ziekte of hetzelfde ongeval opnieuw verhinderd wordt zijn dienst te verrichten, de tweede verhindering als een voortzetting van de eerste beschouwd. 4. Wanneer de ziekte of het ongeval ontstaan is in ver band met zijn betrekking, geniet de ambtenaar, behoudens het bepaalde in artikel 61, zijn volle bezoldiging gedurende den tijd, dien hij verhinderd is te werken, totdat de dienst wordt hervat of de dienstbetrekking eindigt. 5. De bezoldiging wordt niet langer uitbetaald dan tot het tijdstip, waarop de ambtenaar, niet ziek zijnde, zou zijn ontslagen. Art. 55. De bezoldiging over den tijd der verhindering wordt verminderd met de uitkeering, welke de ambtenaar krachtens een wettelijke verzekering ontvangt. Art. 56. 1. De ambtenaar is, onverminderd het bepaalde bij artikel 30, verplicht zich onder geneeskundige behandeling te stellen, een door of namens den Burgemeester aangewezen contröleerenden geneeskundige in zijn woning te ontvangen of te doen ontvangen, zich aan een onderzoek door dien geneeskundige te onderwerpen, zoo dikwijls deze of de Burgemeester dit noodig acht, zich te onthouden van ge dragingen, waardoor zijn herstel zou worden belemmerd, en, voor zoover dit niet bestaat in het zich aan een operatie onderwerpen, te doen hetgeen zijn geneesheer of de con- tröleerende geneeskundige in overleg met den behandelenden geneesheer in het belang van een goede behandeling of ge nezing voorschrijft. Indien de contróleerende en de behan delende geneesheer niet tot overeenstemming kunnen geraken omtrent de te geven voorschriften, is de ambtenaar ver plicht zich te gedragen naar de alsdan door den Directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezondheids dienst vast te stellen voorschriften. Zoolang laatstgenoemde

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1943 | | pagina 19