56
e. aan de gemeente toebehoorende eigendommen ten eigen
bate te gebruiken;
ten eigen bate gebruik te maken van betgeen hij in
zijn betrekking heeft vernomen;
g. gedurende den diensttijd alcoholhoudende dranken te
gebruiken, bij zich te hebben of in de dienstlokalen te
bewaren.
2. Geschenken, giften of belooningen, door derden aan
het brandweercorps gegeven, worden, indien en voor zoover
de Burgemeester toestemming heeft verleend deze te aan
vaarden, aan den Commandant ter hand gesteld, die deze op
gezette tijden onder de daarvoor in aanmerking komende
ambtenaren verdeelt.
Art. 40.
1. Het is den ambtenaar bij de afdeeling Beroepsbrand
weer verboden te rooken:
a. bij de uitoefening van zijn dienst op straat en in
localiteiten zooals schouwburgen, bioscopen enz.;
b. in dienstvertrekken van de brandweer, waartoe het
publiek toegang heeft;
c. in uniform op den openbaren weg binnen de bebouwde
kom van gemeenten;
d. in uniform en in burger in dienstauto's (des nachts is
rooken geoorloofd met toestemming van den hoogsten in
rang of anciënniteit in de auto);
e. in uniform als bestuurder van een particuliere auto;
in uniform in openbare middelen van vervoer met uit
zondering van de spoorwegen;
g. tijdens instructie of opleiding.
2. Het is den in het eerste lid bedoelden ambtenaar, voor
zoover hij in uniform gekleed is, in of buiten dienst, mede
verboden
a. op straat gearmd met vrouwen of meisjes te loopen
of te fietsen;
b. in het openbaar en in het bijzonder op straat de
handen in broek- of jaszakken te steken.
Art. 41.
1. Zonder vergunning van den Burgemeester is het den
ambtenaar verboden:
a. lid te zijn van een publiekrechtelijk college;
b. naast zijn betrekking andere werkzaamheden te ver
richten of een andere betrekking, eenig ambt of beroep of
eenige bediening of functie, waaraan een bezoldiging of een
geldelijke vergoeding is verbonden, te vervullen;
c. handel of nering te drijven of te doen drijven of te
gedoogen, dat door inwonende huisgenooten handel of nering
gedreven wordt;
d. vrijwillig verbintenissen aan te gaan of verplichtingen
op zich te nemen, waarvan de vervulling hem zou beletten
zijn arbeid in dienst van de gemeente, zoowel binnen als
buiten zijn diensttijd, te verrichten.
2. Aan de in het eerste lid bedoelde vergunning kan de
Burgemeester voorwaarden verbinden.
3. Het verrichten van andere werkzaamheden of het ver
vullen van een andere betrekking, van eenig ambt of beroep
of van eenige bediening of functie, waaraan geen bezoldiging
of geldelijke vergoeding verbonden is, kan den ambtenaar
door den Burgemeester worden verboden. Van het ter hand
nemen van zoodanige werkzaamheden of van het aanvaarden
van zulk een betrekking wordt door hem aan den Burge
meester schriftelijk kennis gegeven.
HOOFDSTUK V.
Dienstverband en diensttijden.
Art. 42.
1. Het dienstverband van de ambtenaren van de afdeeling
Beroepsbrandweer bedraagt:
a. voor de ambtenaren beneden den rang van Adjunct-
Hoofdbrandmeester, die een ambtswoning bewonen, 2 x 24
uren, gevolgd door 1 X 24 uren vrij
b. voor de ambtenaren beneden den rang van Adjunct-
Hoofdbrandmeester, die gedurende hun dienstverband ge
kazerneerd worden, 1 X 24 uren dienst, gevolgd door 1 X 24
uren vrij.
2. De normale diensttijden van de in het eerste lid be
doelde ambtenaren gedurende hun dienstverband,- alsmede
de normale dagelijksche diensttijden van de overige ambte
naren worden in het reglement op den inwendigen dienst
bij de Brandweer geregeld.
3. De ambtenaar is verplicht tot het verrichten van
dienst buiten den in het tweede Md bedoelden, voor hem
geldenden normalen diensttijd, indien en voor zoover hem
dit door of namens den Commandant wordt opgedragen.
HOOFDSTUK VI.
Vacantie, verlof en buitengewoon verlof.
Art. 43.
1. De ambtenaar heeft in elk kalenderjaar recht op vacantie
met behoud van de bezoldiging.
2. De duur der vacantie bedraagt voor:
a. den Commandant 28 kalenderdagen;
b. den Ondercommandant 26 kalenderdagen;
c. den Brandmeester 24 kalenderdagen;
d. den Onderbrandmeester 21 kalenderdagen;
e. den Hoofdbrandwacht 18 kalenderdagen;
den Brandwacht 18 kalenderdagen;
g. den administratief ambtenaar 3de klasse 18 werkdagen
en voor den klerk 2de klasse 12 werkdagen met dien ver
stande, dat voor de onder g bedoelde ambtenaren twee
Zaterdagen per kalenderjaar elk als een halve vacantiedag
in rekening worden gebracht.
3. Voor de ambtenaren, bedoeld in het tweede lid onder c,
d, e en wordt de vacantie, zonder dat verdere splitsing
is toegestaan, gesplitst in een voorjaars-, zomer- en najaars-
vacantie en wel zoodanig dat:
a. de voorjaarsvacantie bedraagt 3 kalenderdagen voor
den hoofdbrandwacht en 4 kalenderdagen voor de overige
in dit lid bedoelde ambtenaren;
b. de zomervacantie bedraagt 16 kalenderdagen voor
den brandmeester, 13 kalenderdagen voor den onderbrand
meester, 12 kalenderdagen voor den hoofdbrandwacht en
10 kalenderdagen voor den brandwacht;
c. de najaarsvacantie bedraagt 3 kalenderdagen voor den
hoofdbrandwacht en 4 kalenderdagen voor de overige in
dit lid bedoelde ambtenaren.
4. Voor de berekening van den duur der vacantie wordt
het van dienst vrije etmaal, bedoeld in artikel 42, eerste
lid onder a en b, niet als vacantie gerekend.
Art. 44.
1. De vacantie van den ambtenaar, die, afgezien van zijn
vacantie, niet gedurende het volle kalenderjaar werkelijken
dienst heeft gedaan of zal doen, wordt, zoo mogelijk in
het loopende en anders in een volgend kalenderjaar, naar
evenredigheid verminderd, met afronding op een geheelen
dag naar boven.
2. Zoodanige vermindering wordt in geval van verhindering
wegens ziekte afwezigheid om een der redenen, bedoeld
in artikel 31 daaronder begrepen of wegens verblijf
onder de wapenen anders dan voor eerste oefening, alleen
toegepast, indien de afwezigheid wegens ziekte langer dan
3 maanden en die wegens verblijf onder de wapenen langer
dan 6 weken heeft geduurdGeen vermindering wordt echter
toegepast, indien de ambtenaar afwezig is geweest wegens
een ziekte, ongeval daaronder begrepen, die naar het oordeel
van den Burgemeester, den contróleerenden geneesheer
gehoord, een rechtstreeksch gevolg is van zijn dienst en
niet aan zijn opzet, schuld of nalatigheid te wijten.
Art. 45.
Indien de ambtenaar om redenen van dienstbelang in
eenig kalenderjaar zijn vacantie niet of slechts ten deele
heeft kunnen genieten, wordt hem op zijn verzoek de nog
niet genoten vacantie voor zoover mogelijk in het volgende
kalenderjaar verleend.
Art. 46.
1. De vacantie wordt, voor zoover de belangen van den
dienst en die van andere ambtenaren dit toelaten, zooveel
mogelijk overeenkomstig de wenschen van den ambtenaar,
doch 'eventueel met inachtneming van het bepaalde in
artikel 43, derde lid, verleend.
2. De vacantie moet binnen den bij het reglement op
den inwendigen dienst van de Brandweer bepaalden termijn
aan den Commandant worden gevraagd, die zijn beslissing
op de aanvrage den ambtenaar tijdig mededeelt.
Art. 47.
1. De ambtenaar heeft, tenzij de belangen van den dienst
zich naar het oordeel van den Commandant daartegen
verzetten, recht op verlof van korten duur met behoud
van de bezoldiging:
a. voor het voldoen aan een wettelijke verplichting, tenzij
deze is ontstaan door schuld of nalatigheid van den ambte
naar en voor zoover zulks niet in vrijen tijd kan geschieden
of omzetting van dienst niet mogelijk is;
b. voor het bijwonen van vergaderingen of zittingen van
of het verrichten van werkzaamheden voor publiekrechtelijke
college's, waarin de ambtenaar is benoemd of verkozen,