54
bepalen, dat de tijd van dat verlof als diensttijd, geldig
voor het toekennen van periodieke verhooging, in aan
merking komt.
4. Bij het toepassen van de voorafgaande leden van dit
artikel vindt artikel 20 daarmede overeenkomstige toe
passing.
Art. 19.
1. Diensttijd als tijdelijk ambtenaar, krachtens aanstelling
door den Burgemeester en onmiddellijk gevolgd door vasten
dienst in dezelfde betrekking of in denzelfden rang, met
uitzondering van tijdelijken dienst als brandwacht in op
leiding, komt voor het toekennen van periodieke verhoogingen
in aanmerking. Artikel 20 vindt daarmede overeenkomstige
toepassing.
2. Indien tusschen den tijdelijken en den vasten dienst
een kort tijdsverloop is gelegen, kan de Burgemeester
bepalen, dat nochtans voor de toepassing van het eerste
lid de tijdelijke dienst geacht wordt aan te sluiten aan den
vasten dienst.
Art. 20.
1. De voor het toekennen van periodieke verhooging
gestelde tijdvakken vangen aan met den eersten dag van
de maand, waarin de benoeming ingaat.
2. Bijaldien in een besluit van benoeming geen datum
van ingang is vermeld, treedt daarvoor in de plaats de
eerste dag van de maand, waarin het ambt wordt aan
vaard.
Art. 21.
1. De Burgemeester kan den ambtenaar, behoudens de
grens van de voor de betrekking of den rang vastgestelde
maximum-wedde, wegens buitengewone bekwaamheid, ge
schiktheid en buitengewonen dienstijver een periodieke ver
hooging met ingang van een vroegeren datum toekennen,
dan waarop deze op de in artikel 17 omschreven wijze zou
worden verhoogd, dan wel één of meer periodieke ver
hoogingen buitengewoon toekennen, alsmede hem in beide
gevallen bovendien nog een extra diensttijd toekennen
voor de toekenning van verdere periodieke verhoogingen.
2. De aldus toegekende verhoogingen worden voor het
toekennen van de verdere periodieke verhoogingen beschouwd
als te zijn verkregen door regelmatige periodieke verhooging
na den daarvoor gevorderden diensttijd. Artikel 20 vindt
daarmede overeenkomstige toepassing.
Art. 22.
1. Bij benoeming kan de Burgemeester de wedde van
den ambtenaar, met inachtneming van de bedragen, in de
desbetreffende salarisschaal vermeld, bepalen op een bedrag,
hooger dan de aanvangswedde van den rang, waarin de
benoeming geschiedt. Ook kan de Burgemeester ten behoeve
van het toekennen van de verdere periodieke verhoogingen,
den ambtenaar een extra diensttijd toekennen, hetzij bij
benoeming op, hetzij boven de aanvangswedde. De bij
benoeming toegekende wedde wordt voor het verleenen
van verdere periodieke verhooging beschouwd als te zijn
verkregen door regelmatige periodieke verhooging na den
daarvoor gevorderden diensttijd. Zoowel in dit geval als
bij het toekennen van een bepaalden diensttijd vindt
artikel 20 overeenkomstige toepassing.
2. Indien de benoeming tevens een. bevordering van een
reeds in dienst der gemeente zijnden ambtenaar is, wordt
ten minste de wedde toegekend, die onmiddellijk gelegen
is boven het bedrag, dat den desbetreffend en ambtenaar
op den datum van de bevordering in den lageren rang
volgens de desbetreffende salarisschaal aan wedde zou zijn
toegekomen.
Art. 23.
1. De gehuwde ambtenaar geniet een tijdelijke toelage
van 6 van de bruto-wedde voor zoover de bruto-wedde,
vermeerderd met deze toelage, een bedrag van 2000.
per jaar niet overschrijdt. Met gehuwde ambtenaren worden
voor de toepassing van dit artikel gelijk gesteld de onge
huwde ambtenaren, die gehuwd zijn geweest, en de onge
huwde in gezinsverband levende eenige kostwinners, zoolang
zij als zoodanig door den Burgemeester worden beschouwd.
2. Onder bruto-wedde wTordt voor de toepassing van dit
artikel verstaan de in artikel 14 bedoelde wedde, zonder
aftrek van het pensioenpremieverhaal.
Art. 24.
1. De ambtenaar geniet als compensatie voor het derven
van een vergoeding voor dienst buiten den normalen dienst
tijd een tijdelijke toelage van 5% van de bruto-wedde.
2. Onder bruto-wedde wordt voor de toepassing van dit
artikel verstaan de in artikel 14 bedoelde wedde, eventueel
verminderd op den voet van artikel 16, zonder aftrek van
het pensioenpremieverhaal.
Art. 25.
1. Boven de in artikel 14 bedoelde wedde geniet de
ambtenaar bij wijze van tijdelijke toelage voor zijn wettige
of gewettigde, zoomede voor de uit vroeger huwelijk van
zijn echtgenoote gesproten kinderen beneden den leeftijd
van 18 jaar, die hij op den len Januari van het jaar bezit,
een kindertoelage. Deze toelage bedraagt:
a. voor elk kind boven het tweede kind drie ten honderd
van de in artikel 14 bedoelde wedde, met dien verstande,
dat de toelage ten minste 150.en ten hoogste ƒ216.
per jaar voor elk daarvoor in aanmerking komend kind
bedraagt
b. voor elk niet onder a bedoeld kind beneden den leeftijd
van 18 jaar drie ten honderd van de in artikel 14 bedoelde
wedde, verminderd met 60.met dien verstande, dat
de toelage ten minste 90.en ten hoogste 156.per
jaar voor elk daarvoor in aanmerking komend kind bedraagt.
2. Met kinderen, in het eerste lid genoemd, worden gelijk
gesteld pleegkinderen, die deel uitmaken van het gezin van
den ambtenaar en geheel als eigen kinderen door hem
worden onderhouden en opgevoed en voor wie aftrek van
het belastbaar inkomen voor de inkomstenbelasting is toe
gestaan.
Art. 26.
De wedde en de toelagen worden aan de ambtenaren,
wier wedde in artikel 14 bij het jaar is bepaald, per maand
en aan de overige ambtenaren per week uitbetaald.
Art. 27.
1. De ambtenaar, die gedurende meer dan dertig achter
eenvolgende dagen in plaats van zijn eigene, tijdelijk een
hooger bezoldigde vacante betrekking waarneemt, geniet,
indien dit voor hem voordeelig is, gedurende den tijd der
waarneming de minimum-wedde, verbonden aan die be
trekking, met stilstand van eigen wedde.
2. Neemt de ambtenaar naast zijn eigen betrekking ge
durende meer dan dertig achtereenvolgende dagen een vacante
betrekking waar, dan wordt hem daarvoor gedurende den
tijd der waarneming bij wijze van tijdelijke toelage een door
den Burgemeester vast te stellen geldelijke vergoeding toe
gekend.
3. In geval van ziekte of afwezigheid, buiten het geval
van vacantie, van een ambtenaar kan aan hem, die zijn
werkzaamheden hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk, gedurende
dien tijd heeft verricht, door den Burgemeester bij wijze
van tijdelijke toelage een geldelijke vergoeding worden toe
gekend.
HOOFDSTUK IY.
Verplichtingen.
Art. 28.
Bij de aanvaarding van zijn betrekking legt de ambtenaar
in handen van den Burgemeester den eed of de belofte af,
dat hij de hem opgelegde verplichtingen stiptelijk zal na
leven. Yan het afleggen van den eed of de belofte doet de
Burgemeester aanteekening houden in een daarvoor bestemd
register.
Art. 29.
1. De ambtenaar is gehouden tot naleving van de hem
opgelegde verplichtingen en zich te gedragen, zooals een
goed ambtenaar betaamt.
2. Hij is verplicht de hem opgedragen werkzaamheden
met ijver en nauwgezetheid te volbrengen en daarbij stipt
de bevelen op te volgen van hen, die boven hem zijn geplaatst.
3. Hij behoort zich te onthouden van het bezigen van
vloeken en van ruwe of onzedelijke taal.
Art. 30.
1. De ambtenaar, die wegens ziekte of om eenige andere
reden verhinderd is zijn dienst te verrichten, geeft daarvan
met opgave van reden ten spoedigste, zoo mogelijk vóór
den aanvang van zijn dienst, kennis aan den Commandant.
De Commandant geeft bij verhindering om zijn dienst te
verrichten daarvan ten spoedigste kennis aan den Burge
meester en aan den Onder-Commandant.
2. De ambtenaar zorgt, dat zijn adres te allen tijde bij
den Commandant bekend is en geeft hem daartoe van elke
verhuizing tijdig kennis.