Art. 5.
1Onverminderd het bepaalde in artikel 222 der Gemeentewet
omtrent het opperbevel van den Burgemeester bij brand, en
onverminderd het bepaalde in artikel 2, derde lid, en artikel 5
van het „Besluit brandweerwezen", is de Commandant belast
met de directe leiding van de maatregelen tot het blusschen
van brand en met de leiding van de oefeningen en de verdere
regeling van den dienst der Brandweer.
2. Desgevraagd dient hij den Burgemeester van bericht
en raad in alle zaken de Brandweer en de brandveiligheid
betreffende en doet voorts aan den Burgemeester alle zoo
danige voorstellen, als hij in het belang van den dienst of
de brandveiligheid noodig of dienstig acht.
3. Hij is verantwoordelijk voor den goeden staat van de
brandbluschmiddelen en voor hun onmiddellijke bruikbaar
heid in geval van brand, alsmede voor het behoorlijk onder
houd van kleeding, uitrusting en het verdere materieel der
Brandweer.
4. Hij is voorts belast:
a. met de inspectie over de brandbluschmiddelen in open
bare en particuliere gebouwen, alsmede in gebouwen, waar
openbare vermakelijkheden of bijeenkomsten worden ge
houden
b. met het opsporen van de overtredingen van die ver
ordeningen, waarvan de handhaving aan hem of aan het
hem ondergeschikte personeel is opgedragen;
c. met de handhaving van de voorwaarden, verbonden
aan bouwvergunningen, Hinderwetvergunningen en ver
gunningen ingevolge artikel 1 van de Bioscoopwet, voor
zoover deze in het belang van de brandveiligheid zijn gesteld;
d. met het toezicht op de naleving van de wet houdende
nadere voorzieningen ter voorkoming van brandgevaar voor
gebouwen en getimmerten en van de voorwaarden, ver
bonden aan door den Burgemeester krachtens die wet ver
leende ontheffingen en vergunningen.
5. De Commandant stelt ten minste éénmaal per week,
zooveel mogelijk op een vastgesteld uur, de ambtenaren in
de gelegenheid hem over zaken den dienst betreffende of
hun persoonlijke belangen rakende te spreken.
Art. 6.
1. Voor de ambtenaren stelt de Commandant, onder
goedkeuring van den Burgemeester, een reglement op den
inwendigen dienst vast. Hij regelt voorts de werkzaamheden
van de ambtenaren der afdeeling Administratie.
2. De dienst, alsmede de verplichtingen en rechten van
de tot de afdeeling Plichtbrandweer behoorende personen
worden door den Burgemeester zoo noodig bij afzonderlijke
verordening geregeld.
Art. 7.
1. Aan de ambtenaren van de afdeeling Beroepsbrandweer
wordt van gemeentewege kosteloos de voorgeschreven dienst-
kleeding, schoeisel en uitrusting verstrekt. Voor de bepaling
van hun pensioensgrondslag wordt de waarde van dit
emolument voor den Commandant en den Ondercommandant
op 125.en voor de overige tot deze afdeeling behoorende
ambtenaren op 100.per jaar gewaardeerd.
2. Schade aan eigen kleeding of schoeisel, bij de uitoefe
ning van den dienst ontstaan, wordt van gemeentewege
vergoed, waarbij zal worden gelet op de werkelijke uitgaven
van den belanghebbende, doch alleen voor zoover daarbij
de zuinigheid in acht is genomen.
3. Alle voor den dienst door de gemeente verstrekte
voorwerpen blijven haar eigendom.
HOOFDSTUK II.
Aanstelling en bevordering.
Art. 8.
Onverminderd het bepaalde in artikel 6 van het „Besluit
Brandweerwezen", wordt het personeel van de gemeente
lijke brandweer benoemd, bevorderd, geschorst en ontslagen
door den Burgemeester, op voordracht of zoo noodig na
het vragen van advies van den Commandant.
Art. 9.
1. De aanstelling van een ambtenaar bij de afdeeling
Beroepsbrandweer geschiedt overeenkomstig het bepaalde
in het „Uitvoeringsbesluit aanvulling personeel beroeps
brandweren", vastgesteld bij besluit van den Secretaris-
Generaal van het Departement van Binnenlandsche Zaken
van 18 Augustus 1941, zooals dit besluit thans luidt of
nader mocht worden gewijzigd.
2. De aanstelling van een ambtenaar bij de afdeeling
Administratie geschiedt overeenkomstig het bepaalde in de
artikelen 9 tot en met 13 van het Ambtenarenreglement
1934, zooals dit reglement thans luidt of nader mocht
worden gewijzigd.
Art. 10.
1. Het aan de aanstelling in tijdelijken dienst van een
ambtenaar bij de afdeeling Beroepsbrandweer voorafgaand
onderzoek naar de lichamelijke geschiktheid, als bedoeld
in de artikelen 2 en 3 van het „Uitvoeringsbesluit aan
vulling personeel beroepsbrandweren", wordt ingesteld door
een door of namens den Burgemeester aan te wijzen genees
kundige.
2. De uitslag van de in het vorige lid bedoelde keuring
wordt den belanghebbende zoo spoedig mogelijk medege
deeld.
3. Hij, die niet geschikt bevonden is, kan binnen 7 dagen
na de dagteekening van die mededeeling tot den Burge
meester een schriftelijk verzoek om herkeuring richten,
welk verzoek wordt ingewilligd, als daarbij wordt over
gelegd een gemotiveerde verklaring van een geneeskundige,
dat er naar zijn meening tot herkeuring aanleiding bestaat
en bovendien een bedrag van 5.wordt gestort, dat
teruggegeven wordt, indien de aanvrager bij herkeuring
geschikt bevonden wordt.
4. De herkeuring geschiedt door twee door of namens
den Burgemeester aangewezen geneeskundigen, die niet aan
de eerste keuring hebben deelgenomen, eventueel bijgestaan
door een door den belanghebbende voor zijn rekening aan
te wijzen geneeskundige, wien adviseerende stem wordt
toegekend.
5. De kosten der keuring en herkeuring, alsmede de
noodzakelijkerwijze te maken reis- en verblijfkosten komen
ten laste van de gemeente, met uitzondering van de reis-
en verblijfkosten, die zijn gemaakt in verband met een
herkeuring met voor den belanghebhende ongunstigen
uitslag.
Art. 11.
1. De ambtenaar, die in tijdelijken of vasten dienst is
aangesteld, ontvangt zoo spoedig mogelijk een akte van
aanstelling, die de betrekking, alsmede zijn naam, voor
namen en geboortedatum vermeldt.
2. Deze akte vermeldt voorts in elk geval:
a. of de ambtenaar in tijdelijken of vasten dienst is aan
gesteld
b. den rang, waarin hij is aangesteld;
c. den dag, waarop de aanstelling ingaat;
d. de aan zijn betrekking verbonden wedde en toelagen,
alsmede andere, op geld waardeerbare voordeelen;
e. den pensioensgrondslag, voor zoover de Pensioenwet
1922 (Staatsblad No. 240) op hem van toepassing is.
3. Van alle wijzigingen, welke worden gebracht in de
punten, in het tweede lid vermeld, wordt den ambtenaar
schriftelijk kennis gegeven.
Art. 12.
1. De ambtenaar ontvangt voorts eenmaal kosteloos een
exemplaar van deze verordening en, voor zoover dit voor
hem van toepassing is, van het reglement op den inwen
digen dienst bij de brandweer en van de wijzigingen, welke
daarin worden gebracht. Hetzelfde geldt voor de schriftelijk
vastgestelde en voor hem geldende regelingen, die hij bij de
vervulling van zijn dienst heeft na te leven, tenzij laatst
bedoelde regelingen voor hem in een door den Commandant
aan te wijzen dienstvertrek ter inzage liggen.
2. Wanneer zoodanige regelingen niet schriftelijk zijn
vastgesteld, worden deze behoorlijk te zijner kennis gebracht.
3. Ter zake van niet-naleving van bepalingen, welke
redelijkerwijs geacht kunnen worden den ambtenaar niet
bekend te zijn, worden hem geen voordeelen onthouden of
nadeelen toegebracht.
Art. 13.
Bij bevordering wordt in de eerste plaats rekening ge
houden met bekwaamheid, geschiktheid en ijver. Eerst
wanneer deze gelijk staan, gaat de oudere in diensttijd
vóór, terwijl, indien in dit geval ook de diensttijd gelijk
is, de oudste in leeftijd den voorrang heeft.
HOOFDSTUK III.
Bezoldiging.
Art. 14.
De wedden van de ambtenaren worden bepaald als volgt