27
gunning van den Burgemeester, uitoefenende de taak van
Burgemeester en Wethouders, verboden als bewaker van
rijwielen post te vatten of op eenigerlei wijze zijn diensten
als zoodanig aan te bieden.
N°. 64. Leiden, 8» April 1943.
Het is in de praktijk gebleken, dat de artikelen 3 t/m 6
van de verordening op openbare vermakelijkheden en bijeen
komsten geen voldoende waarborgen konden bieden voor de
brandveiligheid bij het geven van vermakelijkheden, enz. In
deze artikelen is de materie te veel in onderdeelen geregeld.
Ter tegemoetkoming aan de bezwaren is thans een nieuw
art. 3 ontworpen, dat den Burgemeester de bevoegdheid
geeft met betrekking tot het geven of doen plaats hebben
van openbare vermakelijkheden, tentoonstellingen en bijeen
komsten, die een openbaar karakter dragen, en tot ver
makelijkheden of bijeenkomsten van eenigen omvang in
besloten kring, nadere voorschriften te geven in het belang
van de veiligheid van de bezoekers, in het bijzonder van
de brandveiligheid. Aan de hand van deze artikelen kunnen
dus eischen worden gesteld, die zich aanpassen, zoowel aan
het bijzonder karakter van de bijeenkomst, als van de
lokaliteit, waarin de bijeenkomst wordt gehouden. In een
nieuw artikel 4 is de verplichting voor de bezoekers van
een vermakelijkheid, enz. neergelegd, om te voldoen aan
aanwijzingen van orde en veiligheid, die door of namens
den Burgemeester worden gegeven. De artikelen 5 en 6
konden vervallen. Yan de gelegenheid is gebruik gemaakt
om artikel 10 aanwijzing van de opsporingsambtenaren
in overeenstemming te brengen met de wettelijke bepalingen
en om de strafmaat in artikel 12 te verhoogen.
Het bovenstaande overwegende heeft de Burgemeester op
8 April 1943 het volgende besluit genomen:
DE BURGEMEESTER VAN LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 28 April 1898
Gemeenteblad No. 9) op openbare vermakelijkheden en
bijeenkomsten, laatstelijk gewijzigd bij verordening
van 30 Januari 1933 (Gemeenteblad No. 20).
Art. I.
Art. 3 van bovengenoemde verordening wordt gelezen
als volgt:
Art. 3.
De Burgemeester is bevoegd met betrekking tot het geven
of doen plaats hebben van openbare vermakelijkheden, als
bedoeld in art. 1, sub b, tentoonstellingen en bijeenkomsten
van welken aard ook, tot welke de toegang voor het publiek
om niet of tegen betaling open staat, nadere voorschriften
te geven in het belang van de veiligheid van de bezoekers,
in het bijzonder van de brandveiligheid.
Gelijke bevoegdheid komt den Burgemeester toe met be
trekking tot het geven of doen plaats hebben van ver
makelijkheden of bijeenkomsten van welken aard ook in
besloten kring, tot welke meer dan veertig personen toe
gang hebben.
Het is verboden vermakelijkheden, tentoonstellingen of
bijeenkomsten te geven of te doen plaats hebben in strijd
met het bepaalde krachtens het eerste en tweede lid.
Art. II.
Art. 4 wordt gelezen als volgt:
Art. 4.
De bezoekers van een vermakelijkheid, tentoonstelling of
bijeenkomst, als bedoeld in het eerste en tweede lid van
art. 3, zijn verplicht, te voldoen aan aanwijzingen van orde
en veiligheid, die door of namens den Burgemeester zijn
gegeven en die staan aangegeven op door of namens den
Burgemeester gewaarmerkte borden, welke zijn aangebracht
in het lokaal of de lokalen, waarin de vermakelijkheid,
tentoonstelling of bijeenkomst wordt gegeven of plaats vindt.
Art. III.
De artt. 5 en 6 vervallen.
Art. IV.
Art. 10 wordt gelezen als volgt:
Art. 10.
Met het opsporen van overtredingen van het bepaalde in
of krachtens deze verordening zijn, behalve de bij art. 1 van
het besluit van de Secretarissen-Generaal van de Departe
menten van Justitie en Binnenlandsche Zaken van 23 October
1942, betreffende uitbreiding van de bevoegdheden van de
politie, aangewezen personen, belast de Commandant van
de Brandweer en de ambtenaren van de Beroepsbrandweer,
alsmede, voorzoover betreft het opsporen van overtredingen
van het bepaalde in art. 2, de Directeur en de technische
ambtenaren der Gemeentewerken.
Art. V.
Art. 12 wordt gelezen als volgt:
Art. 12.
Overtreding van het bepaalde in deze verordening wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of
geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
N°. 65. Leiden, 12 April 1943.
Door den Secretaris-Generaal van het Departement van
Opvoeding, Wetenschap en Kuituurbescherming zijn voor de
verschillende gemeenten richtlijnen gegeven met betrekking
tot de organisatie van de gemeentelijke bemoeiingen met
de sport en de lichamelijke opvoeding buiten schoolverband,
teneinde eenerzij ds daarin meer eenheid te brengen, ander
zijds die bemoeiingen in de gemeenten, waar achterstand
heerscht, te stimuleeren. Yoor de daartoe in aanmerking
komende gevallen is ten dezen o.m. gedacht aan regionale
samenwerking van gemeenten.
Er is aanleiding deze aangelegenheid ook alhier ter hand
te nemen; uiteraard zal daarbij mede het verband met
reeds bestaande, nuttig werkzaam zijnde instellingen, zooals
de Gemeentelijke Sportstichting, in het oog moeten worden
gehouden.
Voorzoover thans is te overzien, bestaat tegen een regeling,
waarbij overeenkomstig de gedachte van het genoemde
departement een rayon Leiden wordt samengesteld, hetwelk
ook Leiderdorp en Oegstgeest omvat, geen bezwaar. Om
tot een goede organisatie van de bedoelde bemoeiingen te
geraken, is ingevolge de ontvangen richtlijnen o.a. de aan
stelling noodig van een ambtenaar voor de lichamelijke
opvoeding, die ten aanzien van het sportwezen een leiding
gevende, stimuleerende en opvoedende taak zal hebben.
De ambtenaar voor het onderhavige rayon behoort in
dienst te zijn van de gemeente Leiden, terwijl de beide
andere gemeenten een gedeelte van de uitgaven aan Leiden
zouden kunnen vergoeden. Een goede werkwijze vereischt,
dat de te benoemen ambtenaar reeds dadelijk wordt inge
schakeld bij de voorbereiding en uitwerking van de plannen
inzake de organisatie, zoodat reeds in dit stadium tot aan
stelling behoort te worden overgegaan. Hiertoe moet op de
begrooting 1943 een post gebracht worden, waaruit de jaar
wedde en de overige kosten ter zake van deze aangelegenheid
kunnen worden betaald.
Na de goedkeuring door den Commissaris der Provincie
van de betreffende wijziging van de begrooting zal de aan
stelling van den ambtenaar voor de nieuwe functie in den
rang van hoofdadministratief ambtenaar plaats hebben en
kan de voorbereiding en uitvoering van de voorgenomen
plannen verderen voortgang hebben. Met het oog op een
en ander heeft de Burgemeester op 12 April 1943 het
volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;