GEMEENTE LEIDEN. 15 INGEKOMEIV SST UKKEN. N°. 43. Leiden, 4 Maart 1943. Bij besluit van den Burgemeester van 19 Maart 1942 (Ingek. Stukken No. 35) werd bet recht tot beffing van den watertol tegenover den Rijnsburgscben Vliet bij bet „Leidscbe Hek" c.a. van 1 Februari 1942 tot en met 30 April a.s. verpacht aan P. Ciggaar, te Oegstgeest, voor de som van 600.per jaar. De pachter beeft verzocht den tol op den bestaanden voet wederom te mogen pachten. Hier tegen bestaat voor de gemeente geen bezwaar. De verlenging van de verpachting geschiedt onder voor behoud, dat ook de concessie tot het heffen van den tol wordt gecontinueerd. Deze loopt n.l. eveneens op 30 April a.s. af; aan den Secretaris-Generaal van het Departement van W aterstaat is verzocht haar opnieuw te verlengen voor een tijd van 3 jaren. De Burgemeester heeft alsnu op 4 Maart 1943 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de Verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie het recht tot heffing van den watertol tegenover den Rijnsburgschen Vliet bij het „Leidscbe Hek", waaronder begrepen de huur van de huizing, staande op het trekpad aan dien Vliet, alsmede de huur van den tuingrond, gelegen bij, en van het perceel grond, gelegen achter de woning, van 1 Mei 1943 t/m. 30 April 1944, wederom te verpachten aan P. Ciggaar, te Oegstgeest, tegen een pachtsom van 600.per jaar en onder de bestaande voorwaarden, zulks onder voorbehoud, dat het recht van heffing wordt verlengd. N°. 44. Leiden, 4 Maart 1943. De omstandigheid, dat de nieuwe varkensslachtplaats van het Openbaar Slachthuis is gebouwd op bij het Grond bedrijf ingebrachten grond en dat de Lichtfabrieken een gedeelte van het Slachthuisterrein, alsmede een daaraan grenzend perceel van het Grondbedrijf ten westen van de Koningstraat in gebruik hebben of daarover de beschikking behoeven, maakt een ruiling van grond tusschen het Open baar Slachthuis en het Grondbedrijf, en een overdracht van grond aan de Lichtfabrieken noodig. In de transactie moet bovendien worden betrokken de N.V. Electriciteitsbedrijf Zuid-Holland, aangezien deze, in verband met den aanleg van de koppellijn 's-GravenhageLeiden een perceel grond ten oosten van de Koningstraat noodig had voor den bouw van een schakelhuis. De te dezen aanzien met de betrokken bedrijven plaats gehad hebbende besprekingen, hebben ten slotte tot over eenstemming geleid over een regeling op den volgenden voet. a. Tusschen het Openbaar Slachthuis en het Grondbedrijf heeft een grondruiling plaats, waarbij het Slachthuis ver krijgt een ten noorden van dit bedrijf gelegen perceel grond, groot 6861 m2, en het Grondbedrijf een perceel grond, groot 5051 m2, gelegen ten oosten van het slachthuis terrein. Het Slachthuis zal over het verschil in grootte aan het Grondbedrijf 2.74 per m2 toebetalen, zijnde de boek waarde van den tot het Grondbedrijf behoorenden grond met rentebijschrijving. b. Het Grondbedrijf stelt ter beschikking van de Licht fabrieken het tusschen het Slachthuis en het geprojecteerde verlengde van de Koningstraat gelegen perceel grond, groot i 5282 m2, tegen 6.50 per m2, onder verplichting voor de gemeente om den grond t. z. t. bouwrijp te maken door aanleg van het aangrenzende deel van de Koningstraat. c. Aan de N.V. Electriciteitsbedrijf Zuid-Holland wordt verkocht het ten oosten van het genoemde verlengde van de Koningstraat gelegen perceel grond, groot 5300 m2, kad. bekend gemeente Leiden, sectie K., nis. 926, 928, 1034 en 4575 (alle gedeeltelijk), tegen den prijs van 8. per m2. Ook dezen grond moet de gemeente bouwrijp maken door aanleg van het aangrenzend gedeelte van de Koningstraat; voor bet onderwerpelijke terrein worden de kosten van bouwrijp maken beïnvloed door de heffing ten laste van het Grondbedrijf van den z.g. algemeenen omslag van 1.50 per m2, welke omslag daarentegen niet is verschuldigd voor het onder b genoemde perceel, omdat dit buiten het voor dien omslag vastgestelde gebied is gelegen. In verband met een en ander is een prijs van 6.50 voor de Lichtfabrieken en van ƒ8.per m2 voor de Mij. Zuid-Holland aannemelijk te achten. De Burgemeester heeft alsnu op 4 Maart 1943 het volgende besluit genomen; De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening: BESLUIT: behoudens goedkeurig van den Commissaris der Provincie wat betreft sub c, a. tot een ruiüng van gronden tusschen het Grondbedrijf en het Openbaar Slachthuis, waarbij het Grondbedrijf af staat aan het Openbaar Slachthuis het op de bij dit besluit behoorende situatieteekening A met roode kleur aangeduide terrein, groot 6861 m2, kad. bekend gemeente Leiden, sectie K, nis. 4574 en 926 (beide gedeeltelijk) en het Open baar Slachthuis aan het Grondbedrijf afstaat het met bruine kleur aangeduide terrein, groot 5051 m2, kad. bekend gemeente Leiden, sectie K, No. 4575 (ged.) met toebetaling door het Openbaar Slachthuis aan het Grondbedrijf van een bedrag van 2.74 per m2 voor zooveel de oppervlakte van het door het Grondbedrijf afgestane terrein grooter is dan die van het door het Openbaar Slachthuis af te stane terrein b. ter beschikking te stellen van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit het op de bij dit besluit behoorende situatieteekening B met groene kleur aangeduide perceel grond, groot 5282 m2, kad. bekend gemeente Leiden, sectie K, nis. 926, 1034 en 4575 (alle gedeeltelijk) door dit perceel grond uit het Grondbedrijf te nemen tegen een door de Lichtfabrieken te betalen vergoeding van 6.50 per m2 onder bepaling, dat de burgemeester zich het recht voor behoudt om het tijdstip te bepalen, waarop de voor het bouwrijp maken van den grond vereischte aanleg van het aangrenzend deel van de geprojecteerde Koningstraat, die door en voor rekening van de gemeente geschiedt, zal worden uitgevoerd c. aan de N.V. Electriciteitsbedrijf Zuid-Holland, ge vestigd te 's-Gravenhage, te verkoopen het op de situatie teekening B met roode kleur aangeduide perceel grond, groot 5300 m2, kad. bekend gemeente Leiden, sectie K, nis. 926, 928, 1034 en 4575 (alle gedeeltelijk), voor den bouw van 'een 150 K.V. onderstation, tegen den prijs van 8.per m2 en onder de bij dit besluit behoorende voor waarden, waaronder de bepaling, dat de gemeente zich hefc recht voorbehoudt om het tijdstip te bepalen, waarop de voor het bouwrijp maken van den grond vereischte aanleg van het aangrenzend deel van de geprojecteerde Koningstraat, die door en voor rekening van de gemeente geschiedt, zal worden uitgevoerd. N°. 45. Leiden, 4 Maart 1943. Bij besluit van de Secretarissen-Generaal van de Departe menten van Opvoeding, Wetenschap en Kuituurbescherming en van Binnenlandsche Zaken en den waarnemenden Secre taris-Generaal van het Departement van Financiën van 1 December 1942 zijn voorschriften gegeven waarnaar, te beginnen met het schooljaar 1942/43, de heffing van school geld voor middelbaar- en voorbereidend hooger onderwijs moet geschieden. Volgens de voor het schooljaar 1941/42 voor het laatst toegepaste regeling werd het schoolgeld geheven naar de zg. gemengde hoofdsom (het totaal van de door den school- geldplichtige en zijn niet van tafel en bed gescheiden echt- genoote verschuldigde hoofdsommen wegens gemeentefonds en vermogensbelasting te zamen, de laatste voor zoover zij 5.per kind te boven ging). Voortaan zal echter als maat staf gelden het totaal bedrag, dat verschuldigd is wegens inkomstenbelasting over het bij den aanvang van het school geldjaar laatstverloopen kalenderjaar of een gedeelte daarvan en wegens vermogensbelasting over het bij den aanvang van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1943 | | pagina 9