78
vangsten betreft het ongedekt tekort van den gewonen
dienst 1941, dat voor een administratief sluitend maken van
dien dienst voorloopig naar den kapitaaldienst werd over
geboekt.
De kapitaaldienst werd naderhand in uitgaaf verhoogd
met ƒ8.040.914.94 en dus gebracht op ƒ15.853.925.94; de
ontvangst werd verhoogd met 8.271.360.94 en dus gebracht
op 15.804.150.94.
Het verschil ad 230.446.— 8.271.360.94 8.040.914.94)
tusschen de verhooging van de ontvangsten en die van de
uitgaven is ontstaan, doordat het op de uitgaven van den
kapitaaldienst overgebracht ongedekt tekort van den ge
wonen dienst 1941, geraamd op 280.221.met 246.291.
kon worden verlaagd en dus werd gebracht op 33.930.—
(zie Ingek. Stukken No. 27 van 1941), terwijl de op den
kapitaaldienst geraamde ontvangst ad ƒ24.375.ter zake
van reserveering van aflossingen van nog niet in een vaste
leening opgenomen kapitaalsuitgaven, in verband met de
in 1941 aangegane geldleeningen, moest worden verlaagd
met 15.845.
Ter toelichting van den gewonen dienst wordt het volgende
opgemerkt.
Het nadeelig kassaldo van den gewonen
dienst ad469.273.49
moet worden verhoogd met een bedrag van. 34.994.96
wegens onbetaalde rekeningen en onverwerkt
gebleven credieten.
504.268.45
Daarentegen moet nog worden ontvangen. 374.228.07
wegens bij het sluiten van den dienst 1941 nog
te ontvangen gelden, dat dienstjaar en vorige
dienstjaren betreffende,
zoodat de gewone dienst 1941 sluit met een
nadeelig exploitatie-saldo van130.040.38
(Zie voor de specificatie van de bovengenoemde bedragen
ad ƒ34.994.96 en ƒ374.228.07 Ingek. Stukken No. 167 van
1942.)
Het nadeelig exploitatie-saldo van den gewonen dienst
1941 ad 130.040.38 komt ten laste van de begrooting
voor 1943.
(De rekening 1940 sloot met een nadeelig exploitatie-saldo
van 251.265.08, dat ten laste van de begrooting voor 1942
is gebracht.)
Aangezien, zooals hierboven reeds werd medegedeeld, de
begrooting van den gewonen dienst 1941 uiteindelijk sloot
met een geraamd nadeelig saldo van ƒ33.930.is het
resultaat van dien dienst rond 96.000.ongunstiger dan
geraamd was, hetgeen op zichzelf niet onbevredigend kan
worden genoemd.
Evenals voorgaande jaren moet bij de beoordeeling van
het exploitatie-resultaat evenwel in aanmerking worden
genomen, dat ook aan het dienstjaar 1941 een belangrijk
bedrag aan „bijzondere middelen" is ten goede gekomen.
TJit „Vroegere diensten" kwam, met mederekening van de
bij het sluiten van den dienst 1941 nog te ontvangen en
uit te geven gelden, 159.480.46 aan 1941 ten goede, waarin
begrepen 134.812.16 als batig saldo van den gewonen
dienst 1939.
De ook voor 1941 gehandhaafde verlaging van 2 tot
van het stortingspercentage in het Vernieuwingsfonds der
Stedelijke Lichtfabrieken beteekende een mindere last van
ƒ164.280.—.
Voorts werd van het nadeelig saldo ad ƒ67.764.06 van
den gewonen dienst van het Grondbedrijf over 1941 een
gedeelte ad 30.000.uit de reserve van dat bedrijf bestreden
en bleef ook over 1941 de afschrijving ad 31.825.op
het aandeelenbezit in de Leidsche Duinwater-Maatschappij
achterwege.
De halveering van de premie voor het Gemeentelijk Onge
vallenfonds had over 1941 een lagere uitgaaf van ƒ9.278.96
tengevolge.
Vervolgens werd ten behoeve van den gewonen dienst 1941
ƒ25.000.teruggenomen van de uit vroegere batige saldi
van den gewonen dienst, via het voormalige Fonds voor
Stadsverbetering en Sociale doeleinden, voor openbare
werken van den kapitaaldienst aangewende bedragen.
Verder kwam aan den gewonen dienst 1941 ten goede
een bedrag van 17.400.dat van de winst over 1940 van
het Openbaar Slachthuis was gereserveerd ten behoeve van
de gemeentebegrooting voor 1941.
De bovengenoemde posten bedragen in totaal 437.264.42.
Hiertegenover werd de gewone dienst 1941 belast met een
bedrag van 17.751.99 in totaal ter zake van onverwerkte
of overbruikte credieten het dienstjaar 1941 betreffende.
Aan „bijzondere middelen" is dus een netto-bedrag van
437.264.42 17.751.99 419.512.43 aan den dienst 1941
ten goede gekomen.
Over de jaren 1939 en 1940 werden de „bijzondere mid
delen" berekend op respectievelijk 395.493.32 en 496.416.54.
Zonder de bijzondere baten ad 419.512.43 zou de gewone
dienst 1941 een exploitatie-tekort van 549.552.81
130.040.38 419.512.43) hebben opgeleverd; over 1940
bedroeg dit 747.681.62.
Met betrekking tot de verschillen tusschen de begrooting
en de rekening 1941 wordt volstaan met de vermelding van
eenige van de belangrijkste posten.
De winst van de Gasfabriek, geraamd op 211.512.
bedroeg ƒ142.354.10, d. i. ƒ69.157.90 minder; die van de
Electriciteitsfabriek bedroeg 868.366.96, d. i. 101.460.04
minder dan de raming ad 969.827.
In verband met het aangaan van eenige nieuwe geld
leeningen moest wegens „rente en aflossing" 83.811.11
meer worden betaald dan geraamd was, waartegenover
echter een lagere uitgaaf van 52.718.47 staat wegens „rente
van tijdelijk kasgeld, zoodat de meerdere netto-uitgaaf
31.092.64 bedroeg.
De aan de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon
uitgekeerde subsidie bedroeg 936.784.59, d. i. 63.484.59
meer dan de oorspronkelijk uitgetrokken som van 873.300.
De uitkeering uit het Gemeentefonds van het verschil
tusschen de opbrengst van 75 en 55 opcenten op de Gemeente
fondsbelasting 1940/1941, welke was geraamd op 116.450.
bedroeg slechts ƒ4.435.d. i. ƒ112.015.minder.
Aan rente van door de bedrijven e. d. bij den gemeente
ontvanger a déposito geplaatste gelden moest, in hoofdzaak
door de stijging van het rentepercentage, rond 35.000.
meer worden betaald dan geraamd was.
Wegens restitutie van te veel op voorschot enz. ontvangen
belastingen moest 42.500.74 aan het Eijk worden terug
betaald, n.l. 14.953.18 ter zake van 48 opcenten dividend
en tantièmebelasting, 9.189.91 aan uitkeering hoofdsom
personeele belasting naar den 4en, 5en, 6en en 7en grondslag
en 18.357.65 aan uitkeering opcenten hoofdsom personeele
belasting.
De ontvangst aan marktgelden, geraamd op 54.000.
bedroeg 35.715.14, d. i. 18.284.86 minder.
De ten laste van de gemeente komende kosten van de
centrale keuken vereischte een niet-voorziene uitgaaf van
13.250.94, de voor rekening van de gemeente komende
kosten van de luchtbescherming waren 20.444.03 hooger
dan geraamd was, terwijl de kosten van den Gemeentelijken
Dienst voor Sociale Zaken (jaarwedden, schrijfloonen en
verdere kosten) de raming met 21.757.96 overtroffen.
Voorts waren de ten laste van de gemeente komende
kosten van pensionneering en verzekering (met inbegrip van
de uitgaven ingevolge de Kinderbijslagwet, het besluit op
de Vereveningsbelasting en het Ziekenfondsenbesluit, waar
voor geen gelden waren uitgetrokken), 24.615.hooger
dan de raming ad 275.301.
Ten slotte waren de uitgaven van den dienst van ge
meentewerken, in hoofdzaak door de prijsstijging van de
materialen en de verhooging van de loonen, rond 40.000.
hooger, dan geraamd was.
Tegenover deze lagere ontvangsten en hoogere uitgaven
kunnen de volgende voordeelige factoren worden genoemd.
Het nadeelig saldo van de gestichten „Endegeest c.a.",
dat geraamd was op 15.000.bedroeg 8.144.56 of
6.855.44 minder.
De exploitatie van het Openbaar Slachthuis, leverde een
winst op van 215.80, terwijl een verhes van 30.000.
was geraamd.
Zooals hierboven echter reeds werd medegedeeld kwam
aan 1941 een buitengewone ontvangst van 17.400.ten
goede, welk bedrag van de winst over 1940 was gereserveerd.
Aan rente van belegd kasgeld werd 16.858.35 meer
ontvangen dan geraamd was.
De ontvangst ter zake van de voorbereiding en de uit
voering door Gemeentewerken van werken voor bedrijven
en particulieren, welke was geraamd op 34.000.bedroeg
61.937.02, d. i. 27.937.02 meer.
De uitkeering van het Eijk wegens 15 opcenten op de
winstbelasting, welke oorspronkelijk was geraamd op
40.000.—, bedroeg 134.830.05 of 94.830.05 meer.
Voorts werd ter zake van 55 opcenten op de hoofdsom
der gemeentefondsbelasting 17.850.58 meer ontvangen dan
geraamd was, wegens uitkeering uit het gemeentefonds over
het jaar 1941, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de ver
ordening No. 30/1941 19.275.88 meer en aan 200 opcenten
op de hoofdsom der personeele belasting 5.325.meer.
Aan „straatbelasting" werd 5.463.07 meer ontvangen dan
de geraamde ontvangst ad 273.000.Aan schoolgelden
(lager, middelbaar en hooger onderwijs) werd rond 17.900.
meer ontvangen dan geraamd was.
De ten laste van de gemeente blijvende netto-uitgaven