84
De vergoedingen voor het afgeven van geneeskundige
verklaringen ten behoeve van de extra-verstrekking van de
distributieartikelen en de ontvangsten van het gemeentelijk
badhuis konden resp. ƒ3.490.en 1.903.hooger worden
geraamd.
Daarentegen was voor den Geneeskundigen Dienst, o. m.
als gevolg van de uitbreiding van het administratief personeel,
6.838.meer vereischt. (1942 is de post suppletoir met
3052.verhoogd).
De post geneeskundig schooltoezicht, voor 1942 ƒ9.716.
groot, bedraagt thans 12.849.Deze stijging is in het
bijzonder veroorzaakt door de indienstneming van een
schoolverpleegster op arbeidsovereenkomstverder is op
dezen post 1.040.gebracht voor de kosten van ver
lichting, verwarming enz. van de lokaliteit voor de school-
tandverzorging en het loon van een geleidster voor de kin
deren van en naar die lokaliteit. Aangezien de Nederlandsche
Yolksdienst zich met de schooltandverzorging heeft belast,
kan de desbetreffende post op de begrooting voor 1942 ad
ƒ3.270.vervallen.
HOOFDSTUK Y (Volkshuisvesting).
Meer uitgaven. 3.192.
Minder ontvangsten 256.
Nadeeliger 3.448.
Tegenover een vermindering van de rente van geldleeningen
van 3.696.staat een verhooging van de aan het Kijk
verschuldigde annuïteiten van ƒ2.295.alsmede een ver
hooging van den post betreffende de bijdragen in de exploita
tietekorten der woningbouwvereenigingen van 4.500.
HOOFDSTUK VI (Openbare Werken).
Minder uitgaven. 10.639.
Minder ontvangsten 10.615.
Voordeeliger. 24.
De fabricage-begrooting, welke niet uitsluitend op dit
hoofdstuk betrekking heeft, maar ook vele andere onder-
deelen van de begrooting betreft, geeft ten opzichte van 1942
het volgende resultaat:
1943 normaal-onderhoud 540.238.
extra-onderhoud20.525.
560.763.—
1942 normaal-onderhoud 551.846.
extra-onderhoud17.535.
569.381.
Voordeeliger8.618.
Bij het opmaken van de fabricage-begrooting moest
uiteraard rekening worden gehouden met het peil van loonen
en salarissen en van de materiaal-prijzen, welke toen golden.
Anderzijds werd de geboden zuinigheid betracht, waarvan
een deel vanzelf .reeds toepassing moest vinden, zoowel in
verband met de voorgeschreven verduisteringsmaatregelen,
als met de algemeene materialen-positie.
Zoo behoefde, ondanks de algemeene salarisverhooging,
de jaarweddenpost van het personeel van den Dienst van
Gemeentewerken slechts ƒ1.480.hooger uitgetrokken te
worden, hetgeen mogelijk was door het niet vervullen van
enkele vacatures.
De lagere uitgaven op dit hoofdstuk betreffen voornamelijk
de volgende posten:
onderhoud straten en pleinen11.400.
kosten van de markten1.225.
kosten van het verleenen van kindertoeslag 4.625.
rente van geldleeningen3.718.
bijdrage aan den kapitaaldienst1.899.
22.867.—
Hiertegenover moesten enkele uitgaafposten hooger worden
geraamd, t. w.
jaarwedden personeel Dienst van Gemeente
werken 1.480.
onderhoud parken en plantsoenen1.100.
onderhoud bruggen3.300.
kosten van verzekering, pensionneering enz.
van ambtenaren (voornamelijk door de nieuwe
sociale heffingen)6.422.
12.302.—
Op basis van de werkelijke ontvangsten over de eerste
9 maanden van 1942 is de opbrengst van de lig-, brug-, markt
en havengelden 11.700.lager geraamd,
en die der recognities in ver
band met de werkelijke ont
vangsten over 1941 4.000.
dus totaal 15.700.
Daarentegen konden de volgende posten worden verhoogd
weegloonenmet 3.200.
straatbelasting1.500.
het verhaal van de premie Ziekenfondsenbesluit
en pensioensbijdragen3.150.
7.850.—
In verband met de te verwachten geringere uitvoering van
bouwwerken en dergelijke tengevolge Van de schaarschte aan
bouwmaterialen, is de ontvangstpost „aandeel in de alge
meene kosten terzake van de voorbereiding en uitvoering
van werken voor particulieren, bedrijven enz." uitgetrokken
op 22.000.tegenover 25.000.voor 1942.
HOOFDSTUK VII (Eigendommen niet voor den
openbaren dienst bestemd).
Minder uitgaven. 570.
Meer ontvangsten 74.
Voordeeliger. 644.
HOOFDSTUK VIII (Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen).
Dit hoofdstuk is in totaal 16.491.nadeeliger.
Voor de begrooting van 1943 moest rekening worden ge
houden met de meerdere uitgaaf voortvloeiende uit het
buiten werking stellen van de 5 korting, welke sedert
1 Januari 1936 werd toegepast op de salarissen, geregeld
bij het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren
1934, en uit het ongedaan maken van de korting toegepast
op de salarissen geregeld bij gemeentelijke verordening.
De nadeelige gevolgen van deze maatregelen worden echter
voor een belangrijk deel opgevangen door verhooging van de
Kijksvergoeding en de kosten van salariëering van het ver
plicht onderwijzend personeel bij het lager-, voortgezet
gewoon lager-, buitengewoon lager- en uitgebreid lager
onderwijs.
Wegens hoogere salariëering van het onderwijzend per
soneel, waarvan de salarissen niet door het Kijk worden
vergoed, t. w. het onderwijzend personeel der bewaarscholen,
de vakonderwijzers en het leerarenpersoneel der scholen voor
Voorbereidend Hooger- en Middelbaar Onderwijs, moest op
een hoogere uitgaaf van 18.000.worden gerekend, waar
tegenover slechts stond een hoogere raming van de ontvangsten
ter zake van pensioensbijdragen van 1.800.
Mede als gevolg van de evenbedoelde salarisherziening
bleek het noodig voor vergoedingen wegens belooning van
vakonderwijzers, als bedoeld in artikel lOlöis der Lager
Onderwijswet 1920, een hooger bedrag uit te trekken van
ƒ3.000.—.
Aangezien de raming van den post op de begrooting 1942
wegens vergoeding in de kosten van salariëering van het
personeel der bijzondere bewaarscholen en in de kosten van
instandhouding dier scholen te laag bleek te zijn, moest voor
dat doel thans 5.400.meer worden uitgetrokken.
Ka kennisneming van de door de besturen der alhier
gevestigde Nijverheidsscholen bij het Departement van
Opvoeding, Wetenschap en Kuituurbescherming ingediende
concept-begrootingen, bleek het noodig voor subsidiëering
dier scholen een bedrag van 7.300.meer uit te trekken
dan over 1942.
Tegenover deze meerdere uitgaaf staat evenwel een hoogere
raming van de ontvangsten terzake van bijdragen van ge
meenten in de kosten van het Nijverheidsonderwijs van
6.000.—.
Bij besluit van den Secretaris-Generaal van het Departe
ment van Opvoeding, Wetenschap en Kuituurbescherming,
d.d. 25 Maart 1941 (StCrt. 62), werd bepaald, dat met ingang
van 1 Januari 1943, de toelating van bezitters van de be
voegdheid als onderwijzer tot kweekeling in de school,
vervalt. Als gevolg daarvan kon de post „Toelagen en bij
dragen tot opleiding van onderwijzers", waarop voor den
dienst 1942 10.000.werd uitgetrokken, vervallen.
Voorts had de afschaffing van het Kweekelingenstatuut
automatisch tengevolge eene bezuiniging op de vergoeding