46 treffende den inkoop van diensttijd, zooals die vóór 1 Maart 1942 waren vastgesteld, van toepassing waren. Bij Raadsbesluit van 24 Augustus 1925, aangevuld bij Raadsbesluit van 22 Maart 1926, werd besloten het verhaal tot de bij de wet toegelaten grens op de ambtenaren toe te passen. Mede met het oog op den financiëelen toestand van de gemeente dient ook thans het verhaal wegens inkoop van diensttijd tot het maximum in casu derhalve verhoogd tot 100 plaats te vinden, met dien verstande uiteraard, dat het verhaal van 50 blijft gelden voor inkoopen, die hebben plaats gevonden ingevolge de bepalingen der Pen sioenwet, zooals deze vóór 1 Maart 1942 luidden; overeen komstig een der bepalingen van de genoemde beschikking blijft ook het verhaal wegens inkoop van wachtgeldtijd tot 50 van de inkoopsom beperkt. In verband met het vorenstaande heeft de Burgemeester op 24 Augustus 1942 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: te bepalen: I. Yan de door de gemeente verschuldigde bijdragen wegens inkoop van diensttijd, bedoeld in de artikelen 41, 42a en 135 der Pensioenwet 1922 (S. 240) zal verhaal tot de bij de artikelen 42, 3e lid, 42a, 5e lid en 137 dier wet toegelaten grens plaats vinden; II. Dit besluit treedt met terugwerkende kracht op 1 Maart 1942 in werking, op welk tijdstip het raadsbesluit van 24 Augustus 1925, aangevuld bij raadsbesluit van 22 Maart 1926, vervalt, behoudens het bepaalde in het volgende lid III. Het raadsbesluit van 24 Augustus 1925, aangevuld bij raadsbesluit van 22 Maart 1926, blijft van kracht ten aanzien van hen, op wie op het tijdstip van inkoop de bepalingen van de Pensioenwet 1922 (S. 240) betreffende den inkoop van diensttijd, zooals deze voor 1 Maart 1942 waren vast gesteld, van toepassing waren. N°. 114. Leiden, 27 Augustus 1942. Bij besluit van den Commissaris van de Provincie van 23 Juni 1942 is, op grond van het besluit van den Secretaris- Generaal van het Departement van Sociale Zaken, d.d. 8 Januari 1942, no. 337, aan de gemeente vergunning ver leend tot openstelling van de zweminrichting ,,de Zijl" alhier. Aan deze vergunning zijn verschillende voorwaarden ver bonden, die het aanbrengen van eenige technische voor zieningen noodig maken. De aan een en ander verbonden kosten worden geraamd op 1.300.—. Mitsdien heeft de Burgemeester op 27 Augustus 1942 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie vast te stellen staat no. 30 tot wijziging van de gemeente- begrooting, model E, dienst 1942, tot beschikbaarstelling van een bedrag van 1.300.voor het uitvoeren van eenige voorzieningen in de zweminrichting „de Zijl". Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1942 | | pagina 4