44
B. vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING,
houdende beperking van het recht van vestiging in en ver
huizing binnen de gemeente Leiden, als bedoeld in
artikel 1, lid 2, van het Vestigingsbesluit.
Artikel 1.
1. Het is zonder schriftelijke vergunning van den Burge
meester verboden:
a. zich binnen de gemeente te vestigen;
b. binnen de gemeente te verhuizen.
2. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op
hen, die overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, vierde lid,
van de Woningwet zijn begrepen onder een gezin, dat zich
niet in strijd met de bepalingen van deze verordening in de
gemeente heeft gevestigd.
Artikel 2.
Vestiging in en verhuizing binnen de gemeente wordt
geacht te hebben plaats gehad, zoodra de betrokkene, inge
volge artikel 7, onderscheidenlijk 12 van het Besluit Be
volkingsboekhouding 8 1936 No. 342 tot aangifte verplicht is.
Artikel 3.
Voor het opsporen van de in de artikelen 3 en 4 van het
Vestigingsbesluit strafbaar gestelde feiten worden mede aan
gewezen de met het toezicht op de naleving van deze ver
ordening belaste ambtenaren van den dienst van Gemeente
werken en van de gemeentesecretarie.
Artikel 4.
Deze verordening treedt in werking op den dag van haar
afkondiging.
N°. 107. Leiden, 8 Augustus 1942.
Bij besluit van 18 September 1941 (Ingek. Stukken No. 116)
werd het middelste van de drie voetbalvelden in den Stads-
polder achter de Lucas van Leydenstraat en de Bakker
Korffstraat bij verlenging verhuurd aan de afdeeling Leiden
van den Nederlandschen Arbeiders Sportbond (thans voetbal-
vereeniging A.O.V. van dezen bond) van 15 Augustus 1941
tot 15 Augustus 1942 tegen een huursom van 175.per jaar.
De vereeniging heeft verzocht het veld wederom op den
bestaanden voet voor een jaar te mogen huren. Aangezien
hiertegen geen bezwaar bestaat, heeft de Burgemeester op
8 Augustus 1942 het volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie
het middelste van de drie voetbalvelden in den Stadspolder
achter de Lucas van Leydenstraat en de Bakker Korffstraat
van 15 Augustus 1942 tot 15 Augustus 1943 wederom te
verhuren aan de voetbalvereeniging A.O.V. van den Ned.
Arbeiders Sportbond voor 175.per jaar en onder de
bestaande voorwaarden.
N°. 108. Leiden, 10 Augustus 1942.
Tengevolge van de huidige woningschaarschte komt het
voor, dat verhuurders van groote woonhuizen meer gezinnen
in die huizen toelaten, dan met het oog op de hygiene en
zedelijkheid toelaatbaar is.
Ten einde dit euvel tegen te gaan, is het gewenseht in
de verordening betreffende de levering van electriciteit en
die betreffende de levering van gas, naast de bestaande
bepaling in zake het verbreken van den stroom- en gas-
toevoer bij onvoldoende verduistering van perceelen, ook een
bepaling op te nemen, op grond waarvan de stroomtoevoer
en de gastoevoer in gevallen als de bedoelde kunnen worden
verbroken.
Mitsdien heeft de Burgemeester op 10 Augustus 1942 de
volgende besluiten genomen:
1°. De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 17 December 1914
Gemeenteblad No. 37), betreffende de levering van electri
citeit door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Elec
triciteit, laatstelijk gewijzigd bij verordening van
18 September 1941 (Gemeenteblad No. 13).
Eenig artikel.
Het tweede lid van art. 17bis van bovengenoemde ver
ordening wordt gelezen als volgt:
De stroomtoevoer naar eenige aansluiting kan mede zonder
eenige schadevergoeding worden verbroken op last van of
namens den Burgemeester
a. voor een door hem te bepalen tijdsduur bij niet- of
niet behoorlijke naleving van de door het bevoegd gezag
vastgestelde voorschriften betreffende het verduisteren van
perceelen met het oog op de luchtbescherming;
b. indien de wijze van bewoning of gebruik van het perceel
naar het oordeel van den Burgemeester op hygiënisch en/of
zedelijk gebied ontoelaatbaar is of indien naar het oordeel
van den Burgemeester de vrees bestaat dat een zoodanige
wijze van bewoning of gebruik zich zal voordoen.
Bij herstelling van de aansluiting vindt het bepaalde in
art. 17, derde lid, overeenkomstige toepassing.
2°. De BURGEMEESTER van LEIDEN
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 17 December 1914
(Gemeenteblad No. 36), betreffende de levering van gas door
de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, laat
stelijk gewijzigd bij verordening van 18 September
1941 (Gemeenteblad No. 14).
Eenig artikel.
Het tweede lid van art. 17bis van bovengenoemde ver
ordening wordt gelezen als volgt:
De gastoevoer naar eenige aansluiting kan mede zonder
eenige schadevergoeding worden verbroken op last van of
namens den Burgemeester
a. voor een door hem te bepalen tijdsduur bij niet- of
niet behoorlijke naleving van de door het bevoegd gezag
vastgestelde voorschriften betreffende het verduisteren van
perceelen met het oog op de luchtbescherming;
b. indien de wijze van bewoning of gebruik van het perceel
naar het oordeel van den Burgemeester op hygiënisch en/of
zedelijk gebied ontoelaatbaar is of indien naar het oordeel
van den Burgemeester de vrees bestaat dat een zoodanige
wijze van bewoning of gebruik zich zal voordoen.
Bij herstelling van de aansluiting vindt het bepaalde in
art. 17, derde lid, overeenkomstige toepassing.
N°. 109. Leiden, 13 Augustus 1942.
Ingevolge raadsbesluit van 16 Juni 1941 (Ingek. Stukken
No. 65) wTerd de exploitatie van de buffetten van de Stads
gehoorzaal bij verlenging verpacht aan W. F. van Ingen-
Schenau Jr., alhier, van 1 Mei 1941 tot wederopzeggens, doch
uiterlijk tot 1 Mei 1942. De pachtsom van 2.400.welke
reeds gedurende eenige jaren vóór 1 Mei 1940 gold, bleef
daarbij gehandhaafd, doch met het oog op de bijzondere
tijdsomstandigheden werd den pachter de toezegging gedaan,
dat nader zou worden overwogen, of er aanleiding was tot
geheele of gedeeltelijke vrijstelling van betaling van de
pachtsom.
In verband met een door den pachter ingediend verzoek