GEMEENTE LEIDEN. 43 IN6EKOMEN STUKKEN. N°. 104. Leiden, 5 Augustus 1942. Aangezien het in verband met de vordering van rijwielen ten behoeve van de Duitsche Weermacht noodig bleek te beschikken over een nauwkeurig overzicht van de binnen de gemeente aanwezige rijwielen, heeft de Burgemeester op 5 Augustus 1942 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; Overwegende, dat bij de vordering van rijwielen ten behoeve van de Duitsche Weermacht is gebleken, dat een nauwkeurig overzicht van de binnen de gemeente aanwezige rijwielen noodig is om van overheidswege de verplichte inlevering op de voorgeschreven wijze te kunnen doen plaats hebben en de daaruit voortvloeiende lasten zoo rechtvaardig mogelijk over de ingezetenen te verdeelen; BESLUIT: I. vast te stellen de navolgende verordening: VERORDENING, houdende de verplichting tot aangifte van rijwielen. Artikel 1. Elk in het bevolkingsregister van de gemeente Leiden opgenomen hoofd van een gezin, hoofd van een samenwoning of afzonderlijk levend persoon in den zin van art. 2 dezer verordening is verplicht: a. ten tijde en ter plaatse, als door den Burgemeester nader bij openbare kennisgeving zal worden bepaald, door invulling en onderteekening van een daartoe namens den Burgemeester te verstrekken formulier, aangifte te doen van het aantal al dan niet bruikbare heeren- en(of) damesrij wielen en(of) belangrijke onderdeelen daarvan, waarover genoemd hoofd (persoon) en(of) de tot zijn gezin of samenwoning behoorende personen op 1 Juli 1942 de beschikking hadden en van de sedert dien datum tot op het tijdstip van deze aangifte in het aantal dier rijwielen en(of) onderdeelen eventueel plaats gehad hebbende wijzigingen; b. van den aan- of verkoop van rijwielen of belangrijke onderdeelen daarvan na de sub a bedoelde aangifte zoo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen tweemaal vier en twintig uren, schriftelijk kennis te geven aan den Commissaris van Politie. Van de aangifte wordt den aangever van gemeentewege een ontvangstbewijs verstrekt. De bovenbedoelde verplichtingen gelden niet voor Rijks- duitschers. Art. 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder a. gezin": 1°. de samenwonende echtgenooten, eventueel met de inwonende, al dan niet gehuwde, kinderen, stief- en pleeg kinderen daaronder begrepen; 2°. de met zijn (haar) al dan niet gehuwde, kinderen, stief- en pleegkinderen daaronder begrepen, samenwonende man of vrouw b. „samenwoning": elk geval, waarin personen op andere wijze dan in dit artikel onder a bedoeld, een huishouding vormen een en ander voor zoover a en b betreft met dien verstande, dat inwonende, tot persoonlijke of huiselijke diensten ge bezigde, personen geacht worden mede tot het „gezin", resp. de „samenwoning" te behooren; c. „hoofd van het gezin": 1°. in het geval, bedoeld onder a, 1°. de man; 2°. in het geval, bedoeld onder a, 2°. de man of de vrouw; d. „hoofd van de samenwoning": de oudste in leeftijd, of, indien de samenwoning plaats heeft in gestichten, inrichtingen en ziekenhuizen en dergelijke het hoofd daarvan of de door hem daartoe aangewezen persoon; e. „afzonderlijk levend persoon": ieder, die krachtens de bovenstaande bepalingen niet deel uitmaakt van een gezin of van een samenwoning. Art. 3. Niet nakoming van de in artikel 1 bedoelde verplichtingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, alsmede verbeurdverklaring van de voorwerpen, waarmede de over treding is gepleegd, voor zoover zij den veroordeelde toe- behooren. II. te bepalen, dat de onder I vermelde verordening onmiddellijk zal worden afgekondigd en terstond daarna in werking treedt. R15. Leiden, 6 Augustus 1942. 15 Augustus a.s. eindigt de verhuring van het noordelijke voetbalveld in den Stadspolder achter de Lucas van Leyden- straat en de Bakker Korffstraat. Dit veld is ingevolge besluit van 18 September 1941 (Ingek. Stukken No. 116) verhuurd aan de voetbalvereeniging „Leidsche Boys" van 15 Augustus 1941 voor den tijd van een jaar tegen 150.per jaar. Met de „Leidsche Boys" werd overeenstemming bereikt over de verlenging van de huur op den bestaanden voet, met dien verstande evenwel dat de huur thans zal loopen van maand tot maand, zulks met het oog op de mogelijkheid, dat de gemeente over dit veld zelf voor sportdoeleinden moet be schikken. De Burgemeester heeft alsnu op 6 Augustus 1942 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie het noordelijke van de drie voetbalvelden, gelegen in den Stadspolder achter de Lucas van Leydenstraat en de Bakker Korffstraat, bij verlenging van maand tot maand te verhuren aan de voetbalvereeniging „Leidsche Boys" tegen de huursom van 12.50 per maand, welke verhuring zal aanvangen op 15 Augustus 1942 en in elk geval zal eindigen op 14 Augustus 1943, en voorts onder de bestaande voorwaarden. N°. 106. Leiden, 7 Augustus 1942. Na de vaststelling van de verordening van 9 Juli 1942, betreffende vestiging en verhuizing binnen de gemeente Leiden, is het Vestigingsbesluit in werking getreden. Aan gezien dit besluit dezelfde materie regelde als de gemeente lijke verordening is deze ingetrokken. Het vaststellen van een gemeentelijke regeling, gegrond op het nieuwe Vestigingsbesluit, bleef echter wenschelijk, o. m. ter voorkoming van toestanden, welke in hygiënisch en/of zedelijk opzicht ongewenscht zijn. Door vestiging in en verhuizing binnen de gemeente van een voorafgaande ver gunning afhankelijk te stellen kan tegen die toestanden worden gewaakt. Het is niet de bedoeling door middel van de nieuwe regeling vestiging en verhuizing in het algemeen te verbieden. Voor een en ander is evenwel een voorafgaande vergunning vereischt, welke slechts zal worden geweigerd indien het verleenen daarvan tot ongewenschte toestanden zou leiden. De verordening zal tevens gelegenheid geven de door middel van de Woningbeurs te verkrijgen gegevens te completeeren. Een en ander in aanmerking nemende heeft de Burge meester op 7 Augustus 1942 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: Ain te trekken de verordening van 9 Juli 1942, betreffende vestiging en verhuizing binnen de gemeente Leiden;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1942 | | pagina 1