39
afdeeling Bevolking van de Gemeentesecretarie aan de
woningbeurs zullen worden verstrekt.
De woningbeurs zal bij den dienst van Gemeentewerken
worden ondergebracht. De daaruit voor dien dienst voort
vloeiende werkzaamheden kunnen voorshands door het aan
wezige personeel worden verricht. Belangrijke kosten zullen
derhalve uit de instelling van een woningbeurs voor de
gemeente niet behoeven voort te vloeien.
Met het oog op het vorenstaande heeft de Burgemeester
op 9 Juli 1942 het volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
1°. in te stellen een woningbeurs, als bedoeld in artikel 15
van de Woningwet;
2°. vast te stellen de volgende verordeningen:
a. VER O R 1) E i\ I G,
houdende voorschriften als bedoeld in artikel 15, tweede lid,
van de Woningwet (Woningbeursverordening)
Artikel 1.
Deze verordening verstaat onder verhuurder een persoon,
die hetzij voor zich zeiven, hetzij in eenige hoedanigheid,
een woning schriftelijk of mondeling verhuurt.
Art. 2.
1. De verhuurder, die een woning of een in aanbouw
zijnde woning te huur heeft, is verplicht daarvan binnen
drie dagen, nadat de woning te huur is gekomen, op een
daartoe door den Burgemeester vastgesteld formulier, aan
gifte te doen bij de gemeentelijke woningbeurs.
2. Bij die aangifte moet de huurprijs, het aantal vertrekken
en de inhoud daarvan worden opgegeven.
Art. 3.
Onder meer wordt een woning geacht te huur te zijn
gekomen,
indien zij door den bewoner is verlaten en nog niet door
een anderen bewoner overeenkomstig haar bestemming is
betrokken;
wanneer door of vanwege den verhuurder:
aan die woning een kennisgeving is aangebracht, dat zij
te huur is;
die woning bij een particulier woningbureau als te huur
is ingeschreven;
ten opzichte van die woning, door middel van een adver
tentie of op eenige andere wijze, bekend gemaakt is, dat
zij te huur is.
Art. 4.
1. De eigenaar, die een onbewoonde woning te koop aan
biedt, is verplicht daarvan binnen drie dagen nadat de
woning te koop is aangeboden op een daartoe door den
Burgemeester vastgesteld formulier aangifte te doen bij de
gemeentelijke woningbeurs.
2. Bij die aangifte moet de koopprijs, het aantal vertrekken
en de inhoud daarvan worden opgegeven.
Art. 5.
Onder meer wordt een woning geacht te koop te zijn aan
geboden, wanneer door of vanwege den eigenaar:
aan die woning een kennisgeving is aangebracht, dat zij
te koop is;
die woning bij een particulier woningbureau als te koop
is ingeschreven;
ten opzichte van die woning, door middel van een adver
tentie of 0^3 eenige andere wijze, bekend gemaakt is, dat
zij te koop is.
Art. 6.
1. De verhuurder, die een woning of een in aanbouw
zijnde woning verhuurd heeft, is verplicht daarvan binnen
drie dagen na het tot stand komen van de huurovereenkomst
op een daartoe door den Burgemeester vastgesteld formulier
aangifte te doen bij de gemeentelijke woningbeurs.
2. Bij die aangifte moet de huurprijs, het aantal vertrekken
en de inhoud daarvan worden opgegeven.
Art. 7.
1. De eigenaar, die een onbewoonde woning verkocht heeft,
is verplicht daarvan binnen drie dagen na het tot stand
komen van de koopovereenkomst op een daartoe door den
Burgemeester vastgesteld formulier aangifte te doen bij de
gemeentelijke woningbeurs.
2. Bij die aangifte moet de koopprijs, het aantal vertrekken
en de inhoud daarvan worden opgegeven.
Art. 8.
Met het opsporen van overtredingen van het bepaalde in
deze verordening zijn, behalve de bij art. 141 van het Wetboek
van Strafvordering aangewezen personen, belast de ambte
naren der gemeentepolitie en die van den dienst der Ge
meentewerken.
Art. 9.
Ter uitvoering van de bepalingen dezer verordening wordt
aan de in artikel 8 genoemde ambtenaren de last verstrekt
om te allen tijde, indien zij dit noodig achten, de woningen
en andere perceelen der ingezetenen, huns ondanks, binnen
te treden, voor wat woningen betreft, met inachtneming
van de bepalingen der wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad
No. 83).
Art. 10.
Deze verordening treedt in werking met ingang van den
dag na dien harer afkondiging.
b. VERORDENING,
betreffende vestiging en verhuizing binnen de gemeente Leiden l).
Artikel 1.
Het is een ieder verboden:
a. zijn woonplaats binnen de gemeente Leiden te vestigen
of aldaar hoofdverblijf te houden, voor zoover hij op het
oogenblik van het in werking treden van deze verordening
aldaar geen woonplaats of hoofdverblijf heeft;
b. binnen de gemeente te verhuizen.
Art. 2.
Het is verboden aan personen, die zich in strijd met het
in artikel 1 bepaalde in de gemeente vestigen of hebben ge
vestigd, dan wel binnen de gemeente verhuizen of zijn ver
huisd een woning geheel of ten deele ter bewoning af te staan.
Art. 3.
De voorgaande bepalingen zijn niet van toepassing voor
zoover het betreft personen, die:
a. in het bezit zijn van een door of vanwege den Burge
meester afgegeven schriftelijke vergunning;
b. overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, vierde lid,
van de Woningwet zijn begrepen onder een gezin dat zich
niet in strijd met de bepalingen dezer verordening in de
gemeente vestigt of heeft gevestigd, dan wel verhuist of
is verhuisd.
Art. 4.
Overtreding van de bepalingen dezer verordening wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of
geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Art. 5.
Met het opsporen van overtredingen van het bepaalde
in deze verordening zijn, behalve de bij artikel 141 van het
Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast
de ambtenaren der gemeentepolitie, de ambtenaren van den
dienst der Gemeentewerken en de nader door den Burge
meester aangewezen ambtenaren ter Gemeentesecretarie.
Art. 6.
Deze verordening treedt in werking op den dag van haar
afkondiging.
l) Deze verordening is tengevolge van het inmiddels afgekondigde
vestigingsbesluit ingetrokken en door een andere vervangen.