8
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie,
door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat,
op de begrooting voor het dienstjaar 1942 een bedrag van
900.te brengen als subsidie aan de Commissie in zake
Huishoudelijke Voorlichting en Gezinsleiding, ten behoeve
van het houden van cursussen voor huisvrouwen, zulks met
bepaling, dat dit subsidie als een maximum dient te worden
beschouwd, en dat, indien eventueel een of meerdere cur
sussen niet worden gegeven, het subsidie naar verhouding
wordt verminderd en onder voorwaarde, dat aan den
Burgemeester binnen een maand na het einde der cursussen
1942 een rekening en verantwoording over 1942, zoomede
een verslag betreffende de in dat jaar gehouden cursussen,
worden overlegd.
N°. 19. Leiden, 25 Februari 1942.
Tengevolge van het overhjden van den Heer P. A. van
Aggelen is de betrekking van Directeur van de Gemeentelijke
Volkscredietbank vacant gekomen.
In verband hiermede heeft de Burgemeester op 25 Februari
1942, na raadpleging van Commissarissen van de Gemeente
lijke Volkscredietbank, het volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
met ingang van een nader te bepalen datum te benoe
men tot Directeur van de Gemeentelijke Volkscredietbank,
J. Kraneveld, alhier.
N°. 20. Leiden, 26 Februari 1942.
Op 27 November 1941 besloot de Burgemeester om, zoo
noodig, gedurende het le kwartaal 1942 kasgeldleeningen aan
te gaan tot een maximaal bedrag van 2.500.000.
In verband met de gedurende het 2e kwartaal 1942 te
doene uitgaven voor rente en aflossing van geldleeningen,
voor de aan het Pensioenfonds voor Burgerlijke Ambtenaren,
ingevolge art. 158 van de Pensioenwet, terug te betalen
pensioenen, voor de kosten van werkloozenzorg en werk
verruiming, voor ondersteuning van armlastigen, alsmede
voor andere betalingen en voorschotten van verschillenden
aard, is het wenschelijk, dat ook in het 2e kwartaal 1942
tot sluiting van kasgeldleeningen kan worden overgegaan.
Met het oog op de reeds opgenomen gelden, dient
evenwel het maximaal bedrag, dat de kasschuld, gedurende
het 2e kwartaal 1942, zal mogen beloopen, te worden ver
hoogd van 2.500.000,— tot 2.750.000.—.
Mitsdien heeft de Burgemeester op 26 Februari 1942 het
volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijks
commissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No.
152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en
gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie,
gedurende het 2e kwartaal 1942, zoo noodig, kasgeldlee
ningen aan te gaan tot zoodanig bedrag, dat op geen enkel
tijdstip in dat kwartaal de kasschuld, met inbegrip van het in
rekening-courant bij de N.Y. Bank voor Nederlandsche Ge
meenten op te nemen bedrag, de som van 2.750.000.
te boven gaat en onder de voorwaarden als door hem
zullen worden gesteld.
N°. 21. Leiden, 19 Februari 1942.
In verband met de verwerking in zijn bedrijf van een
hem door de Bedrijfsorganisatie voor Vee en Vleesch toe
gewezen groot aantal nuchtere kalveren en speenvarkens
heeft een der alhier gevestigde fabrikanten van verduur
zaamde levensmiddelen verzocht voor deze dieren een verlaagd
slachtkeurloon in te voeren; bij de geldende tarieven
70 cent voor een nuchter kalf en 60 cent voor een speen
varken zou de verwerking van deze dieren, die gemiddeld
slechts 15 en 4 K.G. uitgebeend vleesch opleveren, zijns
inziens niet loonend zijn. Inderdaad zijn, ook naar het
gevoelen van den Directeur van het Openbaar Slachthuis,
de hierboven bedoelde tarieven, gelet op die in andere ge
meenten, wel voor eenige vermindering vatbaar. Bovendien
verdient het in het belang van de exploitatie van het
slachthuis, alsmede uit een oogpunt van hygiëne endieren-
bescherming, aanbeveling, dat de nuchtere kalveren en
speenvarkens in Leiden worden geslacht en niet, zooals de
laatste jaren met de nuchtere kalveren het geval was, alhier
geslacht worden ingevoerd. Een tarief nu van 40 cent voor
een nuchter kalf een kalf niet zwaarder dan 60 kg.
levend gewicht en van 25 cent voor een speenvarken
een varken niet zwaarder dan 25 kg. levend gewicht
kan een redelijke vergoeding voor de door het slachthuis
bewezen diensten worden genoemd. Aangezien in deze tarieven
het geringe bedrag, aan omzetbelasting verschuldigd, begrepen
is, behoeft in de tabellen voor het verhaal van de omzet
belasting, behoorende bij de besluiten van den Burgemeester
van 2 October en 27 November 1941 (Ingek. Stukken Nis
131 en 162), het bedrag der omzetbelasting niet te worden
vermeld, doch kan met een wijziging van die tabellen, als
hieronder is aangegeven, worden volstaan.
Op grond van een en ander heeft de Burgemeester op
19 Februari 1942 de volgende besluiten genomen:
a. De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening:
V E II O R D E N I N G,
houdende wijziging van de verordening van 4 December 1933
(Gemeenteblad 1934 No. 10), regelende de heffing van
belastingen voor het gebruik van het Openbaar Slacht
huis, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 17 Juli
1939 (Gemeenteblad No. 16).
Artikel I.
In art. 2 van bovengenoemde verordening wordt het
gestelde sub III« onder A en B gelezen als volgt:
„A. voor dieren, andere dan de onder B bedoelde:
a. voor een stier, os, koe, vaars, pink of kalf,
zwaarder dan 250 K.G. levend gewicht 3.
b. voor een kalf, zwaarder dan 60 K.G. levend
gewicht1.75
c. voor een nuchter kalf, niet zwaarder dan 60 K.G.
levend gewicht0.40
d. voor de eerste 500 varkens, zwaarder dan 25 K.G.
levend gewicht, per jaar geslacht, per varken 2.50
e. voor ieder varken, zwaarder dan 25 K.G. levend
gewicht, boven de 500 per jaar geslacht 0.60
voor een varken, niet zwaarder dan 25 K.G.
levend gewicht0.25
B. voor dieren, waarvan de slachting geschiedt ten be
hoeve van de Bedrijfsorganisatie voor Vee en Vleesch:
a. voor een rund, niet in het bezit van de beide
binnenmelktanden2.
b. voor een rund, in het bezit van de beide
binnenmelktanden1.50
c. voor een nuchter kalf, niet zwaarder dan 60 K.G.
levend gewicht0.40
d. voor een varken, zwaarder dan 25 K.G. levend
gewicht0.60
e. voor een varken, niet zwaarder dan 25 K.G.
levend gewicht „0.25
f. voor een schaap of lam, ouder dan 6 maanden 0.50
g. voor een lam 6 maanden oud of jonger „0.25
Art. II.
Deze verordening is met terugwerkende kracht op
1 Januari 1942 in werking getreden.